Minder geneeskundestudenten door Van Rijn?

Nieuws | door Sicco de Knecht
25 september 2019 | De bezuiniging op de geneeskundebekostiging naar aanleiding van Van Rijn maakt de discussie los over hoeveel studenten er jaarlijks toegelaten moeten worden. Studentenvertegenwoordiger De Geneeskundestudent ziet liever minder eerstejaars dan een bezuiniging op de bekostiging. De koepel van universitaire ziekenhuizen ziet een instroombeperking niet zitten.

Met de invoering van het advies van de commissie Van Rijn in zicht dringt ook bij opleidingen geneeskunde de vraag zich op wat de uitwerking van deze plannen zullen zijn. De minister is van plan een deel van de bekostiging van de UMC’s ten goede te laten komen aan bèta-technische opleidingen. Tegelijkertijd dringt onder andere de VVD aan op het herzien van de uitgaven in dit domein in het nog uit te voeren bekostigingsonderzoek.

Minder studenten geneeskunde goed idee

Voor de vakantie stelde Judith Tielen, toen nog woordvoerder hoger onderwijs van de VVD, meerdere Kamervragen over de bekostiging van de geneeskunde. Daarnaast wilde de VVD weten of de geneeskundeopleidingen wel zo doelmatig zijn: worden er niet te veel studenten opgeleid? Tielen wilde onder andere weten of het Capaciteitsorgaan Het Capaciteitsorgaan onderzoekt de toekomstig benodigde capaciteit aan professionals in de zorg en de daarvoor benodigde instroom in de opleidingen en rapporteert hierover aan de zorgsector en de overheid. nog wel up-to-date verwachtingen gebruikt om het wenselijke aantal geneeskundestudenten te bepalen.

In de Prinsjesdagstukken kondigt minister Van Engelshoven aan de instroom bij de opleidingen geneeskunde met ingang van het jaar 2020 – 2021 te willen verlagen. In een artikel in Medisch Contact reageert de belangenvereniging voor medisch studenten – De Geneeskundestudent – positief op dat voornemen. “Wij zijn blij dat het ernaar uitziet dat er minder geneeskundestudenten komen. We zien nu dat er lange wachttijden zijn voor de coschappen, dat er te veel coassistenten rondlopen in ziekenhuizen, dat het stuwmeer aan basisartsen groeit en het meer en meer moeite kost om in opleiding [tot specialist, red.] te komen.”

Ze laten daarbij weten op de hoogte te zijn van de voorgenomen herallocatie van de bekostiging van o.a. geneeskunde naar bèta-techniek. “We hopen dat het alleen niet ten koste gaat van het geld dat beschikbaar is voor de geneeskundeopleidingen en dus van de kwaliteit.”

Opleidingsreservoir basisartsen groeit

De vraag hoeveel studenten geneeskunde Nederland ‘nodig’ heeft is sinds de invoering van de numerus fixus in 1975 onderwerp van studie voor het Capaciteitsorgaan Geneeskunde. Daarbinnen bepalen beroepsbeoefenaars, opleidingsinstellingen en zorgverzekeraars op basis van onder andere uitstroomcijfers wat het maximaal aanbevolen aantal geneeskundestudenten per jaar is.

De afgelopen drie jaar zijn er meer studenten geneeskunde gestart dan het maximale advies van het capaciteitsorgaan. Dat terwijl de sector naar schatting te maken heeft met een zogenaamd ‘opleidingsreservoir’ Bij bijvoorbeeld de studie geneeskunde doet het capaciteitsorgaan regelmatig onderzoek naar de omvang (in- en uitstroomkant) van het opleidingsreservoir van basisartsen. De instroom in het reservoir wordt via de instroom in de initiële opleiding gereguleerd door het Ministerie van OCW. De uitstroom uit het reservoir wordt grotendeels gereguleerd door het Ministerie van VWS via subsidiëring van opleidingsplaatsen. De functie van het opleidingsreservoir is om tijdelijke schommelingen op te vangen. Het capaciteitsorgaan neemt in haar advisering richting de ministeries van OCW en VWS de gezichtspunten van de beroepsbeoefenaars, NFU, opleidingsinstellingen en verzekeraars mee. van basisartsen van naar schatting meer dan 5000 personen. Volgens de minister is dit gedaan omdat de werkloosheid onder basisartsen erg laag is en is dit afgestemd met onder andere de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU).

In antwoord op vragen van ScienceGuide laat de NFU weten dat het opleidingsreservoir gedurende het jaar flink fluctueert in omvang. “Rond september is er een piek omdat dan veel studenten afstuderen en een maand later weer een grote daling omdat dan veel jonge artsen met hun opleiding starten, dan daalt het aantal met ruim 500 personen.” Van de 5100 basisartsen werken er in ieder geval 1400 als promovendus en 3100 als arts. De overgrote meerderheid levert dus reeds met hun achtergrond een belangrijke bijdrage aan de gezondheidszorg en medische wetenschap, verkennen daarmee welke vervolgstappen ze in hun carrière willen nemen, en equiperen zichzelf als arts met extra vaardigheden om vervolgens te specialiseren.

Voorstellen om het aantal instromende geneeskundestudenten te verlagen krijgen dan ook geen bijval van de koepel, zo laat de federatie weten aan ScienceGuide. “De NFU heeft de verantwoordelijkheid om voldoende artsen op te leiden, om te bewerkstelligen dat de zorg van de toekomst gegarandeerd is.” Verwijzend naar de (huis)artsentekorten en de lage werkeloosheid onder artsen ziet de NFU vooralsnog geen reden tot het verlagen van de capaciteit.

NFU benieuwd naar het kostenonderzoek

Gevraagd naar de opbouw en toereikendheid van de huidige bekostiging kan de NFU melden met nieuwsgierigheid uit te kijken naar het aangekondigde kostenonderzoek. Een van de aanbevelingen van de Commissie-Van Rijn is om de kosten van opleidingen te onderzoeken om zodoende vast te stellen of de bekostiging nog toereikend is. Of de huidige bekostiging door de bank genomen toereikend is kan de NFU dan ook niet zeggen.

“De gemiddelde kosten van de geneeskundestudent zijn, net als de kosten van andere opleidingen, niet bekend”, vertelt een woordvoerder van de NFU. “Dat is de reden dat er een onderzoek wordt gestart.” De NFU wijst erop dat er begin 2000 wel onderzoek is gedaan naar deze vraag in opdracht van OCW. “De bekostiging van de uitbreiding van de numerus fixus in 2003 is hierop gebaseerd. De bekostiging is met de uitkomsten van dit rapport in lijn. Er is geen recent onderzoek gedaan of deze kosten nog actueel zijn.”

Werkplaatsbudgetten te riant?

In een eerder communiqué vanuit de technische universiteiten, bedoeld als input voor de commissie Van Rijn, werd gesteld dat de zogenaamde werkplaatsbudgetten van de geneeskundeopleidingen aan de riante kant waren. Ook recente Kamervragen van de VVD-fractie wezen op de ‘status aparte’ van geneeskunde en van deze middelen die direct aan het UMC overgemaakt dienen te worden.

Gevraagd naar wat nu de concrete kostenposten zijn waar deze werkplaatsbudgetten voor aangewend worden, wijst de NFU drie concrete posten aan. Deze komen neer op kosten voor de huisvesting, kosten voor opleiding en kosten voor onderzoek. “Een deel van de werkplaatsbekostiging is bedoeld voor het bieden van een werkplek voor onderwijs. Dat is voor een stageplek, maar ook voor de vertraging die de zorg ondervindt doordat er coassistenten meelopen.” Ook moeten niet-UMC’s vergoed worden voor coassistenten die ze begeleiden.

In het kostenonderzoek dat binnenkort van start moet gaan, zal vermoedelijk gekeken worden of deze kosten nog dekkend zijn in het huidige tijdsgewricht. Door het feit dat coassistenten tegenwoordig een vergoeding krijgen en er de afgelopen twee decennia forse veranderingen zijn geweest in de zorg is het maar de vraag of die kosten zijn teruggelopen. Eveneens valt het te bezien of de betrokken ministers het verlagen van de instroom en het in stand houden van de bekostiging zien als een geval van gelijk oversteken.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK