“Je kunt internationale samenwerking niet even aan- of uitzetten”

Interview | door Tim Cardol
31 juli 2019 | Vorig jaar werd ze door minister Van Engelshoven benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Scheidend bestuurder van De Haagse Hogeschool Susana Menéndez werd geroemd om haar onmiskenbare bijdrage aan het hoger onderwijs en internationalisering in het bijzonder.
Susana Menéndez bij haar afscheid Foto: De Haagse Hogeschool

“Het accent ligt doorgaans op ons – wat hebben wij eraan? Terwijl het juist ook zou moeten gaan over de studenten van hier die naar het buitenland gaan en de studenten die hier heen komen,” sprak de OCW-minister destijds. “Het is bijna een grap,” lacht Menéndez nu als ze kijkt naar het maatschappelijk debat over internationalisering.

Internationalisering begint in de Schilderswijk

“We zijn inmiddels alle nuance kwijt,” verzucht Menéndez. “Het is alsof het allemaal alleen nog maar gaat over een kosten-baten analyse van internationalisering. Een jaar geleden was de toon van het debat een stuk minder scherp. Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek was nog niet bezig. Er was natuurlijk wel kritiek op het gebied van taal, maar dat was het enige.”

Discussie over internationalisering is versmald

Die kritiek kan Menéndez, zelf ruim veertig jaar geleden vanuit Argentinië naar Nederland gekomen, ook best begrijpen – “Ik onderstreep zelf ook altijd het belang van het gebruik van het Nederlands” – maar zij ziet ook dat de discussie daarmee versmald is. “Internationalisering draagt ook bij aan begrip voor democratische waarden, respect voor academische vrijheid. Kijk naar het feit dat zelfs in landen die in conflict met elkaar zijn, wetenschappers vaak nog blijven samenwerken, zoals de Verenigde Staten en Cuba. Ook als het politiek niet goed gaat, blijft de wetenschap in gesprek. Dat is heel waardevol.”

De maatschappelijke onrust rond verengelsing en internationalisering lijkt inmiddels ook in de Hoftoren weerklank te vinden, getuige de maatregelen die OCW op dit punt in voorbereiding heeft. Met name de voorgenomen sluiting van de internationale Neso-kantoren kunnen bij Menéndez op weinig begrip rekenen.

“Die kantoren zijn nota bene tot stand gekomen toen Rutte in 2008 staatssecretaris was,” brengt Menéndez, zelf jarenlang bij Inholland verantwoordelijk voor internationalisering, in herinnering. “Ze hebben in tien jaar ontzettend goed werk gedaan en niet alleen in de werving van studenten. Het gaat veel meer ook om de vertegenwoordiging van Nederland als kennisland. Ze beheren onder meer het netwerk van internationale alumni. Dat zijn mensen die in die landen vaak tot belangrijke posities komen. Dat is diplomatiek heel waardevol.”

Een soort bezuinigingsronde

De Neso-kantoren zijn volgens Menéndez een ‘ankerpunt’ voor studenten in het buitenland die in Nederland willen studeren of hebben gestudeerd. “En dat wordt nu als een soort bezuinigingsronde afgebouwd, daar gaat heel veel kennis bij verloren.” Nederland zou wel wat meer naar buurlanden als Duitsland en Groot-Brittannië mogen kijken waar het de langetermijnvisie en investeringen in hoger onderwijs betreft, vindt de voormalig hbo-bestuurder.

Waar op universiteiten samenwerking vaak op inhoudelijke gronden wordt aangegaan door onderzoekers, ligt dat in het hoger beroepsonderwijs anders. “In het onderwijs worden die samenwerkingen meer op het niveau van de instellingen aangegaan. Als decaan of bestuurder kies je vaak een land of regio waar je een strategische relatie mee aan wilt gaan op basis van reputatie op het gebied van hoger onderwijs. Daarbij kijken instellingen vaak ook waar de Nederlandse politiek zich op richt.”

Als voorbeeld daarvan geeft Menéndez Brazilië. Toen in 2012 een Nederlandse handelsmissie onder leiding van toen nog prins Willem-Alexander en prinses Máxima naar dat land toog, ging een grote onderwijsdelegatie mee. Menéndez prees de toenmalige Braziliaanse president Dilma Rousseff destijds uitgebreid op ScienceGuide.

Onder Rousseff was het beleid om maar liefst vijftien procent van de inkomsten uit Braziliaanse olie en gas te reserveren voor hoger onderwijs en onderzoek. “Brazilië was op dat moment een heel interessante samenwerkingspartner en we hebben op dat moment echt veel gehad aan het Neso-kantoor om met hen onderzoek te doen naar welke strategische partners voor ons als hbo-instellingen relevant waren.”

Een volledige campagne om de academische vrijheid in te perken

Tot haar verdriet hangt de vlag in Brazilië er zeven jaar later heel anders bij. Tot ontsteltenis van Braziliaanse academici werd Jaïr Bolsonaro oktober vorig jaar verkozen als president. “Zijn voorganger Michel Temer was al behoorlijk begonnen met het bezuinigen op universiteiten en de gezondheidszorg,” vertelt Menéndez. Bolsonaro gaat echter nog een stapje verder.

“Een van de eerste dingen die hij deed was een dertig procent bezuiniging bij drie federale universiteiten (Bahia, Fluminense en Brasilia, red.). Dat was totale willekeur, maar volgens hem had het te maken met communistische invloeden op die universiteiten. Inmiddels worden alle federale universiteiten gekort. Het is hem met name te doen om de sociologie en filosofie. Het is een volledige campagne om de academische vrijheid in te perken.”

Ook een andere afspraak, dat op Braziliaanse universiteiten ruimte wordt gemaakt voor studenten uit ondergerepresenteerde groepen, werd meteen afgeschaft. “Terwijl Brazilië al een ontzettend gesegregeerde samenleving kent en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor studenten van Afro-Braziliaanse of Indiaanse afkomst zeer beperkt is,” constateert Menéndez. “Bolsonaro past in een tendens van landen waar actief aan de academische vrijheid wordt gemorreld. Kijk ook naar Hongarije.”

Genoeg ruimte voor samenwerking met China

Menéndez pleit er niettemin voor om ook met autoritaire regimes wel degelijk de samenwerking te blijven zoeken in onderwijs en onderzoek. Onlangs was zij met een grote delegatie in China om daar de banden met onderwijsinstellingen aan te halen. “Ik ben zeker van mening dat we voorzichtig moeten zijn, maar het hbo heeft wat dat betreft wel een andere positie dan het wo. We doen geen fundamenteel onderzoek over kernenergie bijvoorbeeld, het gaat om samenwerking in het onderwijs.”

“We moeten ons niet vreselijk gaan isoleren,” zegt Menéndez, wijzend op de recente China-strategie van het Kabinet. “Er wordt een stuk voorzichtiger gekeken naar China, maar dat is niet wat andere landen als Duitsland en Groot-Brittannië doen. We zijn natuurlijk niet naïef, maar er is denk ik genoeg ruimte voor het beroepsonderwijs om samen te werken met partners in China.”

Menéndez wijst erop dat juist bij internationale samenwerking wel wat meer lange adem verwacht mag worden van de politiek. “Het is heel erg ingewikkeld als de overheid elke vier jaar van mening verandert op dit punt. We hebben heel hard samengewerkt aan deze partnerschappen in het beroepsonderwijs. Het is alleen geen lichtschakelaar die je even aan en uit kan zetten, je investeert voor jaren. Anders begrijpen die partners in het buitenland ons echt niet.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK