Wees nou eens trots op de Nederlandse hoogvlakte

Interview | door Sicco de Knecht
14 juni 2019 | Enigszins onverwacht gaat het collegejaar ‘18|’19 toch nog richting een onstuimig einde. Het bekostigingsrapport van de commissie Van Rijn roept op tot minder competitie tussen instellingen en de AWTI adviseert een sterkere sturing vanuit de overheid en een bonus-malus profileringsbekostiging. Tegelijkertijd loopt het proces van de kwaliteitsafspraken – het middel om de baten van het leenstelsel te investeren in kwaliteit – tegen pittige obstakels aan.
Ron Bormans Foto: Hogeschool Rotterdam

Maar zijn instellingen werkelijk ‘out of sync’ met hun omgeving? Leiden ze geen studenten meer op waar de arbeidsmarkt wat aan heeft? En zo ja, is dat reden om de conclusie te trekken dat het (binaire) stelsel als zodanig niet meer houdbaar of toekomstbestendig is? ScienceGuide bespreekt de stand van zaken met Ron Bormans, oud-lid van de commissie Veerman en voorzitter van het College van Bestuur van de Hogeschool Rotterdam.

De logica van het stelsel wordt getest

Dat de discussie over het binaire stelsel, waar Bormans als voorstander van binariteit zelf graag in participeert, het afgelopen jaar weer opgelaaid is, verbaast hem niet. “De discussie over binariteit is altijd bij ons, soms sluimerend maar in andere fases wordt deze heviger omdat hij geladen wordt met relevante thema’s. Omdat we tegen echte grenzen aanlopen of omdat de logica van het stelsel wel erg getest wordt. Dat is wat nu gaande is. En dan gaat het niet meer over ‘nice to haves’ maar over ‘must haves’.”

Het wringt momenteel op sommige plekken, er zijn namelijk duidelijk terreinen aan te wijzen waar de universiteiten en hogescholen in elkaars vaarwater terechtkomen. Aan de onderwijskant ziet hij een beweging van universiteiten in de richting van die van het hbo. Er zou sprake zijn van een professionele drift. Vanuit de hogescholen is er steeds meer interesse voor onderzoek en kloppen zij op de deur van de derde cyclus,  wat dan weer met interesse wordt bekeken door de universiteiten.

Volgens Bormans ontlenen hbo en wo in grote mate hun identiteit aan elkaar en geven ze tegelijkertijd ook ruimte voor elkaars missie. “Nederland heeft met haar hoger onderwijs in principe een goede deal. Het universitaire bestel is, internationaal bezien, betrekkelijk klein en de hogescholen zijn relatief goedkoop.” Wat het systeem uniek maakt is dat 60% van de studenten naar de hogeschool gaat, en het onderzoek hoofdzakelijk bij de universiteiten is gelegd. “De Erasmus Universiteit is qua studenten 2/3 van ons, maar heeft desalniettemin een aanzienlijke begroting. Ik denk dat als we Nederland de toppositie willen laten behouden op onderzoeksgebied, we niet een plancircus moeten optuigen, wat de commissie Rosenthal wil, maar gewoon moeten investeren. ”

Meer evolutie dan revolutie

“Het is desalniettemin goed om het gesprek over binariteit te voeren. Je moet je steeds af blijven vragen of het stelsel naar behoren functioneert. Maar dat betekent niet dat je bij het minste of geringste de schotten weg moet trekken.” In die zin ziet hij meer in evolutie dan in revolutie in het systeem. “Het is makkelijk om aan te wijzen waar het wringt, maar je moet erkennen dat de hogescholen en universiteiten elkaars beschermengel zijn.”

“”Ik denk dat als we Nederland de toppositie willen laten behouden op onderzoeksgebied, we niet een plancircus moeten optuigen.””

Juist omdat ze niet in dezelfde liga hoeven te spelen, en hun eigen missie hebben, vangen beide takken elkaar nu niet onnodig vliegen af. “Als wij met het onderzoek op de hogescholen vanaf het begin in competitie hadden gestaan met de universiteiten dan waren we kansloos geweest” stelt Bormans, die daar geen waardeoordeel mee uit wil spreken. “Dat is geen gebrek aan trots, geen zelfverloochening, maar realisme.

Binaire stelsel zijn eerder regel dan uitzondering

“Als wij net als in Groot-Brittannië in ’92 dat onderscheid hadden opgeheven dan waren we nu een stuk verder van huis.” Bormans was in die tijd aan de overkant van het kanaal en sprak daar onder andere met collega’s van de Britse polytechnics Polytechnics waren in Groot-Brittannië de tegenhanger van de universiteiten in die zin dat het hoger onderwijs was, maar opleidde tot ingenieurs. Het waren in zekere zin hogescholen in het Britse systeem. . “Dat waren van oudsher trotse “hogescholen”, waarvan velen ouder zijn dan de ‘gerenommeerde universiteiten’, die in hun eigen divisie echt nummer een waren, die aan het verpieteren waren.” De polytechnics zijn toen simpelweg in de verkeerde divisie terechtgekomen. “Wat er, recenter, in Vlaanderen is gebeurd, is eveneens dramatisch. Daar zijn de schotten niet ruw weggehaald, maar is sprake van een onderschikking van het hbo aan het wo. Die Nederlandse nevenschikking is zo gek nog niet.”

Niet dezelfde binariteit als twintig jaar geleden

Bormans benadrukt dat hij daarmee niet wil zeggen dat de binariteit van vandaag dezelfde is als die van twintig jaar geleden, of dat het dat zou moeten zijn. Het is volgens hem een kwestie van afwegen binnen de huidige context welk type onderwijs en onderzoek en in welk volume er horen bij de hogeschool en de universiteit.  “Inmiddels zie je dat het praktijkgericht onderzoek echt op de kaart staat en in het hbo beginnen mensen de beperking te voelen van de derde cyclus; het promoveren.”

Onderzoek hogescholen langs de wetenschappelijke meetlat

De roep om het promotierecht via de lectoren uit te breiden naar het hbo is een steeds vaker gehoorde wens van hogescholen. Bormans staat daar niet afwijzend tegenover. “Ik denk dat het voor sommige lectoraten inmiddels wel echt aan de orde is. Het is niet de meerderheid van de lectoraten, maar ze zijn er wel.”

Een optie is volgens hem om de toekomstige indieners voor de nieuwe Deltapremie – een prijs van een half miljoen voor veelbelovende onderzoekers in het hbo – eens langs de meetlat te leggen. “Het zou goed zijn als onze universitaire collega’s eens goed kennis nemen van wat daar gebeurt. Dan zien ze dat kwaliteit het issue niet hoeft te zijn. Ik denk dat onder die indieners de lectoraten zitten met de massa, cultuur en infrastructuur om het promotierecht te krijgen.

Hoe wenselijk is concurrentie om studenten?

Aan de andere kant liggen er volgens Bormans vraagstukken bij de universiteiten die niet binnen de context van de universiteiten opgelost kunnen worden. Een daarvan is de bekostigingsprikkel om zo veel mogelijk studenten aan te trekken. Bormans verbaast zich over de uitspraken van AWTI-voorzitter Uri Rosenthal dat het een probleem is dat 90% van vwo’ers naar de universiteit wil. “Wat nu als we zouden zeggen dat we ervan schrikken dat 95% van de havisten naar het hbo wil? Dat zouden we toch ook een vreemde reactie vinden?”

Minder druk, meer impact

Het is een andere vraag of het wenselijk is dat universiteiten met elkaar concurreren om zo veel mogelijk studenten aan te trekken. “De commissie Veerman zei tien jaar geleden al dat als je de universiteiten de rol wil geven om die research-intensieve rol te nemen, we dan misschien af zouden moeten van de prikkel om meer studenten aan te trekken. Maar ook dat we dus hard moeten werken om het hbo een goed alternatief te laten zijn. Het is voor veel vwo’ers nu een logische keuze naar de universiteit te gaan en universiteiten zien ze graag komen. Als we dat niet willen, moeten we durven interveniëren, in de bekostiging, het aanbod van masters en mogelijk onderzoek.” Het woord ‘capaciteitsbekostiging’, oftewel bekostiging gebaseerd op de missie van de instelling, is in die gesprekken zelfs gevallen vertelt hij.

Van Rijn is het verkeerde antwoord op de bekostigingsprikkel

De voorstellen van de bekostigingscommissie van Martin van Rijn geven in zekere zin een antwoord op het probleem van de bekostigingsprikkel, maar wel het verkeerde antwoord als het aan Bormans ligt. “De benadering van Van Rijn is op veronderstellingen gebaseerd van een planeconomie, waarin van uit wordt gegaan dat we op opleidingsniveau zouden kunnen voorspellen wat de vraag vanuit de arbeidsmarkt is en dat we dit gedetailleerd kunnen sturen.”

Die redenering gaat op dat niveau niet op denkt hij, alleen al omdat sommige opleidingen voor vele beroepen opleiden – ook wel uitwaaieren genoemd – en sommige beroepen juist weer verschillende vooropleidingen samenbinden. “Laat ik dat maar inwaaieren noemen voor de volledigheid. Maar het hele idee dat een enkele commissie als het CDHO De Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs adviseert de Minister van OCW gevraagd en ongevraagd over de doelmatigheid van het bekostigde hoger onderwijsaanbod. dit kan controleren, vind ik ongeloofwaardig. Daarvoor is die arbeidsmarkt veel te complex, te interdisciplinair en te dynamisch geworden. Gelukkig ook in hoge mate adaptief.”

Het is volgens hem een discussie die je wel op een hoger aggregatieniveau, noem het maatschappelijk niveau kunt voeren, maar niet een die je kunt operationaliseren via getallen van het ROA Het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt verbonden aan de Universiteit Maastricht . “Zelf ben ik een groot voorstander van sectorale verkenningen. Dat je eens in de zoveel tijd kijkt of een domein als de techniek nog aansluit bij wat er maatschappelijk nodig is lijkt me terecht, of dat het economisch onderwijs niet qua volume uit zijn voegen gegroeid is. Want daar zit wel een dingetje, zo laat ook de analyse van Van Rijn zien.”

Steeds weer de roep om meer profilering

In een adem met de klacht dat instellingen teveel gericht zijn op het aantrekken van zo veel mogelijk studenten klinkt steevast de roep voor meer profilering. Alhoewel Bormans als oud-lid van de commissie Veerman als eerste zal beamen dat profilering belangrijk is, kan de toon die daarmee gepaard gaat hem niet altijd bekoren.  “Waarom toch altijd die zweem van kritiek dat we het nu niet goed zouden doen? Als ik het rapport van de AWTI lees, dan zie je allerlei obligaat klinkende zinnen dat we mooi hoger onderwijs hebben, maar een set van aanbevelingen die lijkt te impliceren dat de boel in brand staat.”

““Waarom toch altijd die zweem van kritiek dat we het nu niet goed zouden doen?””

“Het is objectief vast te stellen dat Nederland een universitair topbestel heeft in vergelijking met de rest van de wereld.” Op de meer dan vierduizend universiteiten wereldwijd staan alle Nederlandse universiteiten in de top 200. “Ik ben de eerste om te erkennen dat je heel wat af kunt dingen op rankings, maar ik denk oprecht dat de wereld met respect kijkt naar ons stelsel. Elk ander land zou tekenen bij het kruisje. Als ik mijn Amerikaanse neef vertel dat hij in Nederland voor €2000 kan gaan studeren in Delft of Leiden, zonder toelatingsprocedure, kijkt hij me aan of we hier gek geworden zijn. Ik zou de Nederlandse hoogvlakte in ieder geval niet in willen ruilen voor Angelsaksische pieken en dalen.”

Het recente voorstel van Frans van Vught om de bekostiging in te zetten om de differentiatie aan te sporen, weerspiegeld in het idee van profileringsbekostiging van de AWTI vallen bij Bormans dan ook niet in goede aarde. “In theorie een goed idee, Ik geloof echter niet dat we in staat zijn om een bekostigingssystematiek te verzinnen die de finesse heeft om dat adequaat te doen. Daar ben ik sinds Veerman echt anders over gaan denken.”

In huidige systeem, in een tijd van verantwoording, gebrek aan vertrouwen, zal een dergelijke commissie altijd eerder een uniformerende systemische impuls aanbrengen dan dat het ruimte aanbrengt voor differentiatie denkt hij. Tenminste, als geld in het geding is. “En wat is de volgende stap? Dat is dan zeker dat je die differentiatie vrij gaat geven door middel van het collegegeld.” Deze Ivy-league toestanden in Nederland lijken hem geen vooruitgang. “Zonder dat we hier onze eigen basketbalteams hebben gaat iedereen in Nederland naar een van de beste universiteiten ter wereld.”

“Ik denk niet dat het Nederlandse hoger onderwijs op elkaar lijkt”

Met oog op het recente advies van de AWTI moet Bormans van het hart dat hij sterk twijfelt over de juistheid van de uitspraak dat instellingen te veel op elkaar zijn gaan lijken. “Ik denk eigenlijk niet dat de Nederlandse hoger onderwijsinstellingen te veel op elkaar lijken. Een buitenstaander snapt het echt niet dat wij de Universiteit Leiden, landbouwuniversiteit Wageningen, de VU, de TU Delft en de EUR op een hoop zouden gooien.”

“Als het over differentiatie gaat, dan spreek je ook over onderwerpen als over je pedagogisch-didactisch model, de partners met wie je samenwerkt en het soort onderzoek dat je tot prioriteit verklaart.” In het gesprek over de Instellingstoets Kwaliteitszorg (ITK) De instellingstoets kwaliteitszorg (ITK) is een periodieke, externe en onafhankelijke beoordeling van de interne kwaliteitszorg van een instelling. Interne kwaliteitszorg omvat zowel de kwaliteitscultuur als het interne systeem van kwaliteitszorg van een instelling. Bij deze toets wordt vastgesteld dat het interne kwaliteitszorgsysteem in samenhang met de kwaliteitscultuur verzekert dat de eigen visie op goed onderwijs wordt gerealiseerd. merkte Bormans dat er wel de ruimte voor profilering en het voeren van het gesprek over de missie van de instelling. “Bij accreditering stel je de vraag wie je wilt zijn, en of dat legitiem is, goed ingevuld wordt en of je dat waarmaakt. Dat was een goed gesprek en daar hadden we als instelling ook wat aan.”

Opvallend genoeg leek dit gegeven bij de kwaliteitsafspraken niet op te gaan. “Ik voelde me als Hogeschool Rotterdam gerespecteerd in onze uniciteit bij de ITK, maar bij de kwaliteitsafspraken ging het ineens over de vraag of we wel of niet voldeden aan een kader. “Ik dacht dat we van afvinken naar aanvonken zouden gaan, om met de woorden van de commissie Van der Donk te spreken, maar bij de kwaliteitsafspraken lijkt het het bij het eerste te blijven.”

Het is volgens Bormans het bewijs dat extern toezicht in deze vorm vaak al sneller uitkomt op inkaderen en afvinken van lijstjes dan werkelijk van gedachten wisselen over profiel en ambitie. Het lijkt een onafwendbare dynamiek te zijn. In een recent interview dat NVAO-voorzitter Anne Flierman gaf over de kwaliteitsafspraken, die bij veel instellingen waaronder de Hogeschool Rotterdam in de eerste ronde zijn afgekeurd, figureerde het woord afvinken zelfs prominent in diens uitspraken. “En als we de commissie Rosenthal gaan omarmen, is het hek helemaal van de dam. Die stelt een circus van planvorming voor. De Nederlandse hoogvlakte is het gevolg van een licht egalitaire cultuur, met een autonomie van instellingen. Dat heeft ons gebracht naar waar we nu staan. Ben daar nou eens trots op en weet waar je aan begint voordat we de Angelsaksische route gaan.”

Het is geen klein bier waarover gesproken wordt

Al met al zijn het dan ook woelige tijden voor het hoger onderwijs, iets dat Bormans niet had voorzien voor het collegejaar ‘18|’19. “En het gaat ook echt ergens over.” Alleen al wat betreft de kwaliteitsafspraken is het geen klein bier waarover gesproken wordt. “Dit jaar gaat het nog om €8 miljoen die we kunnen inzetten, maar het loopt op tot €26 miljoen. Dat is serieus geld, en ook echt nieuw geld. Het is niet de miljard die ooit beloofd is, maar vanaf 2022 is het serieus geld.”

Hij maakt daarbij wel een gewichtige kanttekening dat een advies als dat van de commissie van Van Rijn nu vooral onrust en tweespalt zaaien. “Als we dat advies volledig invoeren zoals de minister aangeeft, dan betekent dit op sommige plaatsen dat de investeringen uit de kwaliteitsafspraken helemaal weglopen.” De enige twee opties die mogelijk lijken is het aanpassen van de vaste voet of incidentele reparaties. “Maar elk nieuw model is een herallocatie van dezelfde middelen.”

Het raakt volgens Bormans niet aan de werkelijkheid om de commissie Van Rijn ervan te betichten deze dichotomie te hebben gekweekt, “maar ze heeft ze wel aan de oppervlakte gebracht. We zitten nu middenin een grote stelseldiscussie waardoor het dreigt dat iedereen met iedereen ruzie heeft, als ik met name het universitaire ‘discours’ volg. Mijn grote zorg is dat straks Van Rijn leegloopt, of met ietwat aan verzachtende middelen, of via een politieke route, maar dat we dan alsnog achterblijven met een sterk verstoorde relatie. Ik maak me daar grote zorgen over. Het ene rapport roept op tot samenwerking, het andere kan leiden tot wederzijdse argwaan. ”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK