Van Engelshoven drukt nog geen eigen stempel op ministerschap

Profiel | door Sicco de Knecht
28 augustus 2019 | Het kabinet Rutte III is binnenkort op de helft van zijn regeerperiode. Een fors deel van de ‘punten’ uit het regeerakkoord is – al dan niet succesvol – behandeld. Ook voor OCW-minister Ingrid van Engelshoven is het actielijstje zo goed als afgewerkt. Maar tegen welke prijs? Het is namelijk maar zeer de vraag hoezeer zijzelf en haar partij hebben kunnen profiteren van regeringsdeelname in een kabinet dat weinig over heeft voor hoger onderwijs en wetenschap.
Minister Ingrid van Engelshoven op Oerol – Ministerie van OCW

Het is het najaar van 2017 wanneer de laatste hand wordt gelegd aan het regeerakkoord en de bezetting van het kabinet Rutte III. De partij van Alexander Pechtold wil met de keuze voor bewindslieden een statement maken. Op Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft hij zijn eigen vertrouweling naar voren geschoven.

De in Den Haag als wethouder actieve Ingrid van Engelshoven (Delfzijl, 1966) heeft haar sporen verdiend binnen de partij. Op het electorale dieptepunt van D66 in 2007 nam zij het partijvoorzitterschap op zich. De partij lag op haar gat: drie zetels in de Tweede Kamer, twee in de Senaat, met een pittige strijd om het lijsttrekkerschap achter de rug.

In de twee termijnen voorzitterschap van Van Engelshoven klimt de partij flink op en als ze in 2013 afzwaait, staat D66 er goed voor. In 2017 is de partij op haar electorale hoogtepunt sinds de laatste piek in 1994. Met negentien zetels in de Tweede Kamer is het een grote partner in het nieuw te vormen kabinet, maar die positie komt er niet zonder kosten.

Het begint met vertrouwen

Bij de samenstelling van het regeerakkoord doen de coalitiegenoten een flinke graai in de ideologische schatkist van de partij. D66 moet zowel het referendum als hun verzet tegen de sleepwet opgeven. Wat betreft het hoger onderwijs haalt nagenoeg geen van de verkiezingspunten het regeerakkoord. Het zijn eerder de wensen van de coalitiepartijen die de aankomende jaren tot uitvoer gebracht moeten worden.

De minister die honderden miljoenen mag verdelen in het onderwijs komt in dit kabinet echter niet van de zelfbenoemde onderwijspartij D66, maar van de ChristenUnie. Oudgediende Arie Slob mag als minister voor Basis, en Voortgezet Onderwijs en Media de salarissen verhogen in primair en voortgezet onderwijs.

Van Engelshoven mag dan tientallen miljoenen per jaar investeren in onderzoek, de andere afspraken zijn een broekzak-vestzakoperatie. De halvering van het collegegeld moet gedekt worden met een renteverhoging. Het dekken van het tekort op de OCW-begroting moet worden gedekt met een ‘doelmatigheidskorting’. Het is een lijstje waar het hoger onderwijs en de wetenschap bepaald hun vingers niet bij aflikken, maar ze zet haar handtekening onder het regeerakkoord.

In haar eerste halfjaar spreekt Van Engelshoven zich niet vaak stellig uit over kwesties. Ze vertrouwt erop dat instellingen onderwerpen als verengelsing prima zelf kunnen oplossen en pleit ervoor om de afrekenmentaliteit en het wantrouwen jegens instellingen los te laten. Wanneer de Rekenkamer in begin 2018 de minister informeert dat de voorinvesteringen die behoren tot het leenstelsel niet zijn gedaan, gaat ze aanvankelijk pal voor de sector staan. Niet veel later wordt ze door een Kamermeerderheid, waaronder CDA en ChristenUnie teruggefloten: er moet onderzoek komen.

Bij discussies over de werkdruk in het voorjaar van 2018 geeft de minister dan ook aan dat instellingen zelf wel water bij de wijn kunnen doen om de werkdruk te verlichten. Dat valt verkeerd: “Hoe dom kun je zijn?”, laat de voorzitter van de Universiteit van Amsterdam – een van de universiteiten die zich inmiddels heeft aangesloten bij de actiegroep #woinactie – zich die zomer openlijk ontvallen in reactie op deze uitlatingen. Het belooft geen gezellig collegejaar te worden.

“Ik laat niet met mij sollen!”

Het is een haastig bijeengeroepen bijeenkomst op het ministerie die de donderdagmiddag van 30 augustus 2018 gehouden wordt. Aan tafel zitten de studentenbonden ISO en LSVb, de minister en de ambtelijke top van het ministerie. Van Engelshoven heeft de studenten ontboden om ze te vertellen dat zij tegemoet wil komen aan hun klachten over de oplopende studieleningen ten gevolge van het leenstelsel en de psychische klachten onder studenten.

Het inperken van het bindend studieadvies (bsa) moet daarvoor de aangewezen methode zijn maar dit ligt moeilijk binnen de coalitie en daarom houdt ze het voornemen voor zich. Bij de opening van het academisch jaar aan de Tilburg University zal ze het nieuws groots bekendmaken.

Diezelfde ochtend al is het bericht gecommuniceerd aan de NOS en het werpt de gewenste schaduw over de actie van #woinactie. Een week lang gaat het in hoger onderwijsland nergens anders over dan het bsa. Ook VSNU en VH zijn niet vooraf op de hoogte gesteld van dit voornemen van de minister en de koepels reageren met ontsteltenis.

Een paar weken later schuift de gewraakte minister aan bij een vergadering met bestuurders bij de VSNU. Het is geen gezellige vergadering en de frustratie van beide zijden komt al snel bovendrijven. “Ik laat niet met mij sollen!” laat de minister van OCW zich ontvallen. Enkele bestuurders staan op van tafel en verlaten de vergadering.

Coalitiepartijen fluiten minister terug

Het mag Ingrid van Engelshoven dan gelukt zijn om de schijnwerpers haar kant op te krijgen met haar voorstel, maar van concrete daden komt het uiteindelijk niet. Het voornemen blijkt in eerste plaats niet meer dan dat: een aantal zorgvuldig geformuleerde woorden in een persbericht. Er is nog geen voorstel en er is al helemaal geen politieke meerderheid om het plan uit te voeren.

In haar visiebrief over toegankelijkheid en kansengelijkheid die in oktober naar de Kamer wordt gestuurd, wordt duidelijk dat de minister flink heeft moeten inbinden. Alhoewel ze een aantal van de – voor haar partij belangrijke – punten over selectie weet te bestendigen is de brief geen aanleiding voor pittig ingrijpen. Niet langer is er sprake van een voorgenomen wetsvoorstel, ze moet zich beperken tot het voornemen in gesprek te gaan met het onderwijs over de bsa-norm.

Ook dat gesprek hoeft er volgens haar coalitiegenoten VVD en CDA niet te komen, zij steunen een paar weken later een motie van de PVV met daarin het verzoek aan de regering om het bsa over te laten aan de instellingen voor hoger onderwijs zelf. “De minister heeft een hele stevige steen in de vijver gegooid,” stelt Kamerlid Tielen (VVD) in het debat over toegankelijkheid. “Ik wil graag dat we een punt zetten achter de onduidelijkheid.”

Het lukt de minister dus niet om het bsa in te perken. Wat de hele affaire wel heeft bereikt, is dat de relatie tussen de koepels en de minister tot onder het vriespunt is gedaald. In december, vlak voor de Kerstvakantie, vindt er een ‘verzoeningsgesprek’ plaats met de minister en de VSNU. Het blijft een kil gesprek en het resultaat is eerder een grotere dan een kleinere afstand.

Hete aardappel van de bekostiging

Al veel langer zijn er in het hoger onderwijs klachten over financiële prikkels in het bekostigingsmodel die louter aansturen op groei. Daar komt bij dat de vier technische universiteiten onder de vlag van hun 4TU-federatie rond de verkiezingen succesvol hebben gelobbyd voor meer geld. Aanvankelijk lijkt het erop dat de demissionaire minister Bussemaker zich hierover moet buigen, maar het dossier maakt toch de sprong naar Rutte III.

In feite zijn de handen van de minister gebonden: er moet meer geld naar de bèta-technische opleidingen en instellingen. Dat moet budgetneutraal, en dus gaat het ergens pijn doen. Hoe dit moet gebeuren is een besluit dat ze het liefst zo lang mogelijk uitstelt. Niettegenstaande een lijvige analyse van het ministerie zelf wil Van Engelshoven meer informatie over de werking van de bekostiging.

Als eind augustus 2018 ook dit rapport over de bekostiging wordt uitgebracht is er volgens de minister alsnog onvoldoende informatie om een besluit te nemen. Evenmin kan ze leunen op een gezamenlijk gedragen voorstel vanuit de sector. En dus wordt met de instelling van een commissie onder leiding van de oud-staatssecretaris Martin van Rijn, dit thema opnieuw in de koelkast geschoven.

Mikken op een cultuuromslag

Ondertussen richt Van Engelshoven zich op de wetenschapsvisie die ze zich heeft voorgenomen om op papier te zetten. Al enige maanden werkt het ministerie aan de voorbereidingen van de ‘Wetenschapsbrief’ waarin zij haar visie voor de toekomst uiteen zal zetten. Het is inmiddels alweer een aantal jaar geleden dat er een overkoepelende wetenschapsvisie is geformuleerd voor de Nederlandse kennissector.

Alhoewel OCW in het bijbehorende media-offensief spreekt van een ‘Miljoeneninvestering in wetenschap’ blijken de investeringen vooral oude wijn in nieuwe zakken te zijn. Dat er wordt geïnvesteerd in de NWA stond al vast in het regeerakkoord, de sectorplannen ook, en de natuurkundigen wisten al langer dat er 30 miljoen euro kwam voor een grote radiotelescoop. De minister weet nog een paar miljoen vrij te maken voor wetenschapscommunicatie, verder blijft het bij het regeerakkoord.

Wat de visie van Van Engelshoven interessant maakt, is dat ze op een aantal taaie thema’s veel duidelijker stelling neemt dan haar voorgangers. Het moet afgelopen zijn met de competitie en hoge werkdruk en voor het eerst in de geschiedenis wijst een minister op de ongelijke verhoudingen in de academie, die ze “kwetsbaar” noemt. Bovendien legt ze het verband met seksuele intimidatie op de werkvloer. Als kers op de taart kondigt ze aan de wereldberoemde Gender Summit naar Nederland te halen.

Het zijn veel abstracte en culturele thema’s die de minister aansnijdt, maar die zijn tegelijkertijd des te lastiger om vanuit Den Haag op in te grijpen. De autonomie is de instellingen zeer dierbaar dus van ingrijpende maatregelen komt het niet in haar wetenschapsvisie. Antwoorden op Kamervragen van Frank Futselaar (SP) over de werkdruk doen echter wel de vraag rijzen of haar nieuwe visie wel is doorgedrongen op haar eigen ministerie. In reactie op onderzoek van de vakbonden waaruit blijkt dat het competitiemodel tot een overmatige werkdruk leidt, stelt ze in een Kamerbrief dat het niet de bedoeling is dat alle onderzoekers van universiteiten beurzen aanvragen, alleen “hun meest excellente wetenschappers”.

Een uiterst kritische Senaat

Een van de laatste afspraken uit het regeerakkoord is het verhogen van de rente op studieleningen. Onder het mom van het veiligstellen van de overheidsfinanciën wil de regering Rutte III dat de rente op studieleningen wordt gekoppeld aan de 10-jaars rente op staatsobligaties in plaats van de 5-jaars rente – historisch gezien een hoger rentepercentage. In september stuurt ze hierover een brief naar de Kamer met een rekenvoorbeeld dat haar nog lang zal achtervolgen.

Alhoewel de Tweede Kamer uitermate kritisch is over het voorstel lukt het de minister uiteindelijk toch om het door de Kamer te krijgen. Kamerleden van de oppositie ergeren zich duidelijk aan de wijze waarop de minister met hulp van de coalitie het voorstel door de Kamer loodst. Zonder een moment te verliezen stoomt ze met haar wetsvoorstel door naar de Eerste Kamer. De beoogde ingangsdatum van de wetswijziging is 1 januari 2020, en om die termijn te halen is haast geboden. Bovendien zijn de coalitiepartijen op dat moment nog in de meerderheid in de Senaat, en daar wil de minister graag gebruik van maken.

Aan ‘de overkant’ komt Van Engelshoven echter tegenover een uiterst kritische Senaat te staan die principiële bezwaren heeft, onder andere op het punt van een van haar eigen speerpunten: de toegankelijkheid. Bovendien zijn de senatoren nog niet vergeten dat een jaar eerder een ander wetsvoorstel, namelijk dat voor de halvering van het collegegeld voor eerstejaars, met vergelijkbare spoed door de Eerste Kamer is gejaagd door deze minister. Daarbij liep de frustratie over het haastig wetgeven zelfs zo hoog op dat de motie werd aangenomen “de regering [te verzoeken] bij de toelichting op toekomstig voor te hangen AMvB’s te streven naar op onderzoek gebaseerde argumentaties.”

Regeerakkoord biedt geen garanties

Senatoren uiten zich geërgerd in de schriftelijke behandeling van de wet en ook de opeenvolgende debatten. De fractie van D66 proeft de grote weerstand tegen het plan, en stelt ook zelf kritische vragen. Zo wil de fractie weten of de overheid op deze manier nog wel betrouwbaar is. “Destijds bij studenten gewekte verwachtingen van continuïteit worden nu niet gehonoreerd. Is de houdbaarheid van het leenstelsel achteraf onjuist ingeschat? Hoe beoordeelt de regering verwijten van onbetrouwbaar overheidsgedrag?”

Alle kritiek ten spijt is Van Engelshoven niet van zins nog verdere onderzoeken af te wachten en stevent zij in het voorjaar af op een stemming in de Eerste Kamer. Met de haven in zicht komt de verwachte meerderheid echter van het een op het andere moment in het gevaar. Vanwege een integriteitskwestie wordt VVD-senator Anne-Wil Duthler uit de fractie gezet, maar zij weigert om haar zetel op te geven.

Duthler zal uiteindelijk de beslissende stem worden voor deze renteverhoging. In het laatste debat voor de nieuwe Eerste Kamer aantreedt loopt de spanning hoog op. Doordat de steun van de oud-VVD senator voor het wetsvoorstel hoogst waarschijnlijk uitblijft, durft ook de D66-fractie bij monde van Alexander Rinnooy Kan scherper aan de wind te zeilen. “Veel van wat wij gehoord hebben, was eigenlijk al wel bekend. [..] wij hadden serieuze zorgen. Ik kan niet zeggen dat die zorgen compleet zijn verdwenen.”

Niet alleen haar eigen partij laat de vakminister bungelen, ook jaagt ze de coalitiepartijen tegen zich in het harnas door te stellen dat zij deze maatregel hebben bedacht. “Feit is wel dat in de doorrekening van de programma’s van onder andere CDA en ChristenUnie deze maatregel ook was meegenomen om het houdbaarheidssaldo te verbeteren.”

Van deze losse interpretatie van het verkiezingsprogramma is senator Bikker (ChristenUnie) echter niet gediend. “Een van de bezwaren van de ChristenUnie tegen het leenstelsel was onze zorg dat het druk op studenten legt omdat ze efficiënt en zo snel mogelijk moeten studeren. Dat is de reden dat in ons verkiezingsprogramma werd gepleit voor een basisbeurs, waar deze maatregel inderdaad bij stond. De minister heeft het nu alleen nog over de maatregel.”

De laatste verdedigingslinie van de minister, die bepleit dat het voorstel onderdeel is van het bredere regeerakkoord, gaat er bij de senatoren niet in. Aan het einde van de avond concludeert een duidelijk vermoeide minister dan ook: “Ik stel vast dat dit wetsvoorstel niet op veel steun en draagvlak in deze Kamer kan rekenen.” Na de ministerraad een paar dagen later trekt zij haar wetsvoorstel in.

Dagobert Ducks

De commissie Van Rijn doet wat haar is opgedragen en adviseert zoals voorspeld dat er een budgetneutrale overheveling van middelen moet komen richting de bètatechniek, en de minister geeft aan het advies in grote lijnen over te nemen maar te zorgen voor een ‘zachte landing’.

Het antwoord op de vraag of die landing wel zacht genoeg is laat niet lang op zich wachten. Waar de minister de effecten voor het hbo over de gehele linie positief weet bij te draaien blijkt de 28 miljoen euro voor de universiteiten een doekje voor het bloeden. Die bloeding is zo heftig dat individuele instellingen in het openbaar rebelleren onder het mom ‘Wij gaan niet herverdelen’ en de interne spanning in de VSNU maakt bijna een einde aan de jarenlange samenwerking. De haven is in zicht voor de TU’s en het laatste wat zij willen is nu nog opgeven.

In het herfstreces van 2018 heeft Kamerlid Paul van Meenen (D66) zitten grasduinen in de jaarverslagen van de instellingen. Uit deze exercitie concludeert hij dat er, met name bij de universiteiten, nog genoeg vlees op de botten zit om te investeren. “Universiteiten laten geld op de plank liggen,” is dan ook zijn conclusie.

Anderhalve week voor het debat over Van Rijn in de Kamer trekt Van Engelshoven deze lang bewaarde troefkaart van haar partij. In een brief over de reserves van onderwijsinstellingen maant ze de universiteiten hun ‘deken van voorzichtigheid’ af te werpen en zelf te investeren. In het weekend voor het debat bestendigt haar partijleider Rob Jetten in een reeds beruchte speech bij de bestuurswissel van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) dat D66 de bestuurders in het hoger onderwijs ziet als ‘Dagobert Ducks’.

Het levert uiteindelijk een geanimeerd en bij vlagen pijnlijk debat op waarin Van Engelshoven zich van haar zakelijke en bestuurlijke kant laat zien. Het is de sector zelf die verantwoordelijk is voor de onrust, zo stelt ze. Er wordt wel degelijk geïnvesteerd in het hoger onderwijs en de wetenschap, zo stelt ze, en bestuurders hitsen bewust hun eigen medewerkers op. Een week later stemt de coalitie in met de voorstellen en haalt geen enkele motie van de oppositie het.

Een giftig geschenk?

Het derde kabinet Rutte is inmiddels bijna op de helft, en binnen de coalitie heeft men geconstateerd dat het regeerakkoord in grote lijnen is uitgevoerd. Ook het actielijstje van Ingrid van Engelshoven heeft inmiddels een hoop vinkjes. Zolang deze minister zich beperkt tot het regeerakkoord loopt ze nagenoeg geen gevaar en kun je zelfs spreken van een goed track record.

Ze is alsnog geen populaire minister, niet binnen en niet buiten haar vakgebied. Uit verschillende enquêtes blijkt ze niet alleen weinig bekend, maar ook weinig populair bij het brede publiek. Binnen de sector rijst steeds vaker de vraag: ‘Waar is ze mee bezig?’. Op thema’s als emancipatie en cultuur laat ze graag haar gezicht zien, en is ze duidelijk geanimeerd en betrokken. Het hoger onderwijs, het lijkt niet haar onderwerp. Actievoerders gaan zelfs nog een stapje verder door zich openlijk af te vragen of ze eigenlijk wel hart heeft voor onderwijs.

Ook voor haarzelf lijkt de succesvolle uitvoering van het regeerakkoord niet voldoende te zijn, en het begint deze minister op te breken. Tegen partijgenoten verklaart ze er klaar mee te zijn om “de hele tijd VVD-beleid te moeten verdedigen”. Het ontbeert haar op cruciale steun van haar partij en fractievoorzitter om voor de partij cruciale punten door het parlement te krijgen.

Waar is het D66-beleid?

Op terreinen waar ze gezien het regeerakkoord vrij spel heeft, lukt het haar tegelijkertijd niet om de zaken naar haar hand te zetten. Want ook al is deze D66-minister tegenstander van de promotiestudent, toch dwingt de rest van de coalitie – geholpen door de PVV – haar om het experiment uit te breiden. Ook haar strijd tegen selectie en het bsa, die ze tot voor kort samen met Kamerlid Paul van Meenen (D66) voerde, stuit vooralsnog op grote weerstand uit de Kamer en de sector.

Op het gebied dat haar duidelijk het meeste aan het hart gaat – emancipatie en gelijke kansen – komt ze bovendien steevast een uiterst kritische coalitie tegen. Zo ziet woordvoerder Judith Tielen (VVD) diversiteit liever niet als doel maar als middel, en hoeft de academie van Harry van der Molen (CDA) niet per se een afspiegeling van de maatschappij te zijn. Ook is de SGP als ondertekenaar van de Nashville-verklaring op dit terrein niet bepaald een geschikte partij om haar aan meerderheden te helpen.

Terwijl ze buiten de Kamer haar beklag doet over de kille benadering van internationalisering onder de noemer ‘wat hebben wij daaraan?’, komt haar voorgenomen reactie op het Interdepartementale Beleidsonderzoek naar Internationalisering in grote lijnen uit op precies dat wat in het regeerakkoord al is afgesproken: ‘Nederlands, tenzij’ en de nadruk op toegankelijkheid voor Nederlanders – dat terwijl het verkiezingsprogramma van de partij de internationalisering en ook verengelsing juist bejubelt.

Vertrouwen in de toekomst 2.0

Nu de regeerperiode bijna op de helft is moet geconcludeerd worden dat het vaker de coalitiepartijen zijn die zich gunstig weten te profileren op onderwijs. De vrij bijzondere aanpak om geen staatssecretaris maar een tweede minister op OCW te benoemen heeft – ondanks de problemen op zijn eigen departementen – vooralsnog niet slecht uitgepakt voor Slob.

Ook wist de tot nu toe altijd calvinistische minister van Financiën Wopke Hoekstra (CDA) de oren van het hoger onderwijs en de wetenschap vorige week ineens te spitsen met een investeringsfonds met miljarden voor kennis. Of de man die zich warmloopt om het stokje van de partijleider over te nemen die eer zal delen met de vakminister is nog maar de vraag. Ondertussen moet Van Engelshoven nog steeds €200 miljoen, oplopend tot €1 miljard, zien te vinden om de kosten van de OV-kaart te dekken.

Rutte III spreekt ondertussen over een update van het regeerakkoord: Vertrouwen in de toekomst 2.0. Wil de onderwijspartij een belangrijk deel van zijn electoraat voor een volgende verkiezing behouden, dan zullen Jetten en Van Engelshoven nog flink aan de bak moeten om een herkansing in de tweede ronde te krijgen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK