Minister wijt onrust rond bekostiging aan universiteiten

Nieuws | door Toske Andreoli & Sicco de Knecht
3 juli 2019 | “Het lijkt wel alsof we dit debat willen eindigen met de conclusie dat niemand erop achteruit gaat," stelde Kamerlid Harry van der Molen (CDA) maandag tijdens het overleg over de bekostiging in de Tweede Kamer, “maar de indruk die de minister wekt dat er geen keuzes worden gemaakt is onzin.” Toch blijft de minister erbij dat er netto geïnvesteerd wordt in hoger onderwijs en wetenschap.
Judith Tielen (VVD), Lisa Westerveld (GroenLinks) en Eppo Bruins (ChristenUnie) bij nota overleg – Bron: Debatgemist.nl

Maandag overlegde de vaste OCW-commissie van de Tweede Kamer over de reactie van minister Van Engelshoven op het advies van de commissie Van Rijn. Duidelijk is dat de minister wil schuiven, maar voor met name de oppositiepartijen is onduidelijk wat de gevolgen zullen zijn voor medische, alfa- en gammastudies.

De oppositiepartijen stellen dan ook onvoldoende geïnformeerd te zijn om aanstaande donderdag te kunnen stemmen over de plannen. Waar ze hier aanvankelijk bijval kregen van de ChristenUnie leek deze potentiele hobbel voor de minister aan het einde van de middag weggenomen te zijn.

Onrust komt uit de sector, niet van ministerie

Niet alleen de vraag wat de reallocatie teweeg zou brengen binnen instellingen, maar ook de bereidheid van de minister om deze reallocatie daadwerkelijk af te dwingen hielden oppositie- en coalitiepartijen bezig. Bij verschillende Kamerleden leefde al langer de vraag wat de effecten van de herverdeling op instellingsniveau nu werkelijk zijn.

Een uitsplitsing per instelling en per vakgebied, zoals van tevoren aangevraagd door Kamerlid Kirsten van der Hul (PvdA) kwam er bij gebrek aan een meerderheid in de commissie niet voorafgaande aan het overleg. Maar in een poging de gevolgen inzichtelijk te maken circuleerden er de afgelopen dagen verscheidene inschattingen op de sociale media die de instellingen zelf hadden gemaakt.

 Volgens de minister waren deze berichten vanuit de instellingen prematuur en waren ze debet aan het feit dat er zoveel te doen was om wat in haar beleving slechts een beperkte verschuiving is. “De onrust is ontstaan doordat er allerlei tabellen zijn verspreid met de gevolgen van Van Rijn,” aldus de minister, “maar dat zijn niet mijn tabellen.”

“”De onrust is ontstaan doordat er allerlei tabellen zijn verspreid met de gevolgen van Van Rijn.””

Ingrid van Engelshoven

Kamerlid Frank Futselaar (SP) nam het in reactie daarop op voor de instellingen. “Een gemakkelijke oplossing daarvoor zou zijn dat de minister zelf tabellen verspreidt,” zo suggereerde hij in navolging van een aantal collega’s. Volgens de minister was het uitsplitsen van de gevolgen binnen instellingen niet aan haar aangezien de instellingen autonoom zijn in het verdelen van deze middelen. “Bovendien, het ministerie kent de interne verdeelmodellen van de instellingen niet eens.”

Hoe autonoom zijn instellingen?

De hamvraag in de discussie bleek echter niet te zijn of de minister de interne allocatie van de instellingen kende, maar of ze nu wel of niet van zin was om de reallocatie van de bekostiging tot op het opleidingsniveau af te dwingen. Meerdere instellingen hebben namelijk al aangegeven de herverdeling van de middelen (voorlopig) niet door te voeren, wat onder andere zou kunnen betekenen dat bèta-technische opleidingen aan brede universiteiten op achterstand komen te staan.

‘Wij gaan niet herverdelen’

In zijn termijn stelde Paul van Meenen (D66) dat de soep wat hem betreft niet zo heet gegeten zal worden als hij wordt opgediend. Met kennisneming van de berichtgeving vanuit de universiteiten liet hij de bal bij de instellingen. “De vraag of deze herverdeling wordt doorgevoerd is een vraag die alleen de bestuurders van die instellingen kunnen beantwoorden.”

De ontstane commotie rond de herverdeling weet hij, net als de minister, aan het veld. “Die onrust komt niet uit het voorstel dat de minister doet. Die onrust komt uit het feit dat de universiteiten de indruk willen wekken dat hier de verplichting is om die verschuiving naar de technische universiteiten ook één op één binnen de algemene universiteiten door te voeren. Dat is gewoon feitelijk onjuist.”

Judith Tielen (VVD) wilde in reactie op de zalvende woorden van haar coalitiegenoot D66 weten wat nu precies wél de verwachting was van het effect van de voorgenomen verschuiving. “Wat verwacht D66 dan eigenlijk van deze voorstellen als de heer Van Meenen er zelf al van uitgaat dat universiteitsbestuurders niet gaan doen wat wij willen?”

““Wat verwacht D66 dan eigenlijk van deze voorstellen als hij er zelf al van uitgaat dat universiteitsbestuurders niet gaan doen wat wij willen?””

Judith Tielen

Daarbij teruggrijpend op het feit dat de Kamer al lange tijd spreekt over de tekortschietende bekostiging van de bèta-technische vakgebieden vond Tielen dit een onbegrijpelijke uitspraak. “Wij geven als politiek immers een opdracht mee aan het onderwijs in het kader van bèta en techniek. Dit is dan ook niet wat ik begrepen heb van Van Rijn. Ik was onder de indruk dat ook op algemene universiteiten meer aandacht moest komen voor bèta.”

“Er worden wel degelijk keuzes gemaakt”

Futselaar kon het in al de commotie niet laten om de tegenstellingen binnen de coalitie uit te vergroten door collega Eppo Bruins (ChristenUnie) te bevragen. “Bent u kamp Van Meenen of bent u kamp Tielen?” Bruins antwoordde daarop de twee kampen niet als zodanig te erkennen maar na aandringen van zijn collega van de SP bekende hij dat er een overheveling zou moeten komen.

“Maar volgens mij moet je alleen herverdelen in tijden van stijgende budgetten.” Bruins gaf aan zelf de rekenmachine er maar bij gepakt te hebben om de balans op te maken uit de begroting. “Ik heb het zelf maar even nagerekend, want ik krijg zoveel tegenstrijdige signalen.”

Door de optelsom te maken van investeringen van het huidige en het vorige kabinet concludeerde Bruins dat er netto geïnvesteerd wordt in het hoger onderwijs en de wetenschap. “Het beeld dat ik er uiteindelijk uit krijg is dat alle instellingen er de komende jaren op vooruit gaan, niet achteruit. Ik wil dan ook vandaag van de minister horen dat niemand erop achteruitgaat. Kan de minister bevestigen dat ze niet bezuinigt op specifieke domeinen of opleidingen?”

Harry van der Molen (CDA) kon, voordat de minister had geantwoord, al stellen dat zij deze garantie niet kon geven. “Het lijkt wel alsof we dit debat willen eindigen met de conclusie dat niemand erop achteruitgaat,” zo stelde hij, “maar de indruk die de minister wekt dat er geen keuzes worden gemaakt is onzin.”

Minister: we investeren juist enorm in hoger onderwijs en wetenschap

De minister gaf daarentegen aan dit wel degelijk te kunnen garanderen: “Ja, er komen in totaal middelen bij en ook in 2023 is er op alle universiteiten een aanzienlijke plus.” Volgens haar levert de optelsom van alle investeringen en de opbrengsten van het leenstelsel, minus de doelmatigheidskorting en de ingehouden prijscompensatie netto alsnog een netto investering van honderden miljoenen op.

De suggestie dat het geld van het leenstelsel een aantal van de bezuinigingen zou neutraliseren schoot Westerveld als coalitiegenoot voor het sociaal leenstelsel duidelijk in het verkeerde keelgat. “Als we het geld van de studievoorschotmiddelen hierbij optellen, dan is dat geen eerlijke berekening. We hebben met het sluiten van het compromis dat er extra geld naar hoger onderwijs zou gaan ook afgesproken dat dat extra zou zijn.”

“”Bij het invoeren van het leenstelsel hebben we afgesproken dat het vrijgekomen geld extra zou zijn. Het is dus niet bedoeld om gaten in de begroting te dichten.””

Lisa Westerveld

Het dichten van wat Westerveld typeerde als ‘gaten in de begroting met de middelen uit het studievoorschot vond zij niet acceptabel. “Ik vind het niet te verteren dat dan een aantal jaar later zou blijken dat het helemaal niet extra is, maar dat er aan de andere kant wel geld wordt weggehaald.”

Een volledig beeld van de begroting

Naast Bruins gaf ook Lisa Westerveld (GroenLinks) te kennen het volledige plaatje van de investeringen niet meer te overzien. Afgelopen vrijdag had zij al publiekelijk haar beklag gedaan over de ondoorzichtige wijze waarop het ministerie het uitblijven van de prijscompensatie in de Voorjaarsnota had verwerkt. “Van de €28 miljoen die dit kabinet vrijmaakt om de effecten Van Rijn te ‘verzachten’ blijft vrijwel niets over als je de prijscompensatie daarvan aftrekt.”

Instellingen lopen nog meer geld mis dan gedacht

“De commissie moet dit overleg met onvolledige informatie voeren,” vervolgde Westerveld haar vertoog waarbij ze de minister herhaaldelijk vroeg om een duidelijk, leesbaar en begrijpelijk overzicht van de investeringen en bezuinigingen op de post hoger onderwijs. Volgens haar werd er te veel geschermd met investeringen, terwijl het exacte plaatje onduidelijk was.

Voor het weerwoord van de minister dat alle informatie te vinden was op de onderwijsbegroting was het GroenLinks-Kamerlid niet gevoelig. “Is dat niet precies het probleem? Dat we het zelf moeten narekenen?” Waar het GroenLinks-Kamerlid in de regel krachttermen zei te mijden, voelde ze zich gedwongen deze situatie als “schandalig” te bestempelen. Westerveld kreeg bijval van oppositieleden Futselaar en Van den Hul (PvdA). De laatste sprak van een “moedwillig opgeworpen rookgordijn”.

Voor Harry van der Molen (CDA) was het geduld na enige tijd discussiëren duidelijk ook op. “Ik kan me wel voorstellen dat een aantal collega’s in het luchtledige hangen als het om de getallen gaat,” zo stelde Van der Molen. “Zijn die niet gewoon voorhanden?” In reactie op zijn vraag bleek het mogelijk om het gevraagde overzicht dezelfde middag nog aan te leveren, zo stelde het ministerie.

Niet afwachten kostenonderzoek

Het overzicht waar het ministerie vervolgens mee kwam leek de vragende partijen niet gerust te kunnen stellen. “Het is geen wonder dat het ministerie hier zo snel mee kan komen, het zijn namelijk oude cijfers in een andere volgorde,” aldus Westerveld. Het was haar met name te doen om een overzicht op instellingsniveau, inclusief de uitblijvende prijscompensatie en exclusief de middelen die vrijkwamen met het sociaal leenstelsel – terwijl het ministerie het tegenovergestelde overzicht inbracht.

Voor de oppositiepartijen was het ingebrachte overzicht overduidelijk niet voldoende. Voor Bruins – die zich voor het laatste deel van het debat excuseerde – waren de cijfers van OCW wel afdoende. Aangezien de inzet van de ChristenUnie de laatste kans was voor de oppositie om de plannen van de minister tegen te houden richtten de Kamerleden zich met hun moties voornamelijk op uitstel waarin het aangekondigde onderzoek naar de toereikendheid van het macrobudget een sleutelpositie speelde.

Zo diende de SP een motie in om de middelen voor bèta-techniek uit de Voorjaarsnota in zijn geheel aan de TU’s toe te doen komen, en te wachten met de reallocatie tot na het onderzoek. Ook een motie van Westerveld vroeg om uitstel. De minister ontraadde beide moties: “Het debat over de bekostiging en de knelpunten bij bèta-techniek voeren we al een aantal jaren en werd in 2016 aangezwengeld door de motie-Rog/Duisenberg. Die motie vroeg toen eigenlijk al om een eerste stap in 2017. Ik hoor nog steeds in de Kamer breed draagvlak: we moeten daar iets aan doen. We zijn al een aantal jaar aan het uitstellen.”

De minister zegde wel toe dat er kort na de zomer een plan van aanpak voor het onderzoek naar de toereikendheid en doelmatigheid van de macrobekostiging komt. Ook zegde ze toe dat de studentenvertegenwoordiging daarbij zal worden betrokken en dat het onderzoek in 2020 moet zijn afgerond. In de tussentijd vonden zowel de minister als de coalitie dat de klappen voor de rest van de instellingen voldoende verzacht waren.

Eenmalig structureel compenseren voor switch

Tijdens het gehele debat speelden hogescholen slechts een marginale rol. Duidelijk tevreden gesteld met de middelen uit de Voorjaarsnota waren er vanuit het hbo weinig klachten over de voorgestelde herverdeling. Wel waren er vragen vanuit de Kamer over de wijze waarop OCW de compensatie voor studieswitch vorm ging geven.

Instellingen die veel studenten aannemen die al eerder begonnen zijn in het hoger onderwijs lopen in het huidige bekostigingsmodel bekostiging mis, hetgeen het ministerie nu wil compenseren. Van der Molen wilde echter wel weten hoe de compensatie ten aanzien van de studieswitch concreet zou worden doorgevoerd. “Gaat deze minister bijvoorbeeld de middelen nu in een nieuwe historische vaste voet plaatsen? Wat gebeurt er als een instelling bijvoorbeeld veel externe switch heeft, maar over een aantal jaren niet? Verschuiven die middelen dan gewoon mee?”

““Het is dus niet zo dat instellingen kunnen denken ‘laat ik volgend jaar dan maar heel veel van die switchers binnenhalen, want dan krijg ik extra gecompenseerd’. Zo werkt het niet,” “

Ingrid van Engelshoven

Het antwoord van de minister daarop was dat deze compensatie eenmalig zou worden vastgesteld en daarna structureel zou worden. “Het is dus niet zo dat instellingen kunnen denken ‘laat ik volgend jaar dan maar heel veel van die switchers binnenhalen, want dan krijg ik extra gecompenseerd’. Zo werkt het niet,” aldus de minister. “We doen dat eenmalig en het werkt wel structureel door.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK