Toekomstig zorgprofessional kan echt niet meer zonder techniek

Interview | door Tim Cardol
2 juli 2019 | Wie straks als zorgprofessional aan de slag gaat, ontkomt er niet meer aan ook over technologische kennis te moeten beschikken. Lector Hilbrand Oldenhuis (Hanzehogeschool) brengt die werelden bij elkaar. “Het moet verder gaan dan een beetje met leuke gadgets bezig te gaan. Ze moeten leren hoe die technologie hen helpt betere zorg te verlenen.”
Hilbrand Oldenhuis Foto: Hanze

Oldenhuis werd onlangs officieel geïnstalleerd als lector Personalized Digital Health. Als sociaal psycholoog is hij al langer bezig met hoe je ICT kunt inzetten om mensen te ondersteunen tot het maken van gezonde keuzes. “Dat betekent dat ik veel samenwerk met fysiotherapeuten en diëtisten. Allemaal om ervoor te zorgen dat mensen duurzaam inzetbaar zijn.”

Het lectoraat van Oldenhuis is belegd bij het domein ICT & media. “Dat is voor mij wel spannend, want ik werk heel veel samen met ICT’ers. Voor een psycholoog weet ik daar aardig wat van af, maar voor een ICT’er niet. Ik ben dus afhankelijk van de ICT’ers in mijn onderzoeksgroep wat dat betreft.”

Techniek inzetten voor preventie

Het onderzoek van het lectoraat van Oldenhuis richt zich met name op hoe mensen met allerlei technologische apparatuur hun leefgedrag kunnen monitoren en op basis daarvan preventieve keuzes kunnen maken. “Aniek Lentferink doet promotieonderzoek naar hoe werknemers zich via zelftracking kunnen monitoren om in een vroeg stadium te signaleren of zij last hebben van stresssymptomen,” vertelt Oldenhuis.

“Vaak is het nu zo dat wanneer mensen gebukt gaan onder stress, dat er allemaal trajecten worden opgetuigd om dat te verhelpen,” legt Oldenhuis uit. “Dat is op zich niet verkeerd, maar ik denk dat technologie juist in de preventie heel veel kan bijdragen. Als je bijvoorbeeld het meten van hartslag kan combineren met het noteren van persoonlijke ervaringen van medewerkers, dan is daar misschien wel heel veel uit te halen.”

Ook in het onderwijs zelf is stress een steeds vaker voorkomend fenomeen. Lies Korevaar, een directe collega van Oldenhuis, werd onlangs nog gekroond tot Lector van het Jaar voor zijn werk op het gebied van studentenwelzijn. Oldenhuis kijkt hoe hij samen met zijn collega ook zelfmonitoring kan inzetten om het mentale welzijn van studenten te verbeteren.

“We zijn bezig met een project om een online applicatie in te zetten om mensen die kampen met depressieve klachten te ondersteunen op basis van maatwerk en personalisatie. Die app is gemaakt op basis van de principes van positieve psychologie De positieve psychologie is een uitbreiding op de traditionele psychologie die zich vooral bezighoudt met primaire (cognitieve) processen en psychische problemen. De positieve psychologie richt zich op positieve ervaringen en eigenschappen en hoe instituties daaraan bij kunnen dragen. , een van de principes waar Lies ook mee werkt,” vertelt Oldenhuis. “We zijn nu bezig met studenten toegepaste psychologie om te kijken hoe zij medestudenten kunnen coachen met behulp van die applicatie. Dat is heel duidelijk een project waarin we ook meerwaarde creëren met ons onderzoek voor onze eigen studenten.”

Veerkracht inzichtelijk maken

Meer fundamenteel houdt het lectoraat van Oldenhuis zich bezig met het maken van modellen die iets zouden kunnen zeggen over de veerkracht van mensen om tegenslagen het hoofd te bieden, in het werk maar ook in de persoonlijke sfeer. “We werken met allerlei soorten draagbare meetapparatuur in combinatie met vragenlijsten en hopen op basis daarvan voorspellingen te kunnen gaan doen over hoe het lichaam van mensen reageert onder bepaalde condities.”

Er wordt dus heel veel data verzameld van mensen en dat werpt onherroepelijk ook ethische vragen op. “Die vragen worden ons inderdaad altijd gesteld,” beaamt Oldenhuis. En terecht, want we hebben ons te houden aan de onderzoeksethiek. Ik denk dat het belangrijkst op dit punt is dat je altijd transparant bent over wat je met data doet en dat je je er bewust van bent dat informatie ook interessant kan zijn voor werkgevers of verzekeraars.”

Onderzoek hogescholen langs de ethische meetlat

Oldenhuis is dan ook van mening dat als het gaat om data van werknemers, je altijd moet zorgen dat die data toebehoren aan de werknemer zelf. “Het kunnen toch tools zijn die ingezet kunnen worden in een hiërarchische relatie tussen werkgever en werknemer. Dus moet je zorgen dat de werkgever niet zomaar toegang heeft tot die data. Het moet in ieder geval altijd vrijwillig zijn.”

“Wat belangrijk is, is dat technologie nooit een doel op zichzelf moet worden,” vindt Oldenhuis. “Wat de technologie eigenlijk doet, is consumenten meer zeggenschap geven over hun gezondheid en de keuzes die ze kunnen maken. Wellicht dat ze zelf ook informatie gaan verzamelen, waarmee ze naar de professional toe kunnen komen.”

Technologie doet ook iets met persoonlijke relaties

Dat consumenten via technologie zoveel meer te weten komen over hun eigen fysieke welzijn, heeft ook gevolgen voor de relatie tussen patiënten en zorgverleners. Oldenhuis ziet het ook als zijn taak dat aan nieuwe professionals in opleiding mee te geven. “Als zorgprofessional ben je meer en meer een begeleider in het maken van de juiste keuzes, dan degene van wie de wijsheid komt. Dat is een houding die aangeleerd moet worden.”

“Tegelijkertijd moeten studenten in het zorgdomein wat weten van de beschikbare technologie,” zegt Oldenhuis. “De zorgprofessional van de toekomst kan echt niet meer zonder de technologie. Er komt steeds meer interdisciplinaire ruimte. Dat is wel het werk van de toekomst, dat die verschillende disciplines elkaar weten te vinden.”

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK