Educatieve minoren hebben geen zin

Verslag | door Toske Andreoli
29 augustus 2019 | Het lerarentekort bij de bètavakken vormt al jaren een probleem. In 2009 werd de educatieve minor in de bachelor bedacht om het animo voor de lerarenopleiding te vergroten. Alma Kuijpers (ICLON, Universiteit Leiden) onderzocht het effect hiervan.
Foto: Sander Morel

Kuijpers presenteerde haar onderzoek tijdens een symposium over het bètalerarentekort op de Onderwijs Research Dagen 2019. Ze onderzocht de rol van de educatieve minor bij de keuze voor een educatieve master in bètavakken aan de universiteiten van Delft, Leiden en Groningen. Ze keek naar de in- en doorstroomcijfers, deed vragenlijstonderzoek onder studenten van de minor, en interviewde managers van lerarenopleidingen en bètafaculteiten.

Studenten kunnen in het derde jaar van de bachelor kiezen voor de educatieve minor. Ze krijgen een half jaar les in vakdidactiek en doen een stage op een middelbare school. De educatieve minor had oorspronkelijk drie doelen: belangstelling opwekken, het behalen van een tweedegraads kwalificatie en verhoging van de instroom in de eerstegraads lerarenopleiding.

Vrijwel geen enkele minorstudent gaat uiteindelijk lesgeven als tweedegraads docent, en de effecten op de instroom van de lerarenopleiding vallen tegen. Kuijpers: “Sinds 2007 zijn de studenten in de bacheloropleidingen scheikunde, natuurkunde, sterrenkunde en wiskunde voortdurend gestegen, maar de instroom naar de lerarenopleiding in de master bleef constant. De minor heeft dus geen effect gehad op die instroom.” Kuijpers vond dat slechts twee tot vier procent van de bètastudenten kiest voor de educatieve minor. Van dat geringe aandeel stroomt slechts twaalf tot twintig procent door naar de educatieve master.

Maar aan de minor zelf ligt dat niet. Studenten zijn er heel positief over: “Meer dan tachtig procent van de studenten die de educatieve minor heeft gedaan vindt de educatieve minor een positieve kennismaking met het leraarschap, en meer dan negentig procent vindt de stageschool een prettige werkomgeving. Bijna zestig procent van de studenten geeft aan onderwijs als carrièreoptie te zien.”

Afstemming tussen educatieve minor en master hapert

Na de minor gaan studenten terug naar hun bacheloropleiding om een scriptie te schrijven. Ze kiezen niet meteen voor een master als ze klaar zijn met de minor. In die periode verliest dus een groot deel de interesse, en degenen die wel geïnteresseerd zijn, blijken niet meteen te kiezen. Kuijpers: “Er zit een vertraging op de stroom. We hebben gezien dat het één tot vijf jaar duurt, voordat studenten van de educatieve minor doorstromen naar de educatieve master.”

Het doel van de educatieve minor en de positie in het studieprogramma lijken dus niet optimaal op elkaar afgestemd. Kuijpers interviewde directeuren van lerarenopleidingen en vicedecanen van bètafaculteiten en merkte dat zij op dit punt heel verschillend denken. “Eén vicedecaan zag de educatieve minor als een snuffelstage, een ander dacht dat natuur- en techniekstudenten toch alleen maar interesse hebben in onderzoek of het bedrijfsleven. De ene directeur van een lerarenopleiding zei dat alleen de studenten die echt gemotiveerd zijn de educatieve minor kiezen, maar een andere dacht dat studenten ervoor kiezen omdat ze wel eens wat anders willen. Binnen de universiteit lopen de opvattingen uit elkaar, tussen vicedecanen en ook tussen directeuren van de lerarenopleiding. Ze hebben heel verschillende ideeën, maar ze bieden wel hetzelfde traject aan.”

De beeldvorming over het leraarschap laat ook te wensen over, volgens Kuijpers. Zo geven studenten aan dat de kijk op het lerarenvak vanuit de bètafaculteit zeer negatief is. Kuijpers: “Studenten zeiden: het wordt niet echt gewaardeerd op mijn faculteit om te kiezen voor de lerarenopleiding. Het wordt niet aangeprezen, niet verafschuwd, meer een beetje gedoogd. Dat is niet echt positief. Sommigen zeiden zelfs: ‘het lijkt erop dat er een zekere minachting is voor onderwijs, dat het onder je niveau is.’”

Maatschappelijke verantwoordelijkheid

De minor leidt niet vaak tot een keuze voor het leraarschap, maar studenten die wel voor de lerarenopleiding kiezen, geven aan dat vroege ervaring met lesgeven belangrijk is geweest. Kuijpers: “Ron bijvoorbeeld, die studeerde bouwkunde en is nu docent Onderzoek en ontwerp aan een middelbare school. Hij zei: ‘ik ben tien jaar volleybaltrainer geweest en wist daardoor al dat ik coaching leuk vond, maar had nog niet gedacht dat ik daar iets mee zou doen. Maar bij het mastervak Van Gezel tot Meester begeleidde ik eerstejaars bij hun ontwerpkeuzes en zag ik wat hun gedachtegang was, wat er anders was na mijn begeleiding. Dat vond ik zo leuk: dat wilde ik blijven doen.’”

Daarom pleit Kuijpers ervoor om naast de minor meer onderwijsvakken in het studietraject op te nemen. “Je zou kunnen zeggen: als natuurkundeopleiding heb jij ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid dat je voldoende docenten op de middelbare scholen krijgt. Zowel in de bachelor als in de master is het nodig dat docenten lesgeven stimuleren, en helpen om studenten die goed zijn in onderwijs of het heel leuk vinden, te bekrachtigen. Je wilt mensen misschien opleiden tot onderzoekers, maar voor hen zijn onderwijsvaardigheden ook heel belangrijk.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK