Tijd voor pacificatie van het leenstelsel

SGP stelt voor om de beschikbaarheid van de aanvullende beurs te vergroten

Opinie | door Roelof Bisschop
22 mei 2019 | De Tweede Kamer is beland in een tweefrontenoorlog over zowel het leenstelsel als de afspraken met de sector over voorinvesteringen. De geschiedenis laat zien dat tweefrontenoorlogen vaak hopeloos zijn en uiterst schadelijk. In dit geval zijn studenten en instellingen slachtoffer van de politiek. SGP-Kamerlid Roelof Bisschop ziet de mogelijkheid van een staakt het vuren die voorkomt dat de tweefrontenoorlog ook nog eens een loopgravenoorlog wordt.
Foto: WalkingGeek (CC BY 2.0)

Leenstelsel veroorzaakt tweefrontenoorlog in de Tweede Kamer

De SGP heeft de invoering van het leenstelsel in 2014 niet gesteund. De belangrijkste overweging was dat het systeem onvoldoende rechtvaardig is. Met name de middeninkomens kregen het door het leenstelsel zwaar te verduren. Studenten uit deze groep zijn nu volledig op een lening aangewezen, terwijl voor lagere inkomens nog een aanvullende beurs als gift beschikbaar is. De situatie van inkomens van 46.000 euro is niet minder zorgelijk dan die van 33.000 euro met een aanvullende beurs van 350 euro per maand, zeker niet wanneer er meerdere studerenden in een gezin zijn.

Bij deze zorg kwam nog de discutabele uitwerking van het leenstelsel als ‘studievoorschot‘. De lening zou een voorschot zijn op het doorgaans hogere inkomen na de studie Kamerstukken II 2014-2015, 34 035, nr. 3, p. 12. . Die vooronderstelling roept op zich al veel vragen op, maar de uitwerking ervan niet minder. Waarom is het eerlijk dat de student uit een gezin met middeninkomen zijn lening straks uit een bescheiden salaris volledig moet afbetalen, terwijl degene die door zijn studie later een topinkomen geniet geen cent van zijn aanvullende beurs hoeft in te lossen?

Het evenwicht moet terug

Het bestaande systeem kan volgens de SGP op eenvoudige wijze fors verbeterd worden. Het is daarvoor goed om de band nog even terug te spoelen naar de oude situatie. Toen bedroeg de basisbeurs ongeveer 285 euro per maand. Voor inkomens tot 46.000 euro kon daar nog maximaal ongeveer 265 euro bij komen. Door de invoering van het leenstelsel waren met name inkomens boven deze grens dubbel de klos.

Niet alleen werd de basisbeurs voor studenten per definitie een lening, ook werden hun ouders wettelijk geacht 100 euro extra te investeren in de studie van hun kinderen. Lagere inkomens werden nog tegemoet gekomen doordat de aanvullende beurs juist met 100 euro steeg. Een belangrijke eerste stap is om het evenwicht tussen deze groepen te herstellen.

“”De nieuwe verhoudingen in de Eerste Kamer bieden kansen om serieus te werken aan een evenwichtiger studiefinanciering.””

De SGP stelt daarom voor de beschikbaarheid van de aanvullende beurs te vergroten. Deze beurs zou niet volledig afgebouwd moeten worden bij een inkomen van 48.000 euro, maar zou ten minste moeten doorlopen tot 60.000 euro. Het betekent concreet dat studenten uit een gezin met een inkomen van 50.000 euro in plaats van helemaal niets weer een echte beurs krijgen van ongeveer 150 euro per maand. Voor een belangrijke groep is daarmee op simpele wijze weer een behoorlijke beurs beschikbaar.

Deze oplossing zou met ruim 100 miljoen geregeld moeten kunnen worden. Het gaat niet om ingewikkelde aanpassing van systemen, maar vooral om het trekken van de beurs. Omdat dit probleem ook de positie van gezinnen raakt kan het kabinet de verantwoordelijkheid niet alleen bij de minister van onderwijs leggen. De nieuwe verhoudingen in de Eerste Kamer bieden kansen om serieus te werken aan een evenwichtiger studiefinanciering. Het rapport Van Rijn onderstreept die noodzaak dubbel.

Straatje schoonvegen

Het behoeft weinig betoog om duidelijk te maken dat studenten slecht af zijn met het leenstelsel. Hun schulden stijgen fors en de belofte dat hierdoor ruimte voor beter onderwijs zou komen bleek broos. De politiek blijft vooral boos op de instellingen die hun afspraken niet nagekomen zouden zijn. Enige zelfreflectie zou het parlement echter sieren voordat de zondebok wordt aangewezen.

“”Enige zelfreflectie zou het parlement echter sieren voordat de zondebok wordt aangewezen.””

Sinds wanneer is het wenselijk en acceptabel dat we broodnodige investeringen in goed onderwijs laten afhangen van gebrekkig gedefinieerde, boterzachte maatschappelijke akkoorden en afspraken? De ophef maskeert vooral dat een ondeugdelijk instrument is ingezet. In het debat over de invoering van het leenstelsel noemde ik de keuze om noodzakelijke investeringen te regelen door prestatiecontracten met de sector een glibberig pad.

Helaas hebben we de uitglijders inmiddels kunnen zien. De SGP vindt dat noodzakelijke investeringen in deugdelijk onderwijs gewoon wettelijk geborgd moeten zijn. Dat is de grondwettelijke zorgplicht van de regering. Investeringen moeten minstens zo hard zijn als de verplichting van studenten om hun lening af te betalen.

Ook de instellingen ondervinden de nadelen van het leenstelsel. Hun imago is er door de berichtgeving over de voorinvesteringen hoe dan ook niet beter op geworden. En het gerommel in de wetgeving om de effecten van het leenstelsel te dempen levert extra lasten op. Eventuele uitvoeringsproblemen als gevolg van het verlaagd collegegeld werden bij deze haastklus over de schutting van de instellingen gekieperd. Vervolgens zou het voordeel van dit wetsvoorstel studenten weer worden ontnomen door de voorgestelde renteverhoging. Hier is geen touw meer aan vast te knopen.

Zolang de wetgever op het met het leenstelsel ingeslagen pad verdergaat blijft de onvrede groeien. De SGP vindt het tijd om te zoeken naar een oplossing waar iedereen vrede mee kan hebben. Een nieuwe pacificatie voor het hoger onderwijs eigenlijk.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK