“Laten we het Midden-Oosten maar even overslaan”

Op weg naar een decentrale wetenschapsgeschiedenis

Interview | door Sicco de Knecht
24 juli 2019 | Rens Bod schreef een boek over de (vergeten) wetenschapsgeschiedenis. In dat boek breekt hij een lans voor het openbreken van de Eurocentrische visie op wetenschappelijke ontdekkingen. “Wat ik wil bestrijden is het idee dat mensen uit de ene regio slimmer zouden zijn dan uit de andere."
Twee Timboektoe-manuscripten over astronomie en wiskunde (CC0)

Het mag een klein wonder heten dat de drukbezette #woinactie-voorman Rens Bod überhaupt nog aan taken buiten het onderwijs en onderzoek toekomt. Opmerkelijker is het nog dat hij afgelopen jaar een uitgebreide geschiedenis van de wetenschap uitbracht in boekvorm. In Een wereld vol patronen: De geschiedenis van kennis gaat Bod op zoek naar die momenten in de geschiedenis dat de mens een observatie had die soms wel, en soms niet, leidde tot een dieper inzicht.

Het waarnemen van patronen is de eerste – maar niet de enige – stap naar begrip, zo stelt Bod die talloze voorbeelden noemt: van taalverwerving tot astronomische observaties. Maar een patroon verklaart op zichzelf niets, dat is wat principes beogen te doen. Het zijn de onderliggende relaties, de mechanismen en de verhoudingen die op zichzelf niet zichtbaar zijn, waarmee we de wereld om ons heen duiden. En het is een in en in menselijke eigenschap om te proberen die bloot te leggen.

Rens Bod – Foto: Jeroen Oerlemans

De hoogleraar Digital Humanities van de Universiteit van Amsterdam, die eerder al een prijswinnend boek over de geschiedenis van de geesteswetenschappen schreef, is een kind van vele vakgebieden. Van astronomie tot wiskunde, van taalkunde tot kunstmatige intelligentie, linksom of rechtsom kwam hij er in zijn carrière mee in aanraking. En dat alles maakt Een wereld vol patronen een breed – hij zou zelf nooit compleet zeggen – overzicht van de vele vormen van wetenschap die er zijn (geweest).

Inclusieve wetenschap

Bod gaat uitgebreid in op de vele vormen van wetenschap, van musicologie tot de geneeskunde, en in zijn streven naar inclusiviteit stopte hij xniet bij de wetenschappelijke disciplines die eeuwenlang werden gedomineerd door mannen. Het zijn juist de bijdragen van vrouwen aan de wetenschap, en de vele fantastische inzichten van over de hele wereld waar hij in de kleine uurtjes naar op zoek is gegaan.

“Reflectie op wetenschap moet oog hebben voor het feit dat ideeën zelden of nooit uniek zijn voor een bepaalde locatie en persoon. Ik weet dat het een tikkeltje ‘modieus’ over zou kunnen komen om de geschiedenis van de wetenschap op deze inclusieve wijze aan te vliegen, maar naar mijn mening is wetenschap gewoon boeiender en eerlijker als we meerdere centra nemen van waaruit we haar bekijken.”

““Reflectie op wetenschap moet oog hebben voor het feit dat ideeën zelden of nooit uniek zijn voor een bepaalde locatie en persoon.””

Het meenemen van de wetenschapsgeschiedenis uit de hele wereld is volgens Bod niet per definitie een vorm van dekolonisatie. Zijn pleidooi voor een meer gedecentraliseerde geschiedenis van de wetenschappen is volgens hem geen vorm van boetedoening of zelfkastijding.

“Dekoloniseren maakt het gelijk nogal normatief en bovendien is er lang niet altijd een relatie met de koloniale geschiedenis. Het is te gemakkelijk om dat daar allemaal neer te leggen. Bovendien is dat ook niet wat mij heeft gedreven om de wetenschapsgeschiedenis op deze manier te benaderen.”

“Wat ik wel wil bestrijden is het idee dat mensen uit de ene regio slimmer zouden zijn dan uit de andere. Natuurlijk is het zo dat bepaalde regio’s een (tijdelijke) bloei en hoogtij doormaken in de geschiedenis. Ook op dit moment is het helder dat, ondanks enige recente tegenslagen, de Verenigde Staten op veel terreinen nog het wetenschappelijk centrum zijn van de wereld, en Europa in de B-divisie speelt. Maar in de VS gaat er ook aanzienlijk meer geld om in de wetenschap dan hier.”

Verhalen hebben altijd een held nodig

Het draait bij het succes van een idee dus vaak om de omgeving waarin het ontstaat. Mooi dat het bedacht is, maar kan het ook wortel schieten? De overlevering van veel van de ideeën uit de geschiedenis heeft bij tijd en wijle aan een zijden draadje gehangen of is verloren gegaan om pas eeuwen later herontdekt te worden.

“Wat we in ieder geval kunnen vaststellen is dat ideeën vaak op meerdere plekken zijn ontstaan. Als Galileo Galilei en de mechanica waar hij aan werkte niet waren opgevolgd door zijn tijdgenoten in West-Europa dan was het verhaal voor hem net zo geëindigd als voor de Mohisten.”

Het waren namelijk de geleerden van de Chinese filosofische school der Mohisten (475-221 voor onze jaartelling) die eeuwen voor Galilei al de basisnotie voor zwaartekracht optekenden. Het idee dat er geen kracht nodig was maar dat juist de afwezigheid van krachten als wrijving de werking van zwaartekracht bloot konden leggen, stamt van hen.

Alhoewel Galileo met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet op de hoogte was van deze ideeën, is het volgens Bod alleszins redelijk om hier wel bij stil te staan in een les over (de geschiedenis) van zwaartekrachttheorie. Al was het maar om de vroege theorievorming over zwaartekracht als voorbeeld te nemen van een inzicht dat een paradigma kan doen verschuiven.

De omzwervingen van het inenten

“Er zijn ook genoeg gevallen waar wel degelijk sprake is van een gekoppelde geschiedenis. Neem de inenting als voorbeeld. Die uitvinding wordt veelal toegeschreven aan Edward Jenner die het pokkenvaccin ontwikkelde. Dat was ongetwijfeld het eerste vaccin zoals we dat in de moderne notie kennen, maar die gedachte kwam niet uit het niets. Jenner was wel degelijk op de hoogte van de Ottomaanse praktijk van het ‘inenten’. Die is strikt genomen niet hetzelfde als vaccineren, maar wel onderdeel.”

Die praktijk, waarbij kleine porties van ziekmakende stoffen werden ingebracht in de neus van jonge kinderen was op haar beurt alweer veel wijder verspreid. Onder de Chinezen was het vaste prik en ook West-Afrikaanse tot slaaf gemaakte mensen in 18e eeuws Amerika hielden er een dergelijke praktijk op na. Het was Lady Montagu, de vrouw van een Britse diplomaat in Constantinopel, die de inentingspraktijk naar West-Europa bracht, waar het werd overgenomen in vooral de Nederlandse Republiek en Engeland. Men kende ‘slechts’ een patroon maar het is onmiskenbaar dat het invloed heeft gehad op de uitvinding.

“Ze kenden het principe erachter waarschijnlijk niet maar ze herhaalden wel hetzelfde patroon omdat het tot positieve resultaten leidde. Dat is een prachtig verhaal om er eens bij te pakken in een biologieles die hierover gaat. Het is ook een duidelijk voorbeeld van een verbonden geschiedenis.”

Ontdekkingen staan zelden op zichzelf, zo toont Bod keer op keer, maar de neiging onder zowel wetenschappers als popularisatoren is nu eenmaal om een enkele held aan te wijzen. Het is een vorm van triomfalisme die de soms lange en intensieve aanloop en de vele misstappen onderweg verhult.

“Vooral de popularisatoren van wetenschap zoals Stephen Hawking of onze eigen Robbert Dijkgraaf willen inzichten in hun verhalen graag toeschrijven aan individuen. Het is in zekere zin wel een Europese eigenschap om de uniciteit van het eigen werk te benadrukken. Het is niet uniek voor de Europese cultuur, maar de Chinese wetenschapscultuur, waar het heel belangrijk is om juist de continuïteit te benadrukken, laat zien dat het ook anders kan.”

“”Popularisatoren van de wetenschap zoals Stephen Hawking of Robbert Dijkgraaf willen wetenschappelijke inzichten graag toeschrijven aan individuen.””

Is het kwade wil of is het onkunde die ertoe heeft geleid dat de eurocentrische wetenschapsgeschiedenis zo alomtegenwoordig is? Alvorens die vraag te beantwoorden wil Bod eerst iets toelichten over de beschikbaarheid van bronmateriaal, en wat dit impliceert. Zo zijn er nog niet ontcijferde bronnen zoals de in het RongoRongo beschreven houttabletten van Paaseiland waarvan niemand weet wat ze bevatten. Of de honderdduizenden manuscripten van Timboektoe, waarvan naar schatting slechts 1% is ontsloten Er is zeker 10 procent van de manuscripten teruggevonden, maar slechts 6000 van de circa 700.000 zijn ontsloten. .

Ook is het in de geschiedenis talloze keren voorgekomen dat een clan, leger of land dat een ander gebied overnam bronnen vernietigde. Het kan dus simpelweg niet worden uitgesloten dat er in de Hoorn van Afrika werd nagedacht over propositielogica, of dat Koreaanse geleerden reconstructiemethoden voor geschiedschrijving ontwikkelden. De kans dat stenen of papieren bronnen verloren zijn gegaan, of dat inzichten in de eerste plaats niet werden opgetekend, is immers erg groot.

“Daarnaast is er het probleem van bias, het bevooroordeeld zijn dat jouw cultuur of wetenschappelijke traditie de belangrijkste is. Dat is ook niet per se iets om gelijk te veroordelen. Het wordt pas kwalijk op het moment dat actief wordt voorkomen dat inzichten uit andere perioden en culturen onderdeel worden van de geschiedschrijving, louter en alleen omdat ze niet binnen het beeld van de superieure westerling passen.”

“En dat gebeurt vaker dan je denkt. Zelfs binnen de KNAW kom ik dergelijke gevallen tegen. Dan is bijvoorbeeld het argument dat de filosofie al zo complex is, en dat het daarom beter is de geschiedenis van de filosofie te beperken tot de Westerse filosofie. Alsof die arme studenten dat niet zouden kunnen bevatten. Dat vind ik toch ernstig, kunnen we studenten niet gewoon een klein boekje over wereldfilosofie bijbrengen.”

Het Verre Oosten slaan we even over

“Alhoewel het inmiddels wel echt gedateerd is, moet je de Duitse filosoof Hans-Joachim Störig Hans Joachim Störig is bij het algemene publiek bekend om zijn werk Geschiedenis van de filosofie (1950), op veel plekken een standaardwerk maar ook een zeer toegankelijk boek voor geïnteresseerden. nageven dat hij echt een knappe poging heeft gedaan om een inclusieve variant te schrijven van de geschiedenis van de filosofie, in elk geval voor wat betreft de oudheid. De ironie is dat toen ik daar les uit kreeg op de middelbare school, wij de delen die gingen over het Verre Oosten gewoon over moesten slaan. Hetzelfde zie je ook bij een opleiding als kunstgeschiedenis waar de islamitische, Indiase, Chinese en Afrikaanse kunst over wordt geslagen. Als mijn boek eraan kan bijdragen dat dit soort praktijken ophouden zou ik dat heel mooi vinden.”

Naast dat er relatief ‘onschuldige’ vooroordelen bestaan, is Bod ook kwade wil tegengekomen bij meerdere wetenschapsgeschiedenissen. Wetenschappelijk racisme heeft wel degelijk bestaan, zegt hij, en bestaat ook nog altijd in latente vorm. Zo is de wijze waarop lange tijd werd gekeken naar de wiskunde buiten Europa een typisch geval van ‘historische bijziendheid’.

“Men kan zich moeilijk voorstellen dat bepaalde ideeën buiten Europa zijn ontstaan, zo blijkt keer op keer. Maar er is wel degelijk een direct verband tussen de vroegmoderne wiskunde en de hedendaagse wiskunde, namelijk India. Inmiddels is bekend dat de formule voor π van Leibniz gelijk is aan die van de Kerala-school uit India waar dezelfde formule een eeuw eerder door Madhava werd opgesteld.

Wat is gebleken, is dat jezuïeten die India bezochten ideeën hebben meegenomen die in de vroege zeventiende eeuw in Europa werden gepresenteerd als ‘nieuwe’ inzichten. En of Leibniz het nu kende of niet, dan is er toch wel echt sprake van whitewashing, omdat het resultaat nog steeds de Formule van Leibniz wordt genoemd.”

Geen rol voor vrouwen in de wetenschap

De kwaadste opzet ziet Bod terug in de rol die vrouwen toebedeeld krijgen in de wetenschapsgeschiedenis. Niet alleen werd het werk van vrouwen vaak genegeerd, maar als het gebruikt werd, dan werd het bijvoorbeeld toegeschreven aan hun echtgenoot, werd gesteld dat ze slechts afgemaakt hadden wat een man was begonnen, of werd het feit dat ze überhaupt een vrouw waren over het hoofd gezien.

“Van de grote geneeskundige Trot. van Salerno werd eeuwenlang klakkeloos aangenomen dat het een man was. Maar Trot. was een afkorting voor Trota, een vrouw dus. Maar daar zijn we pas in 1985 achter gekomen. In de Victoriaanse tijd zijn er talloze vrouwen ook echt verdonkeremaand. Op zo’n punt moet er wel recht worden gedaan aan hun rol in de geschiedenis en dat betekent dat we meer onderzoek moeten doen.”

Vrouwen hebben geweldig werk gedaan maar niemand heeft het gelezen

Dat onderzoek betekent ook dat je andere bronnen opneemt in je dataset. Niet alleen gepubliceerd werk maar bijvoorbeeld ook briefwisselingen. Een voorbeeld van wat dit op kan leveren is volgens Bod de recent uitgeplozen correspondentie tussen Albert Einstein en Tatiana Afanasjeva over de notie van negatieve temperatuur. Volgens Bod vind je juist in zulke persoonlijke correspondentie een heleboel bijzondere inzichten die je anders niet vindt.

Dwaalsporen zijn van levensbelang

In het slot van zijn boek breekt Bod de laatste lans voor een van de verworpenen van de wetenschapsgeschiedenis, en dat is de mislukte kennis. In de geschiedenis waren er vele dwaalwegen op de weg naar nieuwe kennis, van het relateren van graanprijzen aan de stand van de planeten tot aan de zoektocht naar een deductief regelsysteem voor medische diagnoses.

“Vergis je niet hoeveel je kunt leren van een dwaling. Vrijwel elke mislukking leidde tot een nieuwe ontdekking in een ander deelgebied. Ideeën die niet kloppen kunnen juist interessant zijn vanwege de gedachtegang die erachter zit. Het bestuderen van al die dwalingen leert ons bovendien dat de wetenschap geen rechte lijn naar boven is, zoals deze ook heden ten dage te vaak wordt voorgesteld.”

“”Vakken als wetenschapsgeschiedenis zijn altijd de eerste die sneuvelen.” “

Dit is wellicht de plek waar de activistische inborst van de voorman van #woinactie het meest spreekt. En alhoewel hij de strijd voor adequate financiering voor de academie zeer persoonlijk en integraal opneemt, en zelfs noemt in het voorwoord van zijn boek, vindt hij Een wereld vol patronen geen pamflet.

“Het is wel een pleidooi voor het in stand houden van een zo breed mogelijke kennisbasis. Wat er nu op veel faculteiten speelt, is dat er op het onderwijs steeds meer wordt beknibbeld. Er worden bijvakken afgeschaft, werkgroepen worden niet meer gegeven door universitair docenten of promovendi maar door masterstudenten. Ook vallen er vakken zoals de geschiedenis van de economie weg uit het curriculum omdat deze niet als essentieel maar vooral niet als doelmatig worden gezien, terwijl die juist het meest aansporen tot (zelf)reflectie.”

Toch is het enige dat de academie en de mensheid op de lange termijn bindt precies die overdracht van kennis. Daar steeds meer aan toevoegen door het doen van onderzoek, en tegelijkertijd het onderwijs verwaarlozen is dan ook het paard achter de wagen spannen. Maar zolang het succes in het onderzoek de meest belangrijke invloed op een academische carrière blijft, trekt het onderwijs aan het kortste eind.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK