Vrouwelijke medewerkers in hbo hebben meer begeleiding nodig in de overgang

Nieuws | door Frans van Heest
3 mei 2019 | Uit onderzoek van de Hogeschool Utrecht blijkt dat vrouwelijke medewerkers die in de overgang zitten meer begeleiding nodig hebben van de werkgever.
Hogeschool Utrecht op de Uithof, foto: Avala

Het is fysiek en mentaal zwaar om een baan in het hbo te combineren met de overgang zo laat nieuw onderzoek zien van het kenniscentrum sociale innovaties van de Hogeschool Utrecht. Dit kenniscentrum is een bundeling van een aantal lectoraten op het gebied van zorg en welzijn, sociaal beleid, maatschappelijke participatie, ondersteuning en dienstverlening, arbeid, recht en veiligheid.

De overgang is een fase die alle vrouwen doormaken, zo ook de werkende vrouwen die de onderzoekers in het kader van dit onderzoek hebben gesproken. Zoals zij hebben laten zien zijn de overgangsverschijnselen voor elke vrouw anders. Ook de wijze waarop zij deze ervaren en hanteren verschilt. Op het werk bespreken veel vrouwen de overgang wel, maar ze zijn terughoudend in hun keuze met wie zij deze fase bespreken en wat zij daarover kwijt willen.

Haaks op het lichaam in verval

Het onderzoek is uitgevoerd binnen onderwijsorganisatie Hogeschool Utrecht, vanwege de sterke focus op rationaliteit en cognitie in het hoger onderwijs. “Binnen het onderwijs staat vooral het denkende lichaam centraal, wat haaks staat op een lichaam in verval waar menopausale lichamen mee geassocieerd worden”, zo zeggen de onderzoekers

De veertig vrouwen die hebben deelgenomen in dit onderzoek werken in het onderwijs, de ondersteunde diensten en het management van Hogeschool Utrecht. De vrouwen zijn werkzaam op alle locaties van de hogeschool. De jongste deelnemer was 44 jaar en de oudste 61 jaar.

Beslist een taboeonderwerp

Voor veel vrouwen was het bespreekbaar maken van dit onderwerp reden om deel te nemen met dit onderzoek. Toch blijkt uit de interviews dat de overgang en de daarbij behorende klachten zeer beslist een taboeonderwerp zijn. “Wij zien dit als een belangrijke uitkomst van dit onderzoek: op het werk wordt nauwelijks over de overgang gesproken,” schrijven de onderzoekers.

Uit de interviews komt duidelijk naar voren dat de overgang een slecht imago heeft. De fysieke veranderingen waar vrouwen in deze periode doorheen gaan, de hormonale schommelingen en het afscheid van hun vruchtbaarheid, gaan gepaard met beelden van labiliteit en onbetrouwbaarheid.

De Hogeschool Utrecht is volgens de onderzoekers een organisatie waar mannen en vrouwen van alle leeftijden samenwerken. Bij de ene opleiding werken overwegend vrouwen en bij de andere opleiding juist mannen, bij andere zijn jongere of juist oudere leeftijdscategorieën oververtegenwoordigd. Deze variatie in sekse en leeftijd heeft specifieke gevolgen voor de mogelijkheid om over verschijnselen tijdens de overgang te durven praten.

Associatie met ouderdom

Uit het onderzoek blijk daarnaast dat medewerkers problemen bij de overgang ook niet durven te bespreken met hun leidinggevende. Hier zijn volgens de onderzoekers twee verklaringen voor te geven. “De meeste geïnterviewden laten aarzeling en zelfs weerstand zien bij het idee dat zij hun overgangsverschijnselen met een leidinggevende zouden bespreken. Wij onderscheiden hiervoor twee soorten redenen. De eerste is dat zij bij de leidinggevende onbegrip en onkunde denken te ontmoeten. De tweede hangt samen met de negatieve connotatie van de overgang en de associatie met ouderdom. Zoals de overgang, daar is misschien bij mannen toch minder taboe over.”

Maar de overgang leidt ook bijvoorbeeld tot vergeetachtigheid en dat kan tot pijnlijke situaties leiden in het onderwijs. “Naast de impact van slapeloosheid en vermoeidheid, benoemen de geïnterviewde vrouwen vergeetachtigheid als symptoom van de overgang. Voor hen is het sinds ze in de overgang zijn ineens veel lastiger om namen te onthouden.

Namen van studenten vergeten

Katinka, een fingeerde naam in het onderzoek, benoemt dat vergeetachtigheid afbreuk kan doen aan haar zelfvertrouwen als docent: “Als je zelf het idee hebt dat je het niet meer kan, dat dingen door je vingers glippen, dat je de namen van je studenten niet meer kunt onthouden, dan kan ik me indenken dat je niet met zelfvertrouwen voor de klas gaat staan. Dan is het lastig, dan is het een beladen onderwerp. Dan val je door de mand.”

De afnemende concentratie zorgt er ook voor dat deze vrouwen zich steeds vaker afzonderen. Zeker nu er op de Hogeschool Utrecht gewerkt wordt met flexplekken in grote ruimtes met veel collega’s en studenten, levert dat problemen op. “Het gebrek aan sociale ruimte interacteert met de overgangsverschijnselen die de vrouwen ervaren. Om geconcentreerd te kunnen werken, werken de vrouwen vaak thuis of zonderen zij zich af in eenpersoonsruimtes. Dit gaat, volgens sommigen, ten koste van het contact en de binding met collega’s. Verbinding die, zoals dit onderzoek aangeeft, essentieel blijkt te zijn voor het creëren van een sfeer van intimiteit en vertrouwen, waarin collega’s over de overgang en andere zaken met elkaar kunnen praten.”

Verschijnselen van vergetelheid

Het onderzoek van de Hogeschool Utrecht laat tevens zien  dat veranderingen – in dit geval van de organisatiestructuur van de hogeschool – de lichamelijke verschijnselen die vrouwen doormaken niet altijd toeschrijven aan de overgang. “In deze veranderende context waarin veel gebeurt, schrijven de vrouwen verschijnselen als vergeetachtigheid, concentratieverlies, onzekerheid, eerder toe aan de hectiek van het werk of aan de verschillende functies die zij beoefenen, dan aan de overgang. Naast twijfel over het eigen individuele functioneren, valt de organisatieverandering ook samen met de levensfase waarin (sommige) vrouwen zich bevinden.”

Organisatieveranderingen versterken de gevoelens van onzekerheid bij de vrouwen in de overgang. Waardoor sommige vrouwen hun deskundigheid, prestaties en professionaliteit in twijfel trekken. Tel daarbij op de veranderingen die zij doormaken gedurende de overgang, die eveneens zorgt voor onzekerheid over hen als persoon en als professional, waardoor vrouwen gaan twijfelen aan hun prestaties en functioneren.

Volgens de Utrechtse onderzoekers laat dit onderzoek zien dat de dynamiek van het hoger onderwijs, de inrichting van de gebouwen en de samenstelling van teams, lijken mee te spelen in de bereidheid van vrouwen om in de context van het werk over de overgang te praten.

Bied managers meer hulp

De vraag die overblijft is wat een hogeschool kan doen om deze vrouwen meer comfort te geven bij hun werk. Er werd door de geïnterviewde vrouwen aangegeven dat het van belang is dat hun leidinggevende (een bepaalde mate van) kennis heeft over de overgang en mogelijke klachten die vrouwen hierbij ervaren. Een sensitieve houding is hierin uiteraard ook van belang. Begrip voor of compassie met de klachten die vrouwen in de overgang kunnen ervaren wordt zeer gewaardeerd. De vrouwen opperen dat aan managers concrete tools (door HR) worden aangereikt, over hoe ze het gesprek (uiteraard op zorgvuldige manier) over de overgang kunnen voeren. Bijvoorbeeld door bijscholing en het trainen van leidinggevenden.

Volgens de onderzoekers willen vrouwen van hun overgang op het werk geen individueel dilemma maken, maar een collectief vraagstuk. Hiervoor is een open, niet veroordelende houding nodig, waarin aandacht is voor elkaar en de waarde van elke medewerker wordt gezien. Dit is van groot belang, aangezien sommige vrouwen aangaven zich onzeker te voelen over hun bijdrage aan de organisatie. Kunnen praten met collega’s over de overgang draagt bij aan het normaliseren van dit onderwerp.

Er zijn ook meer praktisch fysieke werkomstandigheden die deze vrouwen kunnen helpen. Zoals een eigen ruimte voor personeel (docenten en ondersteunend) waarin je elkaar in alle rust kunt ontmoeten. Betere regulering van temperatuur in de gebouwen en aparte douches en opfrisruimten voor vrouwen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK