Raad van State hekelt internationaliseringswet OCW

Nieuws | door Frans van Heest
11 september 2019 | Bij de Raad van State wordt er ernstig getwijfeld of de voorstellen van de minister om grip te krijgen op de instroom van internationale studenten wel effect zullen sorteren. Het wetsvoorstel moet herzien worden op een aantal cruciale punten voordat het naar de Tweede Kamer wordt gestuurd, stelt de Raad.
Foto: Edo Dijkgraaf CC-BY 2.0

Volgens de Raad van State is het voorgestelde taalbeleid van de minister nog te vaag en geeft het de Onderwijsinspectie te weinig handvatten voor handhaving. De rol van de NVAO, die het taalbeleid moet toetsen bij accreditatie, is daarbij onvoldoende duidelijk. Ook maakt de raad zich zorgen dat het door deze wet juist eenvoudiger wordt voor instellingen om opleidingen in het Engels aan te bieden. Het wetsvoorstel, dat bedoeld is om de instroom van internationale studenten te beheersen, zal naar verwachting van de Raad van State dan ook onvoldoende zijn om daadwerkelijk het beoogde effect te realiseren.

Welk probleem lost dit op?

Afgelopen vrijdag stuurde minister Van Engelshoven een brief naar de Kamer met haar nieuwe internationaliseringsvoorstellen. OCW wil de instroom van internationale studenten beheersbaar te houden en instellingen dwingen het taalbeleid duidelijker te definiëren. Inmiddels is ook het wetsvoorstel met de beoogde wetswijzigingen naar de Kamer gestuurd en de afdeling Advisering van de Raad van State heeft het wetsvoorstel van commentaar voorzien.

Het hoge College van Staat heeft weinig fiducie in de voorstellen van de minister. Het voorstel van de Raad van State is dan ook om de wet te herzien alvorens deze in te dienen bij de Tweede Kamer. De afdeling advisering van de Raad van State adviseert in de toelichting duidelijker tot uitdrukking te brengen welke concrete problemen het voorstel moet oplossen en wat de oorzaak van die problemen zijn.

Als het gaat om het inperken van de instroom dringt de Raad van State er bij de minister op aan eerst het recente rapport van de Commissie Van Rijn te lezen en dit nadrukkelijk te betrekken bij de voorstellen. De concurrentie om studenten moet volgens de raad inderdaad worden tegengegaan maar met deze voorstellen blijft de financiële prikkel aanwezig zo stelt hij.

De raad denkt dat de aanpassing van het veelbesproken taalbeleid van instellingen in de praktijk zal leiden tot een meer weloverwogen taalbeleid van instellingen. Het wetsvoorstel van de minister beoogt dat instellingen aantonen dat er een meerwaarde is voor de instellingen om een opleiding aan te bieden in een andere taal dan het Nederlands.

Taalkeuzes moeten op opleidingsniveau gemaakt worden.

De Raad van State constateert wel “dat het voorstel door het introduceren van het ‘meerwaarde-criterium’ [het] mogelijk maakt dat instellingen vaker dan nu het geval is onderwijs aanbieden in een andere taal dan het Nederlands. Weliswaar stelt het voorstel striktere (procedurele) eisen aan het taalbeleid, maar het nieuwe inhoudelijke criterium van een ‘meerwaarde’ is minder stringent dan het bestaande ‘noodzaak’-criterium.”

Wat het betekent om de huidige wet op taalbeleid te handhaven.

Al eerder heeft de Inspectie aangegeven dat het voorgestelde criterium van ‘meerwaarde’ moeilijk handhaafbaar is. De Raad van State deelt die zorgen. “Gelet op deze kritische houding van de Inspectie komt het de Afdeling voor dat het voorstel nog onvoldoende houvast biedt voor een verbetering in de naleving en het toezicht op het taalbeleid. De Afdeling adviseert het wetsvoorstel op dit punt te preciseren.”

Sinds dit jaar moet de NVAO het taalbeleid meenemen in de accreditaties en kijken of een andere instructietaal bijdraagt aan de kwaliteit van het onderwijs. De Inspectie is vervolgens verantwoordelijk voor de handhaving van de wet. Volgens de Raad is deze rolverdeling tussen beide partijen niet geëxpliceerd in dit wetsvoorstel. “De Afdeling adviseert daarom in de toelichting nader in te gaan op de rolverdeling tussen de Inspectie en de NVAO met betrekking tot de beoordeling van de taalkeuze en het toezicht op naleving van de wetsartikelen over taalbeleid.”

Twijfels over capaciteit opleidingscommissies

Wat betreft het taalbeleid wordt er in de nieuwe wet ook een expliciete verantwoordelijkheid gelegd bij de opleidingscommissie. De Raad twijfelt echter of die wel in staat zijn om hierover gedegen besluiten te nemen. “De afgelopen jaren zijn er echter signalen geweest dat de opleidingscommissies niet in alle gevallen voldoende bezet en georganiseerd zijn. De Afdeling adviseert nader toe te lichten of de opleidingscommissies daadwerkelijk voldoende toegerust zijn om hun nieuwe taak te vervullen en aandacht te besteden aan eventuele noodzaak van versterking van deze commissies.”

Grote verschillen in functioneren opleidingscommissies

Een ander punt waar de Raad van State zorgen over heeft is de numerus fixus bij anderstalige opleidingen. Het voorstel in de nieuwe wet is dat de minister de instelling hier toestemming voor moet geven. De doelstelling van de minister is om de toegankelijkheid voor Nederlandse studenten hier te waarborgen.

Volgens de afdeling advisering ontbreekt het bij dit voorstel aan een probleemanalyse van de minister. “Enerzijds stelt de toelichting dat instellingen een beslissing om een capaciteitsnorm in te stellen niet zomaar nemen, en dat het aantal opleidingen die een dergelijk plafond hanteren daalt. Anderzijds wekt zij de indruk dat instellingen zich nog onvoldoende inzetten om het gebruik ervan tot een minimum te beperken. Concrete aanwijzingen daarvoor ontbreken echter.”

Kostendekkend tarief is al gebruikelijk

Een ander punt dat de Raad aansnijdt is de mogelijkheid die de minister biedt in dit wetsvoorstel om het instellingscollegegeld kostendekkend te maken. Instellingen moeten in dit voorstel van de minister aan niet-EER studenten een hoger bedrag vragen zodat instellingen in ieder geval financieel niet interen op deze groep van buitenlandse studenten en dit verhoogde bedrag kunnen instellingen ook gebruiken om de kwaliteit van de opleiding te kunnen waarborgen. Volgens de RvS is een kostendekkend tarief vragen aan deze studenten al een usance en worden voor niet-EER studenten al hogere bedragen gevraagd.

Volgens de RvS is het de vraag voor welk probleem het voorstel een oplossing beoogd te geven. “Dat de toegankelijkheid van het hoger onderwijs wat betreft tweede en volgende studies gevaar loopt, is niet aannemelijk, omdat het merendeel van de instellingen al een lager of (in doorsnee) kostendekkend tarief hanteert.” Volgens de Raad van State is het nu namelijk al mogelijk om een hoger bedrag te vragen, maar is OCW dit kennelijk zelf al vergeten afgaande op de toelichting op deze wet. “Anders dan de toelichting stelt, is het thans al mogelijk om een onderscheid te maken tussen EER-studenten en niet EER-studenten.”

Dit alles overwegende schrijft de vice-president van de Raad van State, Thom de Graaf, nu in een van zijn eerste adviezen aan de minister: “Het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK