Onthullingen over misstanden promoties leiden nog tot weinig actie

Analyse | door Sicco de Knecht
4 juni 2019 | In een poging meer waarborgen in te bouwen in het promovendistelsel kwam de VSNU onlangs met een advies waarin het minimum aan eisen voor een promotie werden beschreven. "Ik vind het zelf ook aan de minimale kant, maar zie dit als een minimale ondergrens," zegt lid van de werkgroep Han van Krieken (Radboud Universiteit). Nog voor de zomer wordt het tweede deel van het advies - over het financiële aspect - verwacht, maar inmiddels is al duidelijk dat daarbij een aantal onderwerpen niet ter tafel zal komen.
Senaatszaal Universiteit Utrecht – Foto: ScienceGuide

Het Nederlandse promovendilandschap is in beweging. In reactie op de slechte psychische gezondheid van promovendi, dubieuze arbeidscontracten en de onthullingen van onderzoeksjournalistiek programma Argos over de Tilburgse promotiefabriek heeft het Rectorencollege van de VSNU afgelopen september de opdracht gegeven te onderzoeken wat minimaal nodig is om grip te krijgen op deze en andere ongewenste situaties en misstanden.

Han van Krieken, rector van de Radboud Universiteit, is een van de leden van de bestuurlijke commissie die zich over het onderwerp heeft gebogen. “Wat er bij de Tilburgse casus naar boven kwam was een wake-up call. De excessen die in de uitzendingen geschetst werden waren wel een teken dat we buitenpromovendi meer zekerheid en structuur moeten bieden.”

Geen cijfers over buitenpromovendi

De handvatten daarvoor zijn opgenomen in: Een gezonde praktijk in het Nederlandse promotiestelsel, een document dat tot stand is gekomen op basis van een inventarisatie van een brede ambtelijke werkgroep. De eerste uitkomsten daarvan werden in april gepresenteerd, de tweede helft zal in juni worden gecommuniceerd. Een van de belangrijkste eerste uitkomsten van de inventarisatie van de VSNU is dat er voortaan gewerkt zal worden met een eenduidige categorisering en registratie van promovendi.

Dat laatste was hard nodig, zo bleek in de nasleep van de affaire(s) in Tilburg. Waar het ministerie in september nog zonder blikken of blozen toezegde met een lijst van buitenpromovendi te zullen komen moest de minister afgelopen december de Kamer nog teleurstellen “omdat buitenpromovendi door de universiteiten niet eenduidig worden geregistreerd.”

Buitenpromovendi blijven buiten zicht

“Waar hebben we dan in vredesnaam een VSNU voor?” was destijds de reactie van Frank Futselaar (SP) die de vraag had ingediend. Nu lijkt hij op zijn wenken bediend te worden met de nieuwe afspraken die gemaakt zijn in overleg tussen de universiteiten.

Op de vraag of er nu ook een landelijk volgsysteem gaat komen voor promovendi moeten de instellingen het Kamerlid dan weer teleurstellen. Van Krieken legt uit dat de autonomie van de individuele instelling hier een bepalende factor in is geweest. “Het zijn de instellingen die de verantwoordelijkheid dragen en om die reden willen we ook dat er per instelling zo’n volgsysteem komt.”

Lessen uit Vlaanderen

Voor de Vlamingen is een dergelijk volgsysteem blijkbaar wel wenselijk, daar wordt er al meer dan tien jaar mee gewerkt. Het biedt de mogelijkheid om overkoepelend te kijken naar het promotiestelsel zelf, maar de zuiderburen gebruiken het volgsysteem ook om naar de carrières van gepromoveerden te kijken. In 2015 vonden onderzoekers daar dat Vlaamse promovendi uitzonderlijk hoog scoorden op symptomen voor psychische klachten.

In navolging van dat onderzoek deden onderzoekers van het CWTS aan de Universiteit Leiden onderzoek naar de Leidse populatie promovendi. Dit onderzoek, dat vroegtijdig in handen kwam van de NOS, wees uit dat aan de Leidse universiteit 38% van respondenten risico liep op ernstige psychische klachten zoals depressie of een burn-out.

De Leidse bevindingen leidden destijds tot een luide oproep om te komen tot een landelijk volgsysteem voor promovendi. Dat is er nu alsnog niet gekomen maar een aantal individuele instellingen werkt inmiddels met het programma Hora Finita – als volgsysteem. Kan de data uit die systemen dan niet aan elkaar gekoppeld worden? “Dat is niet eenvoudig in termen van de privacy,” zegt Van Krieken, “maar nogmaals, ik weet ook niet of het wenselijk is dat er een nationaal systeem komt.”

Geestelijke gezondheid onder druk

In Groningen wordt al sinds 2014 met Hora Finita gewerkt en toen de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) in 2016 begon met het experiment studentpromovendi is eveneens besloten om de registratie en monitoring van alle Groningse promovendi verder aan te scherpen. Onderzoeker Els van Rooij deed in opdracht van de Groningse Graduate School onderzoek naar de psychische gesteldheid van promovendi. In februari werden de resultaten van dit onderzoek gepresenteerd.

Werkdruk zorgt voor vertraging bij promoveren

Uit het onderzoek blijkt dat 42% van de Groningse respondenten minimaal vier van de twaalf symptomen ervaart die indicatief zijn voor problemen met de geestelijke gezondheid. Geen bemoedigend percentage, en alhoewel dit vrijwel gelijk is aan de uitkomsten van het Vlaamse en Leidse onderzoek is het nog altijd twee keer zo hoog als in vergelijkbare groepen buiten de academie.

Uit de uitsplitsing van de gegevens van de Groningse evaluatie wordt meer duidelijk over de vraag waar de problemen vandaan komen. Zo neemt de ervaren stress toe naarmate het promotietraject vordert, en is deze het hoogste aan het einde met uitschieters voor promovendi wier contract is afgelopen. Aangezien promovendi op dat punt geen werkgever meer hebben (WW of uitkering) is dat een bijzonder zorgwekkende constatering.

‘Ik betaal mijn promovendi niet om te schrijven’

“Veel van de stress lijkt voort te komen uit onzekerheid”, zo stellen de Groningse onderzoekers. Het is met name onduidelijkheid over de eisen die gesteld worden aan de promovendus, aan het proefschrift en over de loopbaan na haar of zijn promotie, die stress veroorzaakt. Het CvB van de RUG heeft daarop de eisen voor een promotie herijkt, wat onder andere inhoudt dat de beschikbare tijd (meestal vier jaar) en het verwachte aantal hoofdstukken voortijdig moet worden afgestemd.

“Ik vind het zorgwekkend dat onze promovendi zoveel last hebben van ongezonde stress,” laat rector Elmer Sterken in een persbericht weten. “Die zorg wordt breed gedragen binnen het College van Bestuur. We nemen de bevindingen uit het onderzoek zeer serieus en pakken meteen door met maatregelen.” Deze maatregelen zijn onder andere meer nadruk op geestelijke gezondheid in de Graduate School, een promovendipsycholoog en extra counselors voor promovendi.

Het absolute minimum

De werkgroep van de VSNU is verder overeengekomen dat er richtlijnen komen voor alle typen promovendi aan alle instellingen. De eisen gaan echter uit van het absolute minimum. Zo komt het document met de aanbeveling dat promovendus en promotor elkaar minimaal een keer per jaar moeten spreken over de voortgang, en alle promovendi op zijn minst toegang moeten hebben tot de bibliotheek van de instelling.

De vraag is of een dergelijk voorschrift niet erg summier is. “Dit document gaat echt over buitenpromovendi,” zegt Van Krieken in toelichting op het document. Hij is het ermee eens dat de richtlijnen zoals ze in het document worden gesteld niet erg stringent zijn. “Ik vind het zelf ook aan de minimale kant, maar zie dit als een minimale ondergrens.”

“Toch krijg ik nu al te horen van buitenpromovendi dat zij hier wel veel aan hadden gehad,” vult hij aan. Dat er buitenpromovendi zijn die geen toegang hebben tot cursussen of begeleiding moet verleden tijd zijn. “Wel moet dit document ervoor zorgen dat promovendi maar bijvoorbeeld ook medezeggenschappers naar hun leidinggevende kunnen stappen met deze richtlijn in de hand.”

“Wanneer een promovendus bijvoorbeeld maar door een iemand wordt begeleid dan kan deze nu met dit document in de hand aangeven dat het gewoon ‘not done’ is.” Van Krieken is zich ervan bewust dat er met het publiceren van een dergelijk document niet à la minute een algemene cultuurwisseling is, “maar het is vanaf nu wel de norm. Dat is de richting waarnaar promotiereglementen en –praktijken toegroeien.”

Herbezinning is hard nodig

Toch blijft het de vraag hoe het kan dat er de laatste tijd zo veel verontrustende berichten over het promotiestelsel naar buiten komen. Dat terwijl eerdere inventarisaties, waaronder die van de KNAW, juist spraken over een promotiesysteem dat goed functioneert. “Ik denk dat het komt doordat er in die gevallen vooral gesproken werd over de algemene en staande praktijk,” zegt Van Krieken.

Het gaat goed zo lang het goed gaat

Wat betreft de ‘reguliere’ aanstellingen moet er volgens Van Krieken ook verbetering komen. Het moet afgelopen zijn met promovendi die op zeer dubieuze en soms frauduleuze wijze aangesteld worden, en het feit dat van velen van hen verwacht wordt door te werken in de WW. De eerdere onthullingen van ScienceGuide over het gesjoemel met arbeidscontracten hebben volgens hem invloed gehad op de gesprekken bij de VSNU.

Inmiddels zijn er zo veel zaken boven water gekomen dat deze herbezinning hard nodig was volgens Van Krieken. “Er zijn wel degelijk onderdelen waarover we met zijn allen na moeten denken of het nu zo goed geborgd is als we willen. Als reguliere promovendi niet binnen de daarvoor aangegeven periode promoveren, de situaties zoals het promoveren in de WW, dan vinden we dat ook een onwenselijke situatie.”

Verdeelmodel is aan de instellingen

Momenteel buigt de werkgroep zich nog over een laatste en niet onbelangrijk punt, namelijk de financiële kant van de zaak. In hoofdlijnen wil de VSNU voor de zomer van 2019 komen met uitgangspunten over de (eventuele) perverse financiële prikkels in het promotiestelsel. “We zijn nu aan het inventariseren wat er überhaupt op dit moment gebeurt want daar hebben we geen goed zicht op,” zegt Van Krieken.

Op het gebied van ‘begeleidingsfees’ is Van Krieken helder dat hier duidelijke afspraken over gemaakt dienen te worden. “We gaan in ieder geval kijken naar de praktijk waarin promovendi direct aan hun promotor bedragen overmaken voor begeleiding.” Volgens Van Krieken zijn er onder de rectoren al duidelijke voorbeelden gedeeld van wat in ieder geval niet wenselijk is maar zit er ook een grens aan de reikwijdte van deze onderneming. “We gaan niet over het interne verdeelmodel van universiteiten, dus ook niet hoe ze intern de promotievergoeding verdelen.” Zo lang dit transparant gebeurt, vinden de rectoren dat dit aan de instelling zelf is.

Waarom zo veel onrust als het zo goed gaat?

Het Promovendi Netwerk Nederland kijkt met argusogen mee bij deze tweede fase. Zo vertelt voorzitter Anne de Vries (Tilburg University) dat de bedragen die momenteel worden gevraagd van buitenpromovendi er niet om liegen. “Het gaat om bedragen van 7.500 oplopend tot 12.000. Sommige daarvan zijn voor ‘reguliere’ begeleiding en toegang tot de bibliotheek. Gezien het eerste deel van het plan zou dat dus niet aanvaardbaar zijn.”

Het feit dat de werkgroep het interne verdeelmodel aan de universiteiten laat, vindt De Vries onbestaanbaar. “Er zijn wel degelijk praktijken die wij in de kern onwenselijk achten. Zo kennen wij voorbeelden van afdelingen die een hogere vergoeding vanuit de promotiepremie krijgen voor promovendi waar ze relatief weinig kosten aan hebben gehad. Ook is de salarisverhoging van sommige hoogleraren direct afhankelijk van het aantal promovendi dat zij per jaar afleveren.”

Perverse prikkels hebben volgens De Vries ook systeemgevolgen. “Zo zien we dat onderzoekers met een VIDI- of VICI-beurs zo veel mogelijk promovendi aannemen omdat ze daar ook weer extra promotiepremie voor krijgen. Postdocs vissen daardoor achter het net.”

Het feit dat de laatste tijd zo veel berichten het nieuws hebben gehaald rond het promotiesysteem is voor het PNN bewijs dat er iets grondig mis is. “Deze affaires zijn het symptoom van het huidige bekostigingssysteem.” Zij raden de werkgroep dan ook aan om goed de tijd te nemen voor dit ‘complexe’ probleem. Een grondige inventarisatie van de werkwijzen op de Nederlandse universiteiten moet daar het begin van zijn. “De reeds bekende ongewenste praktijken zijn, zo vermoeden wij, namelijk slechts het topje van de ijsberg.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK