Stilstaan bij 25 jaar WHW en diens toekomst

Opinie | door Peter Kwikkers & Carel Stolker & Erica Schaper
5 juni 2019 | “Een overheidsgestuurde regulering van het hoger onderwijs. Heette dat op middelbare school niet de planeconomie?” Met oog op de plannen van de bekostigingscommissie beschouwen Carel Stolker (Universteit Leiden), Erica Schaper (NHL Stenden) en Peter Kwikkers (TriasNet) de toekomst van de WHW.
(foto: Michael Cochlan)

Dit jaar viert de WHW zijn 25 jarig bestaan, en in die tijd is er het een en ander veranderd. Er kwamen verplichtingen en verantwoordelijkheden bij en ook veranderde ons beeld van het hoger onderwijs op cruciale punten. In deze bijdrage reflecteren twee rechtsgeleerden en een socioloog op de staat van de WHW, en gaan hierover in gesprek. Daarbij kunnen zij het niet laten om ook het recente advies van de bekostigingscommissie van Martin van Rijn erbij te betrekken.

Van Rijn maakt korte metten met competitiemodel hoger onderwijs

Carel Stolker (rector en collegevoorzitter Universiteit Leiden) begint met een inkijkje in zijn dagelijkse ervaring met de WHW.

Stolker: “En nu even een dagje-praktijk in het leven van een rector-voorzitter van een cvb: “…het orgaan van de instelling dat op grond van de WHW terzake bevoegd is”, zegt de WHW (daar doe je het voor!). Vandaag is er een vergadering met onze raad van toezicht (9.8 WHW), en deze vindt plaats in een staat van verwarring door het advies van de commissie-Van Rijn met vergaande plannen voor een overheidsgestuurde regulering van het hoger onderwijs.

Heette dat op middelbare school niet de planeconomie? Wikipedia helpt me verder. Inderdaad, “een top-down-economie: op het hoogste niveau van een denkbeeldige piramide wordt de economie door enkele mensen bepaald, en naar beneden gepropageerd tot het laagste niveau (de consument). In een planeconomie kan de consument het aanbod alleen sturen door de politiek daartoe te bewegen.” We drinken sap en we eten boterkoekjes; dat mag vast wel van artikel 2.9 WHW (doelmatigheid).

Later ben ik in Utrecht voor een overleg over het concept Code goed bestuur voor de Nederlandse universiteiten, waaraan ik voor de VSNU meeschrijf. Het onderwerp is belangrijk. Hoe willen we onszelf organiseren? Wat zijn onze bestuurlijke waarden? Hoe zorgen we voor vruchtbare medezeggenschap? Is het goed als er in de Universiteitsraad bijna evenveel studentenfracties als studenten zijn – is dat een teken van verregaande betrokkenheid of zijn we getuige van kwaliteitsverlies door vergaande versnippering? (9.30 e.v. WHW)

Terug naar Leiden voor een overleg van het college van bestuur met een van Leidens mooiste faculteiten, die der Geesteswetenschappen. Ze gaat gebukt onder een alomtegenwoordige verantwoordingslast, een torenhoge werkdruk en nauwelijks te beheersen bureaucratie: met 109 facultaire commissies – van opleidingsbesturen tot examencommissies – gevuld met 291 stafleden en 136 studenten. Alles natuurlijk in volledige overeenstemming met de hoofdstukken 7 en 9 WHW.

Dan door naar een bespreking over joint PhD’s met Edinburgh en enkele andere Europese universiteiten. Mijn hemel, dat is pas echt ingewikkeld: 7.3c WHW. En voort gaat het, naar een bespreking met het college van burgemeester en wethouders van Leiden, over de derde opdracht van de universiteit: valorisatie en outreach (1.3 WHW).

“”Een overheidsgestuurde regulering van het hoger onderwijs. Noemden we dat geen planeconomie?” “

Carel Stolker

En ja dan, het gedroomde slot van de dag: eten bij de studenten van Catena. Een eigenzinnige studentenvereniging met ruim duizend leden. Ik hou van ze, want voor hen doe je het. Heel even geen WHW. Hoewel… het bindend studie advies (7.8b WHW) is nooit ver weg.

Onderwijsjurist Peter Kwikkers (TriasNet), een van de makers van de WHW, reageert: “Je dagboek laat zien, Carel: bij alles wat een CvB doet zit de WHW op de achtergrond, soms op de voorgrond. Soms helpend, soms in de weg (en dat is vaak maar goed ook). Maar vanwege het gewenste interne machtsevenwicht lijkt het CvB misschien een duizend-dingen-doekje: het CvB is niet overal “terzake bevoegd”. Dat zou niks van de dynamiek en de academische vrijheid overlaten en iedereen monddood maken en misschien moet ik de uitvoering van de interne Leidse regelingen eens onder de loep nemen om te zien of die voldoende beleidsruimte laten. Het CvB is “belast met het bestuur van de instelling en het beheer ervan voorzover de wet een bevoegdheid niet elders neerlegt”, bijvoorbeeld bij de raad van toezicht, decaan, examencommissie, examinator, cobex … zelfs de minister (sic).

Je had blijkbaar een beetje een drukke en moeilijke dag, maar uit wat je zegt blijkt in ieder geval dat de WHW veel belangrijker is en minder remt dan vaak wordt gedacht. Misschien knelt wel dat het bewustzijn en de achtergrondkennis over geldende wet- en regelgeving achterblijft bij de behoefte. Dan helpt het als het inzicht in de strekking van al die wetsartikelen in onderlinge samenhang wordt verbeterd. Daarover moeten we het ook hebben, want dit lijkt inderdaad beter te moeten. Dat geldt zeker voor de almaar toenemende regels rond onderwijsprogrammering en curriculumbouw, dat hele hoofdstuk 7 WHW waarop Erica eigenlijk ook doelt. Maar die soft law van Codes Goed Bestuur … ik heb mijn twijfels.”

Stolker: “Of de functie van rector of van lid van het college van bestuur zwaarder en ingewikkelder is geworden sinds ik ruim zes jaar geleden als rector-voorzitter begon, is een vraag die ik vaker krijg. Voor mijn gevoel wel, maar dat kan ook de leeftijd zijn. Mij valt vooral de toenemende mate op waarin universiteiten in de publieke en de politieke belangstelling staan. Dat leek vroeger vooral iets voor de Universiteit van Amsterdam, inmiddels delen alle universiteiten in dat voorrecht.”

“”Het in de politieke en publieke belangstelling staan leek vroeger vooral iets voor de Universiteit van Amsterdam, inmiddels delen alle universiteiten dat voorrecht.””

Carel Stolker

Stolker vervolgt: “En het gaat niet om de minste onderwerpen. Hoe geef je medezeggenschap in de universiteit vorm – centraal, de universiteitsraad, en decentraal, ruimte gevend aan de medezeggenschap van de faculteiten en instituten, in, bovendien, goede afstemming met het zogenoemde Lokaal Overleg, het overleg van het college van bestuur als werkgever en de bonden. Een hoogstandje van al die medezeggenschap was de vormgeving en de vaststelling van de kwaliteitsafspraken. De Europese Unie was er even niets bij, maar het is gelukt omdat iedereen voor hetzelfde doel stond: nog beter onderwijs voor onze studenten.

Belangrijk in de medezeggenschap is ook het voortdurend zoeken naar de goede balans tussen medezeggenschap van de studenten en die van medewerkers: in Leiden ongedeelde medezeggenschap Bij ongedeelde medezeggenschap zijn studenten en medewerkers in dezelfde raad vertegenwoordigd. Bij gedeelde medezeggenschap hebben ze beiden een eigen gremium. . De WHW zit ons daarbij niet in de weg, ofschoon de samenloop van medezeggenschap van de opleidingscommissies en de raden het wel heel complex maakt (9.18 WHW). Dan is respect voor elkaars ‘rollen’ over en weer erg belangrijk.

Dit is een fascinerende wereld. Hoe breng je al die belangen en al die opvattingen en betrokkenheid waaraan de academie zo rijk is op een vruchtbare manier bij elkaar? En hoe krijgen we voor elkaar dat we, als het even kan, net iets meer een gemeenschap zijn dan een organisatie? De WHW benadrukt vooral die organisatie-kant, en dat moet natuurlijk ook denk ik, terwijl dat nadenken over een gezamenlijke code goed bestuur – waar Peter als voormalig wettenmaker zijn twijfels bij heeft – wat meer die community-kant benadrukt: hoe willen we met elkaar omgaan zodat we die universitaire gemeenschap kunnen blijven, of worden?”

De WHW kent dus ook z’n beperkingen. Beperkingen die volgens Stolker ondervangen kunnen worden als universiteiten en hogescholen zich ook organiseren rond een thema als ‘goed bestuur’. Volgens Erica Schaper, collegevoorzitter van NHL Stenden, is dat niet genoeg. Met name als het gaat om doelmatigheid en aansluiting van het opleidingsaanbod op de arbeidsmarkt kan de WHW in zichzelf wel een update gebruiken, waarin ook meer aandacht is voor het onderzoek op hogescholen.

Schaper: “Stel, je bent een vwo-er van een jaar of 17, 18 en je denkt erover het hoger onderwijs te betreden. Waar je naartoe op weg bent is nog vrij vaag, laat staan welke opleiding daarbij past en of de professionele route of wetenschappelijke route bij je past. Het werkveld zal na vijf tot zes jaar ingrijpend zijn veranderd. De OECD schat dat bijna de helft van alle werknemers zich aanzienlijk zal moeten aanpassen doordat hun huidige baan verdwijnt of omdat hun beroep sterk verandert. En dan vinden we het vreemd dat jongeren moeite hebben met kiezen?”

Onder invloed van ontwikkelingen als digitalisering, robotisering en globalisering worden de skills om je je gehele werkzame leven door te ontwikkelen steeds belangrijker. Samenwerken met andere professies, interculturele sensitiviteit, technologische skills: de 21e eeuwse vaardigheden. Leven lang leren op alle niveaus vraagt flexibiliteit en experimenteerruimte. Wat zou het betekenen als we daar de consequenties van nemen in het stelsel?”

Kwikkers: “Jullie leiden mensen op die over een jaar of 40 de arbeidsmarkt pas verlaten. Die arbeidsmarkt is al op een termijn van 5-10 jaar onvoorspelbaar en dus is de beweerde behoefte van die schijnbare arbeidsmarkt ook altijd verkeerd voorspeld. Dat is ook mijn kritiek op de opdracht aan de CDHO die sommigen, zoals de minister, Van Rijn en Terpstra, zelfs nóg belangrijker willen maken: de CDHO als super-college-van-bestuur.”

“”Moet de CDHO dan een soort super-college-van-bestuur worden?””

Peter Kwikkers

Schaper: “Het is niet ongebruikelijk en wellicht zelfs wenselijk dat wet- en regelgeving als basis een achteruitkijkspiegel heeft. Voor de WHW geldt dat de dynamiek in het werkveld waar het hoger onderwijs voor opleidt, immens is. Willen we dat onze alumni duurzaam de aansluiting houden, dan is een update van de WHW zeer wenselijk. En over het CDHO gesproken: met de achteruitkijkspiegel de toekomstige arbeidsmarkt voorspellen gaat ons niet helpen in onze innovatieve opgave om de professionals van de toekomst af te leveren.

Een ander issue in de huidige WHW is de bekostiging van toegepast onderzoek. De bijdrage van het hbo in de valorisatie van kennis is evident, zeker in relatie tot de toegenomen regionale profilering. De crossovers tussen kennisgebieden in het hbo dragen bij aan innovatie en het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. En het wordt tijd voor boter bij de vis: een reële bekostiging van het toegepast onderzoek in het hbo.”

“”Het wordt tijd voor boter bij de vis: een reële bekostiging van het toegepast onderzoek in het hbo.””

Erica Schaper

Kwikkers: “De WHW in de toekomst is veel meer dan bekostigingsmodellen à la de commissie Van Rijn, maar we ontkomen natuurlijk niet aan het wetsthema ‘Bekostigingsrecht’. Van Rijn maakt verstandige opmerkingen, maar de schuif van een kwart miljard naar bètatechniek was meer zijn opdracht dan een vrijwillig advies.

De grote problemen zoals klimaat en milieu, vrede, veiligheid en integriteit, en zorg- en pensioenstelsel, zijn minstens even maatschappelijk, ethisch, financieel-economisch en juridisch als bètatechnisch. We hebben het advies van de Commissie ‘Schuifjes’, maar missen dat van een Commissie Visie. Tekorten bij bètatechniek kunnen wel redelijk worden opgelost, maar alleen met “nieuw geld”. Het echte probleem – en dus de oplossing – zit in de omvang van het macrobudget voor onderwijs en wetenschap.”

Schaper noemt tot slot nog een kans voor de WHW om toekomstbestendiger te worden:

“In het hbo moet het onderwijs meer flexibel kunnen worden in tijd en plaats: leven lang leren, makkelijk stapelen, switchen tussen hbo en wo, leren in ateliers, labs, werkplaatsen met en in het werkveld zoals bij NHL Stenden wordt gedaan met Design Based Education. De verwijzingen naar de exacte WHW-artikelen laat ik graag aan juristen, maar alle verwijzingen naar tijd en plaats zoals gemeentegrenzen, omvang praktijkdelen, enzovoort, zijn echt achterhaald.

Plaatsonafhankelijkheid is ook verbonden met internationale mobiliteit van studenten. Dit is zeer wenselijk in hun persoonlijke ontwikkeling en bereidt hen voor op de internationalisering van beroepen en de globalisering van de arbeidsmarkt. Waar de Verklaring van Bologna een Europese onderwijsruimte lijkt te willen creëren, is de onderwijswetgeving en -kwaliteitszorg nog verre van Europees.”


De Nederlandse Vereniging voor Onderwijsrecht, TriasNet Consultants en de Haagse Hogeschool organiseren op 18 juni in Den Haag de brainstormconferentie over “De WHW in de Toekomst” met OCW-minister Ingrid van Engelshoven en de auteurs van dit artikel. De middag word gemodereerd door lid van de Raad van State en hoogleraar staatsrecht en onderwijsrecht Ben Vermeulen.

 Toegang is gratis, maar vooraanmelding via info@triasnet.nl is verplicht. Lees hier nadere info en programma.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK