NWO huilt krokodillentranen om open access

Plan S, de NWA en het parasitaire karakter van publiek-private samenwerking

Opinie | door Carsten De Dreu
26 juni 2019 | Het door NWO geïnitieerde Plan S is gericht op het publiekelijk toegankelijk maken van wetenschappelijk onderzoek en heeft de aandacht gericht op het geld dat het bedrijfsleven verdient met het publiceren van wetenschappelijk onderzoek. Verontwaardiging en morele afkeuring domineren het debat. Toch zijn het vooral krokodillentranen die NWO en het ministerie van OC&W huilen over de publiek-private samenwerking tussen wetenschappers en commerciële uitgevers.
De architecten van de Nationale Wetenschapsagenda, Alexander Rinnooy-Kan en Beatrice de Graaf – Foto: Leo Veger (CC BY-NC-ND 2.0)

Hoe oprecht de wens ook is om wetenschap publiek toegankelijk te maken, de morele verontwaardiging geeft geen pas. Het is bovendien ook moeilijk te rijmen met het vigerende NWO-beleid om wetenschappers in publiek-private samenwerking hun onderzoek te laten ‘valoriseren’. Daardoor kan de samenleving (lees: het bedrijfsleven) rechtstreeks en sneller te laten profiteren (lees: innoveren en geld verdienen) van hun, met publieke middelen gefinancierd, onderzoek.

Sinds het ontstaan van universiteiten is de verbinding tussen wetenschap en samenleving vormgegeven door studenten te onderwijzen en hen zo beter geschoold en geïnformeerd de samenleving in te sturen. Daarnaast werd wetenschap gecommuniceerd via, vaak nogal technische onderzoeks- en overzichtsartikelen in tijdschriften en boeken.

Veel van die tijdschriften worden uitgegeven door commerciële bedrijven en tegen betaling beschikbaar gesteld aan universitaire bibliotheken. Studenten en wetenschappers konden (al dan niet digitaal) de boeken en artikelen in (of via) de universitaire bibliotheken tot zich nemen. De laatste tien jaar is het ook mogelijk individuele artikelen digitaal tegen betaling te verkrijgen. Zo krijgt ook het niet-universitaire publiek toegang tot wetenschappelijke kennis, al moet men daarvoor soms fors betalen.

Plan S probeert in dat laatste verandering te brengen en streeft naar brede en gratis toegankelijke tijdschriftpublicaties. Dit past in het al langer bestaande beleid om meer mensen sneller en gemakkelijker te voorzien van de laatste wetenschappelijke inzichten, door middel van festivals, blogs, filmpjes en krantenartikelen. En straks ook via gratis toegankelijke wetenschap.

Belastinggeld lekt weg via learned societies

Binnen elke wetenschapsdiscipline zijn er prestigieuze en kwalitatief zeer goede wetenschappelijke tijdschriften die zijn opgericht door en geheel of gedeeltelijk eigendom zijn van academische genootschappen (“learned societies”). Niet zelden werken deze genootschappen samen met commerciële uitgevers en verdelen zij onderling de winst op de verkoop van artikelen aan bibliotheken en individuele lezers.

Dreigt het einde van de learned societies?

Deze publiek-private verbintenissen tussen wetenschappers en bedrijven pakken vaak goed uit voor zowel het academisch genootschap, als voor de betrokken uitgever. Echter, de publiek-private samenwerking tussen genootschap en uitgever parasiteert op de samenleving. Belastinggeld bedoeld voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek ‘lekt weg’ naar het bedrijfsleven en komt met een omweg terecht bij een soms zeer beperkt deel van de groep waarvoor dat publieke geld bedoeld was – de leden van het academisch genootschap. Het is begrijpelijk dat dit verontwaardiging en afkeuring oproept. Met Plan S ageert NWO tegen het parasitaire karakter van deze publiek-private samenwerking. Zij heeft daarmee het morele gelijk aan haar zijde.

En tegelijkertijd is die verontwaardiging opmerkelijk. In het kader van het topsectorenbeleid, alsook in de vormgeving van de Nationale Wetenschapsagenda, worden wetenschappers verplicht om zich in consortia te verenigen en hun onderzoeksprogramma’s onder te brengen in publiek-private verbintenissen met niet-universitaire instellingen en bedrijven. Het argument is dat op deze wijze gestalte gegeven kan worden aan verdere valorisatie van wetenschappelijk onderzoek. De meeste universiteiten hebben zelfs Technology Transfer Offices opgericht om wetenschappers en bedrijven bij elkaar te brengen, zodat gezondheids-instellingen, culturele instanties en beursgenoteerde bedrijven sneller en beter profiteren van wetenschappelijke kennis en innovaties.

Waar voor belastinggeld

Meer dan voorheen krijgt de samenleving, het bedrijfsleven incluis, waar voor het aan wetenschappers besteedde belastinggeld. Alhoewel precieze indicaties ontbreken, wordt in toenemende mate de economische (meer)waarde van wetenschappelijk onderzoek onderkend en uitgebaat.

De in het kader van het topsectorenbeleid en de NWA geïnstitutionaliseerde publiek-private samenwerking is echter even parasitair als de vermaledijde samenwerking tussen academische genootschappen en commerciële uitgevers van wetenschappelijke tijdschriften. Ook als een consortium van wetenschappers samenwerkt met, bijvoorbeeld, de farmaceutische industrie of een producent van zonnecellen, lekt er publiek geld weg richting een selectieve groep wetenschappers en bedrijven. De verbintenis tussen Apple en enkele onderzoeksgroepen aan Amerikaanse universiteiten is een goed voorbeeld.

“De in de NWA geïnstitutionaliseerde publiek-private samenwerking is even parasitair als die tussen academische genootschappen en commerciële uitgevers.””

De lucratieve samenwerking tussen fundamenteel universitair onderzoek en de farmaceutische industrie is een ander voorbeeld. In beide gevallen profiteerde een deel van de industrie en een beperkt aantal onderzoeksgroepen. Het is niet onaannemelijk dat sommige door NWO gehonoreerde publiek-private verbintenissen binnen de NWA aanzienlijk meer parasitair zullen blijken, dan de publiek-private samenwerking tussen academische genootschappen en commerciële uitgevers.

Besparingen leiden tot parasitaire verbintenissen

Hoe valt deze paradoxale opstelling van NWO te begrijpen? Hoe valt te rijmen dat de Nederlandse overheid bij monde van NWO de ene publiek-private constructie met applaus en tromgeroffel verwelkomt, en de andere publiek-private samenwerking op hoge toon veroordeelt en tegengewerkt. Terwijl de overheid bij monde van NWO juist hoopt en verwacht dat het bedrijfsleven financieel profiteert van publiek-private constructies, roept de overheid, bij monde van diezelfde NWO, moord en brand als datzelfde publieke geld ‘weglekt’ naar het bedrijfsleven.

Een mogelijke verklaring voor dit ogenschijnlijk inconsistente beleid is dat er gewoon bespaard moet worden. Plan S leidt ertoe dat universitaire bibliotheken niet langer miljoenen hoeven te betalen voor licenties op wetenschappelijke tijdschriften. Een prettige bijkomstigheid is dat meteen ook voldaan wordt aan de wens vanuit de samenleving om toegang te krijgen tot met belastinggeld gefinancierde wetenschap. Zo bezien is valorisatie geen verheffend politiek-ideologisch doel op zich. Valorisatie is een middel om de Nederlandse economie te stimuleren. Valorisatie is een middel om met steeds minder publiek geld toch op de wetenschappelijke hoogvlakte te blijven Zie o.a. Balans van de Wetenschap 2016, Den Haag, Rathenau Instituut. .

“”Valorisatie is een middel om met steeds minder publiek geld toch op de wetenschappelijke hoogvlakte te blijven.””

Wat echter onopgemerkt blijft is het, wellicht onbedoelde, neveneffect: parasitaire verbintenissen, waarvan een selecte groep wetenschappers een paar bedrijven en instellingen profiteren. En waar het overige deel van de samenleving voor betaalt.

Men kan verschillend denken over het topsectorenbeleid, de NWA, over haastige valorisatie van wetenschap, of over de wenselijkheid van samenwerking tussen wetenschappers en bedrijven. Wetenschappers, al dan niet verenigd in academische genootschappen, zijn uitstekend in staat om verbindingen met delen van de samenleving aan te gaan. Wat we echter niet moeten vergeten is dat dergelijke verbindingen per definitie parasitair zijn.

Idealiter is de Nederlandse wetenschap zodanig gefinancierd dat het publiek-private verbintenissen niet nodig heeft om vernieuwende wetenschap met maatschappelijk en economisch nut te realiseren. De realiteit maakt dat wetenschappers en wetenschapsfinanciers niet ontkomen aan het opzetten van handige publiek-private constructies waar de betrokken partijen van profiteren. Maar ook binnen die realiteit geeft het geen pas om, via het topsectorenbeleid of de NWA, sommige publiek-private samenwerkingen tot voorwaarde voor subsidie te maken en in Plan S dergelijke publiek-private samen­werkingen, juist vanwege haar onvermijdbare parasitaire karakter, op hoge toon te veroordelen.


Disclaimer: Als voorzitter van de European Association for Social Psychology (2008—2011) voerde De Dreu de contractonderhandelingen met Wiley/Blackwell inzake het European Journal of Social Psychology, en met Sage Inc. inzake het mede door hem opgerichte tijdschrift Social Psychological and Personality Science. Tussen 2010 en 2012 hielp hij mee aan de vormgeving van het valorisatiebeleid van de Universiteit van Amsterdam.

Carsten De Dreu :  Hoogleraar Onderhandelingstheorie

Carsten K.W. De Dreu is hoogleraar aan de Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam. Hij ontwikkelt en doceert onderhandelingstheorie en doet onderzoek naar innovatie in organisaties en het ontstaan en verloop van conflicten binnen en tussen groepen. Voor zijn wetenschappelijk onderzoek, veelal uitgevoerd in nauwe samenwerking met private organisaties, ontving hij van NWO in 2018 de Spinozapremie, de hoogste wetenschapsprijs in Nederland.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK