Advies Van Rijn wordt verder uitgediept

Nieuws | door Frans van Heest
23 oktober 2019 | Volgend jaar december moet duidelijk zijn of de bekostiging voor mbo, hbo en wo nog wel toereikend is. Onder meer Luc Soete, José van Dijck en Paul Zevenbergen gaan toezien op de uitvoering van dat onderzoek.
Martin van Rijn bij de presentatie van zijn rapport ‘Wissels om’

Dit schrijft de minister in een brief aan de Kamer in reactie op een eerder aangenomen Kamermotie van Lisa Westerveld (GroenLinks), die vroeg om een dergelijk onderzoek. Ook zal er een speciale begeleidingscommissie voor dit onderzoek worden ingesteld met oud-bestuurders en andere prominenten uit het hoger onderwijs, zoals Luc Soete, oud-rector van de Universiteit Maastricht, José van Dijck, oud-KNAW president en Paul Zevenbergen, oud-bestuurder van de NVAO.

De aanleiding voor dit onderzoek komt ook door de Commissie-Van Rijn die deze zomer het voorstel heeft gedaan om een grootschalig onderzoek in te stellen naar de relatie tussen kwaliteit en uitgaven aan het hoger onderwijs. Volgens Van Rijn is namelijk niet duidelijk welke bijdrage een vergroting van het macrobudget zou leveren aan het wegnemen van de gesignaleerde problemen in het hoger onderwijs. Er is momenteel onvoldoende zicht op de relatie tussen de besteding van middelen en de prestaties van instellingen, zo stelde Martin van Rijn destijds.

Van Rijn maakt korte metten met competitiemodel in hoger onderwijs

Van Rijn signaleert ook dat de aannames in het bekostigingsmodel niet langer in voldoende mate aansluiten bij de werkelijke kosten van opleidingen en dat er geen inzicht is in de kostenstructuur van opleidingen. De commissie adviseerde dan ook een periodiek te herhalen onderzoek uit te voeren naar de kostenstructuur van groepen van opleidingen.

De werkelijke kosten van onderwijs en onderzoek

In het onderzoek dat nu in opdracht van OCW uitgevoerd gaat worden komen zowel de vraag van de Kamer, als het aanbevolen onderzoek naar de werkelijke kosten aan de orde. In het onderzoek wordt stilgestaan bij de veronderstelde (gewenste) kwaliteit, de toereikendheid van het macrobudget, de doelmatigheid van de besteding en de vraag naar het inzicht in de werkelijke kosten van het onderwijs en onderzoek.

De uitkomsten van het onderzoek moeten meerwaarde hebben voor de onderwijsinstellingen, de Rijksoverheid en het parlement. Het moet alle partijen een scherper inzicht opleveren en aanknopingspunten bieden om de dialoog over kwaliteit, toereikendheid en doelmatigheid verder te brengen.

Bij de onderzoeksopzet gaat OCW ook uitgebreid in op de bijna filosofische vraag: wat is kwaliteit? Leidend daarin is de formulering die de NVAO daarvoor gebruikt. Het uitgangspunt is dat alle bekostigde hoger onderwijsinstellingen geaccrediteerd zijn door de NVAO. De standaarden die de NVAO gebruikt kunnen daarom gezien worden als een nadere specificatie van het brede begrip kwaliteit.

Met betrekking tot het vaststellen van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek wordt het ‘Standaard Evaluatie Protocol’ gebruikt van de KNAW, VSNU en NWO. Om de kwaliteit van het praktijkgerichte onderzoek vast te stellen wordt het brancheprotocol kwaliteitszorg 2016-2022’ van de Vereniging Hogescholen gebruikt.

Periodieke herhaling van onderzoek

Ook het verzamelen van goede praktijken om de doelmatigheid van de bestedingen te verbeteren is onderdeel van dit onderzoek. En tot slot heeft dit onderzoek tot doel om het inzicht te vergroten in de kostenniveaus van groepen opleidingen en van de instellingen die de opleidingen verzorgen.

Daarnaast moet dit onderzoek er voor de lange termijn voor zorgen dat het inzicht over kosten en kwaliteit wordt vergroot en hier moet maatschappelijk ook het gesprek over gevoerd worden. Ook moet dit onderzoek periodiek herhaald worden om de bekostingsniveau van opleidingen vast te kunnen stellen. Tot slot moet er een bijdrage worden geleverd aan de verbetering van de bekostigingsmodellen in de betrokken sectoren.

Op de eerste vraag van het onderzoek hoe het macrobudget zich tot de kosten die instellingen maken voor onderwijs en onderzoek. Hier moet in ieder geval duidelijk worden wat de historische ontwikkeling is van de kosten zoals prijsstijgingen, studentenaantallen en apparatuur en administratieve lastendruk. Ook moet de kosten in internationaal perspectief bekeken worden. Inzicht in de effectieve bestedingen aan onderwijs en onderzoek.

Inzicht in geldstromen

Voor het wetenschappelijk onderzoek moet er inzicht worden gegeven in de wisselingwerking tussen eerste- tweede- en derdegeldstroom. Samenhangend daarmee moet er inzicht komen in de matchingsdruk. Als dit allemaal duidelijk is dan moet ook helder worden – zo is de hoop van OCW – wat er in de toekomst voor financiële middelen nodig zijn om het mbo, hbo en wo te kunnen bekostigen.

Bij de vraag wat de gewenste kwaliteit is en in hoeverre het macrobudget toereikend daarvoor is moet in ieder geval duidelijk worden hoe de veronderstelde maatschappelijk gewenste kwaliteit uitgedrukt kan worden. Ook moet duidelijk zijn waar de knelpunten zitten om deze gewenste kwaliteit te kunnen behalen.

Met betrekking op de vraag in hoeverre het macrobudget doelmatig besteed is, wordt er vooral gekeken waar er goede praktijken elders. Daarnaast wordt voor het wetenschappelijk onderzoek de kosten vergeleken tussen universiteiten en onderzoeksinstituten van NWO en de KNAW. Dit moet inzicht geven in hoe de doelmatigheid verbeterd kan worden.

Op de vraag wat de werkelijke kosten zijn van opleidingen in het onderwijs moet ook inzicht geven in de verhouding tussen vaste en variabele kosten, waaronder de kostenontwikkeling voor onderwijs en onderzoek en de kosten van internationalisering.

Daarbij moet aandacht zijn voor verschillende studentenpopulaties, de kosten voor promovendi en buiten-promovendi. Dit moet ervoor zorgen dat er een begrijpelijke methodiek ontwikkeld wordt waarvan de prijspeilen in de bekostiging aangepast kunnen worden op de werkelijke kosten van onderwijs en onderzoek, zodat de uitkomsten van dit brede onderzoek gebruikt kunnen worden voor de periodieke herijking van de bekostigingsniveaus.

Commissie moet toezien op onafhankelijkheid onderzoek

Wie het onderzoek moet gaan doen is nog niet duidelijk. Het moet in ieder geval uitgevoerd worden door een onderzoeksbureau of een consortium van meerdere bureaus. De voorwaarde moet zijn dat zij onafhankelijk zijn ten opzichte van andere actoren en belanghebbenden in het onderwijsveld. Om de onafhankelijkheid van het onderzoek te kunnen waarborgen is er een begeleidingscommissie ingericht.

De begeleidingscommissie bestaat uit onafhankelijke experts op het gebied van mo, hbo en wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. De leden zijn op persoonlijke titel benoemd en nemen deel aan de commissie zonder last of ruggespraak.

De samenstelling van de begeleidingscommissie is inmiddels vastgesteld. De voorzitter van de commissie is Marjanne Sint, oud-PvdA-voorzitter en momenteel onder andere commissaris bij een pensioenfonds en de BNG Bank. Een ander commissielid is de Vlaming Luc Soete, die tevens lid was van de Commissie-Van Rijn en daarvoor rector was bij de Universiteit Maastricht. Ook is benoemd José van Dijck die eerder KNAW-president was en momenteel hoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Met betrekking tot het mbo is Jeanette Noordijk benoemd. Zij was tot vorig jaar voorzitter van het Koning Willem I College in Den Bosch. Tot slot neemt Paul Zevenbergen zitting in de begeleidingscommissie. Hij nam deze zomer afscheid van het bestuur van de NVAO.

Sector vertegenwoordigd in klankbordgroep

Om de aansluiting op de sectoren te kunnen waarborgen wordt er ook een klankbordgroep ingesteld, bestaand uit vertegenwoordiging uit het veld. Dit zijn de koepels en de studentenbonden en de werkgevers VNO-NCW, en MKB Nederland, maar ook de AOb en de KNAW

Het onderzoek moet december volgend jaar klaar zijn. Dit is nog net op tijd voor de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2021 en voor het moment dat de verkiezingsprogramma’s financieel-economisch worden doorgerekend door het Centraal Planbureau. De politieke partijen kunnen deze analyse van OCW dan meenemen in de overweging om al dan niet te investeren of te bezuinigen op het hoger onderwijs en het mbo.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK