Cijfers als belangrijke onderbouwing van diversiteitsbeleid

Verslag | door Toske Andreoli
12 juni 2019 | In het kader van haar 405-jarige bestaan organiseerde de Rijksuniversiteit Groningen het tweedaagse congres Growing together: celebrating diversity and fostering inclusion. Hoe ziet het werk van een diversity officer aan de universiteit er eigenlijk uit?
Het academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen – Foto: Toske Andreoli, ScienceGuide

Sarah Lasoye vertelt over haar werk als women’s officer van de National Union of Students in het Verenigd Koninkrijk. Ze is een van de vijf officers die de positie van achtergestelde groepen studenten aan de Britse universiteiten bevordert. Ze houdt zich voornamelijk bezig met seksuele intimidatie, wangedrag van docenten naar studenten, en wederzijdse toestemming bij seks.

Aan haar eigen instelling, St Georges College in Londen, “van oudsher een zeer apolitieke instelling” is Lasoye een campagne gestart tegen seksuele intimidatie. “Mensen zijn er niet politiek geïnteresseerd, vooral bezig met het behalen van een graad. Studenten accepteren de universiteit als dienstverlener en zien die niet als een plek voor hoogstaande ontwikkeling of meer cultureel of persoonlijk uitdagende activiteiten. En we waren de enige universiteit in het land die geen feministische sociëteit had, dus ik besloot er een op te richten.”

Altijd onder vuur

De National Union of Students is een vereniging van zeshonderd bonden, waarin zeven miljoen studenten worden vertegenwoordigd. Bonden uit het hele land kunnen Lasoye benaderen voor haar expertise op het gebied van sexual harassment en haar ervaring met politiek activisme.

Lasoye merkt op dat politiek bewustzijn onder studenten snel kan groeien als ze eenmaal actievoeren: “Bijvoorbeeld op Goldsmiths College van de University of London, waar nu een bezetting gaande is naar aanleiding van racistisch geweld en racistische opmerkingen van docenten tijdens college. Dat was de aanleiding, maar toen de studenten doorkregen dat ze in een positie verkeerden waarin ze eisen konden stellen, hebben ze een lijst met uiteenlopende eisen opgesteld. Bijvoorbeeld dat een beurs voor Palestijnse studenten weer wordt ingevoerd en dat de universiteit moet stoppen met het outsourcen van schoonmaak- en beveiligingspersoneel, omdat zij net zozeer deel uitmaken van de universiteitsomgeving als het academisch personeel.”

“”Wij verdienen het ons even veilig te voelen als andere studenten zich altijd gevoeld hebben””

Sarah Lasoye

Tegelijkertijd zorgt dit voor veel nationale weerstand. “Ik denk dat de studentenbeweging in het VK altijd onder vuur zal liggen van de rechtse pers.” Ook speelt de discussie rond safe spaces en of dat concept wel past in een academische omgeving met een levendig debat. “Ik antwoord dan altijd dat we moeten erkennen dat de universiteit als institutie nooit bedoeld is voor studenten van kleur, lgbt-studenten of vrouwelijke studenten.”

Lasoye vervolgt: “Instellingen zijn opgericht om een sociale en ambtelijke elite te reproduceren en zijn daarom fundamenteel niet passend voor studenten uit deze groepen. Dat betekent niet dat we te veel vragen of dat we watjes zijn, maar dat wij het verdienen ons even veilig te voelen als andere studenten zich altijd gevoeld hebben.”

“Begin met het vragen naar cijfers”

In de zaal zitten voornamelijk internationale studenten van de RUG en leden van het Groningen Feminist Network die Lasoye om tips vragen bij de eigen campagnes. Met de postercampagne ‘Let’s talk about sex’ wilden zij aandacht vragen voor seksueel geweld onder studenten, wat vooral tijdens introductieweken een probleem is.

Hoe krijg je je universiteit hierbij betrokken, ook als het geweld niet op hun terrein plaatsvindt? Lasoye: “Kijk naar het beleid van de universiteit, en vraag hoe vaak er van maatregelen gebruik wordt gemaakt. Begin met het vragen naar cijfers, die zijn vaak onbevredigend, en dat is een goed begin voor verdere actie.”

Het belang van cijfers was ook een groot thema in de tweede sessie over diversity officers. Te gast daarbij was The New York Times-verslaggever Kate Zernike. Zernike heeft roots in Groningen: haar grootvader was de natuurkundige Frits Zernike die in 1953 een Nobelprijs won. Haar vader studeerde ook natuurkunde aan de RUG en emigreerde na de Tweede Wereldoorlog. Zernike schrijft op het moment een boek over de zogenaamde ‘MIT sixteen’: zestien vrouwelijke wetenschappers die in 1999 het Massachusetts Institute of Technology dwongen toe te geven dat zij waren gediscrimineerd op basis van gender.

“”Ze pakten het aan als wetenschappers: ze kwantificeerden het probleem””

Kate Zernike

In haar toespraak vertelt Zernike over een van hen: moleculair bioloog Nancy Hopkins. Hopkins kent in het begin van haar carrière meerdere kleine tegenslagen die ze niet meteen als genderdiscrimintatie wegzet: de pakketbezorger geeft zijn pakketjes altijd aan haar af, en haar zorgvuldig opgemaakte celpreparaten worden steeds gebruikt door studenten die aannemen dat ze een technisch assistent is. Zernike: “Ze denkt dat dit erbij hoort. Ze heeft al eerder gezien hoe competitief de wetenschap is, en ze heeft ook gezien hoe wreed mannelijke wetenschappers naar elkaar doen”.

Geen gelijk speelveld

“Naarmate ze succesvoller wordt, en meer beurzen binnenhaalt, heeft ze meer ruimte nodig voor haar apparatuur. Haar verzoeken worden steevast afgewezen. Ruimte is macht en de grootte van je lab drukt je belang uit.” Hopkins vertelt het afdelingshoofd dat haar mannelijke collega’s meer ruimte hebben, maar wordt weggehoond. “Op een avond – als iedereen naar huis is, want ze weet dat ze anders belachelijk zal worden gemaakt – meet ze het oppervlak van alle werkruimtes en komt tot de conclusie dat de mannen allemaal meer ruimte hebben dan zij. Zelfs de mannen met lagere posities.”

Later wordt Hopkins’ beurs van tien miljoen dollar ingetrokken vanwege het ruimtegebrek. “De enorm dure machine die ze van het beursgeld had gekocht stond drie jaar ongebruikt in een opslagruimte.” Als een cursus die zij had ontwikkeld plots door een collega wordt gegeven, die haar lesmodule ook nog als tekstboek heeft verkocht aan een uitgeverij, besluit Hopkins een brief aan de voorzitter van MIT te schrijven.

Hopkins’ vijftien vrouwelijke collega’s herkennen zich erin, maar zijn terughoudend. “Ze waren ook dankbaar voor hun prestigieuze baan en kansen. Ze wilden een zorgvuldige zaak opbouwen. Dus ze pakten het aan als wetenschappers: ze kwantificeerden het probleem. In de vijf jaar daarna verzamelden ze informatie over wat vrouwen betaald kregen, hoe beurzen over mannen en vrouwen verdeeld werden, hoeveel ruimte de vrouwen kregen”.

In 1999 resulteerde dit in hun rapport. “Een van de bevindingen was dat elke nieuwe generatie van vrouwen begon met het geloof dat genderdiscriminatie opgelost was door de vorige generatie en hen niet zou raken. Maar geleidelijk begon het hun te dagen dat er toch geen gelijk speelveld was en dat ze zowel professioneel als persoonlijk een hoge prijs hadden betaald.”

“”Ook al bestond er nog geen hashtag, eigenlijk reageerden vrouwelijke wetenschappers van over de hele wereld met: me too””

Kate Zernike
Kate Zernike tijdens haar toespraak — Foto: Gerhard Taatgen

Toen het rapport uitkwam en de MIT sixteen er meer ruchtbaarheid aan wilden geven, werkte Zernike voor The Boston Globe. Ze werd getipt dat MIT de jarenlange discriminatie jegens vrouwen zou erkennen en schreef erover. De volgende dag was het voorpaginanieuws in The New York Times. Het werd een wereldwijde sensatie. “Nancy kreeg berichten van vrouwen over de hele wereld. En ook al was er toen geen hashtag, ze zeiden eigenlijk: me too. De aanpak van deze vrouwen, waarin data over vrouwelijke wetenschappers werd verzameld, werd aan alle universiteiten in de VS herhaald.”

Micro-ongelijkheden

Na Zernike vertelt Gerry Wakker, als een van de twee Chief Diversity Officers van de RUG, wat de universiteit doet voor meer genderdiversiteit. Er wordt vooral veel werk gemaakt van het aannemen van meer vrouwen. Zo bestaat er al jaren het Rosalind Franklin Fellowship, een tenure track-programma waarmee vrouwen hoogleraar kunnen worden. De honderdste fellow is inmiddels aangesteld. Aanstellingscommissies moeten uit ten minste twee vrouwen bestaan en krijgen een training over onbewuste vooroordelen. Vacatureteksten worden gescreend op genderneutraal taalgebruik en in elke sollicitatieronde wordt het aantal vrouwen bijgehouden door Frank Nienhuis van de HR-afdeling.

Nienhuis is ook aanwezig en krijgt de vraag uit de zaal of hij weet of er aan de RUG een loonkloof tussen mannen en vrouwen bestaat. “In 2018 verdienden mannen gemiddeld 39 euro per maand meer dan vrouwen zonder dat we dat konden verklaren.” Hij noemt ook het onderzoek van het Landelijk Netwerk voor Vrouwelijke Hoogleraren, waaruit blijkt dat vrouwelijke wetenschappers gemiddeld twee weken minder onderzoekstijd per jaar hebben dan mannelijke collega’s.

Wakker: “Dat kan te maken hebben met het beleid dat elke commissie minstens twee vrouwen moet bevatten. Dat is de keerzijde ervan.” Zernike vult aan: “Dit worden ook wel ‘micro-ongelijkheden’ genoemd. Het lijkt klein, maar opgeteld over een hele carrière, komt dit neer op de prijs van een huis.”

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK