Kamer vreest dat Nederlandstalige opleidingen afvoerputje worden

Nieuws | door Frans van Heest
9 oktober 2019 | Door het voorstel van de minister om Engelstalige opleidingen in het hoger onderwijs selectiever te maken vreest de Kamer dat Nederlandstalige opleidingen verworden tot een afvoerputje.

Onlangs stuurde de minister de langverwachte wet over taalbeleid en toegankelijkheid naar de Tweede Kamer. Daarin werden voorstellen gedaan om de internationale instroom in de toekomst te beheersen. Bovendien zijn er ook voorstellen gedaan om het taalbeleid in het hoger onderwijs te herijken. Opleidingen moeten beter beargumenteren waarom zij voor opleidingen kiezen in een vreemde taal, veelal het Engels.

De Raad van State was eerder al kritisch op het wetsvoorstel. De Kamer deelt grotendeels deze kritiek, blijkt uit de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel. Zo heeft de Kamer bedenkingen bij het voorstel om Engelstalige tracks selectief te maken. Ook het nieuwe ‘meerwaarde’ criterium om een opleiding in het Engels aan te bieden leidt tot veel vragen. Tot slot is er onduidelijkheid over de rolverdeling tussen de NVAO en de Inspectie die moeten gaan toezien op de nieuwe taal-eis.

Vrees voor tweedeling in opleidingsaanbod

Een belangrijk voorstel in de nieuwe wet op het taalbeleid is het selectief maken van Engelstalige tracks zodat de internationale instroom beheersbaar wordt voor instellingen. In de Kamer worden hier breed vraagtekens bij gezet en vreest men een tweedeling in het opleidingsaanbod.

De ChristenUnie vraagt aan de minister of dit voorstel niet onbedoeld zal leiden tot segregatie in het hoger onderwijs. “Deelt de regering de mening dat het voorstel ervoor kan zorgen dat verschillende groepen studenten onbedoeld van elkaar worden gescheiden, doordat Nederlandse en internationale studenten, die geselecteerd zijn op basis van bijvoorbeeld een hoger cijfergemiddelde, samen in de anderstalige track worden geplaatst, terwijl bijvoorbeeld eerstegeneratiestudenten, studenten met een functiebeperking en studenten met een migratieachtergrond een grotere kans hebben om de Nederlandstalige track te volgen?”

Volgens de ChristenUnie zouden de Engelstalige tracks meer status kunnen krijgen in het bestel. “Ontstaat dan niet het risico dat het anderstalige traject (met numerus fixus) wordt gezien als de aantrekkelijke, prestigieuze variant, en het Nederlandstalige traject het imago krijgt van een ‘afvoerputje’.”

Ook regeringspartij CDA heeft om deze redenen bedenkingen op dit specifieke punt. “Het is zeer aannemelijk dat er als gevolg van deze scheiding een, vermeend of objectief, kwaliteitsverschil ontstaat tussen verschillende trajecten. Anderstalige trajecten verkrijgen mogelijk extra prestige en studenten hebben extra kansen om te leren van meer getalenteerde medestudenten.”

De SP is bang dat het voornemen om een numerus fixus in te stellen voor enkel het anderstalige gedeelte, zou kunnen leiden tot segregatie. GroenLinks wijst er daarbij op dat de studentenbonden hier ook al voor gewaarschuwd hebben. “Deelt de regering de zorgen van deze leden, van de Landelijke Studentenvakbond en van het Interstedelijk Studentenoverleg dat een dergelijke maatregel kan zorgen voor een tweedeling en voor het ontstaan van een kwaliteitsverschil?” GroenLinks wenst dan ook dat dit gemonitord gaat worden. “Kan de regering de harde toezegging doen dat dit jaarlijks gemonitord wordt, zo vragen deze leden.”

Kwaliteit onder druk

Om een numerus fixus in te stellen moet met dit wetsvoorstel vooraf toestemming worden gevraagd aan de minister. De PvdA denkt dat als de minister dit weigert dit ertoe kan leiden dat de kwaliteit van een opleiding onder druk kan komen. “Kan de minister toelichten wie de consequenties moeten dragen indien zij de instelling van een numerus fixus zou blokkeren, collegezalen daardoor overvol raken en/of door een tekort aan docenten de geboden onderwijskwaliteit tekortschiet? Waar kunnen getroffen studenten terecht met hun klachten?”

Met betrekking tot het taalbeleid vraagt het CDA waarom de minister er niet voor gekozen heeft om voor een Vlaamse variant te kiezen waar men veel strenger is op de verengelsing van het hoger onderwijs. “De regering had ervoor kunnen kiezen om generieke voorwaarden te stellen, zoals het verplicht aanbieden van bacheloropleidingen in het Nederlands of het maximeren van het aantal studies die in een vreemde taal worden aangeboden, zoals in Vlaanderen het geval is.”

Ook vindt het CDA samen met de OESO dat deze wet nog wel meer zorg zou kunnen dragen bij het aanleren van de Nederlandse taal voor internationale studenten. Die over het Nederlands hoger onderwijs aangaven: “Het is helemaal niet vreemd of benepen dat buitenlandse studenten Nederlands moeten leren”.

Het CDA vraagt op grond van welke afwegingen de regering voor de voorgestelde vorm van regulering gekozen heeft. Op grond waarvan acht de regering het ongewenst om eisen te stellen aan de Nederlandse taalbeheersing voor internationale studenten?” Het CDA vraagt zich of een facultatief aanbod van Nederlandse lessen wel voldoende is om de Nederlandse taalvaardigheid bij Engelstalige studenten te bevorderen.

Afschrikwekkende werking op internationaal talent

De VVD vreest dat door de strengere taal-eis, waarbij internationale studenten ook in aanraking moeten komen met het Nederlands, hierdoor afzien van een studie hier in Nederland. “Hoe kijkt de regering aan tegen het risico dat nu instellingen zich meer geroepen voelen het Nederlands aan te bieden aan internationale studenten, deze internationale studenten mogelijk ook kunnen worden afgeschrikt om in Nederland te studeren? Hoe taxeert de regering dit risico en welke waarborgen zitten er in dit voorstel om deze mogelijke afschrikwekkende werking voor internationaal talent te voorkomen?”

Hoewel universiteiten en hogescholen zich meer moeten inspannen om de Nederlandse taalbeheersing bij studenten te verbeteren staan hier geen extra middelen tegenover, zo constateert GroenLinks. “In het onderliggende wetsvoorstel worden geen extra financiële middelen beschikbaar gesteld aan instellingen om onderwijs in de Nederlandse taal te faciliteren. De leden vragen of de regering van mening is dat onderwijsinstellingen deze plicht zonder extra middelen moeten bekostigen.”

Ook vraagt GroenLinks zich af wat dit voorstel zal doen met de werkdruk op universiteiten. “GroenLinks vraagt de regering of deze ervan op de hoogte is dat de werkdruk in het hoger onderwijs al schrikbarende vormen heeft aangenomen en dat zonder extra bekostiging deze taak wordt belegd bij het huidige personeelsbestand.”

Steviger rol voor de Onderwijsinspectie

Het CDA is altijd kritisch geweest op de verengelsing van het hoger onderwijs. Zij vindt dan ook dat de rol van de Inspectie op het toezien van het nieuwe taalbeleid verstevigd moet worden. Door bijvoorbeeld in de Wet op het onderwijstoezicht op te nemen hoe en hoe vaak de inspectie hierop toeziet, of dat de rol van de NVAO bij de heraccreditaties op het beoordelen van de noodzaak/meerwaarde van het aanbieden van een anderstalige opleiding steviger wordt.”

Ook de SGP heeft bedenkingen bij de formuleringen in de wet rondom het taalbeleid en dan met name de rolverdeling tussen de NVAO en de Inspectie. De NVAO moet toetsen of voldoende is beargumenteerd dat een opleiding anderstalig is. De Inspectie moet vervolgens toezien dat het taalbeleid ook gehandhaafd blijft. “De SGP vraagt waarom de inspectie op dit punt nog een taak heeft, aangezien deze toetsing door de NVAO zal gebeuren en de goedkeuring kenbaar is uit het accreditatiebesluit. Eveneens vragen deze leden waarom het voor de hand zou liggen dat de inspectie tot handhaving overgaat en waarom het niet veeleer logisch en efficiënt is dat de inspectie een melding aan de NVAO doet wanneer een instelling de kaders van de verleende goedkeuring te buiten gaat.”

Ook het CDA heeft hier zorgen juist omdat het handhaven van het taalbeleid expliciet is opgenomen in het regeerakkoord van Rutte III. De Inspectie heeft al laten weten dat het meerwaarde criterium waarbij instellingen moeten uitleggen waarom er anderstalig onderwijs wordt gegeven moeilijk handhaafbaar is. “De CDA-fractie maakt zich hier zorgen over aangezien handhaafbaarheid als belangrijkste opgave in het regeerakkoord staat, en een van de redenen zou moeten zijn om de wet te wijzigen. Een wetswijziging is in de ogen van deze leden alleen noodzakelijk als die leidt tot betere handhaafbaarheid.” Het CDA wil van de minister weten hoe zij hiernaar kijkt.

VVD wil meer sturen met collegegeld

Een ander punt in het wetsvoorstel van minister Van Engelshoven is om voor EER-studenten het instellingscollegegeld te maximeren en om voor studenten van buiten de EER een minimumtarief voor het instellingscollegegeld vast te stellen zonder dit te maximeren. De VVD zou willen dat ook voor EER-studenten met het collegegeld gestuurd kan worden op de instroom.

Als voorbeeld gebruiken zij de opleiding psychologie. “De VVD vraagt of de regering het met hen eens is dat het zeer de vraag is wat de Nederlandse belastingbetaler heeft aan, bijvoorbeeld, 500 Duitse studenten in de ‘Engelstalige’ psychologiebachelor aan de Rijksuniversiteit Groningen. Welke mogelijkheden biedt dit wetsvoorstel om dit nader te reguleren?”

Met betrekking tot het vrijgeven van het instellingscollegegeld voor niet-EER studenten vreest de PvdA dat er specifieke groepen internationale studenten worden uitgesloten. “De leden van deze fractie vrezen dat instellingen hiermee worden gestimuleerd om het aantrekken van niet-EER-studenten eenzijdig te gebruiken als verdienmodel. In welke mate zal het leiden tot uitsluiting van zulke studenten uit landen met een laag welvaartsniveau? De leden vragen de regering om nader toe te lichten waarom zij de tarieven van het instellingscollegegeld voor niet-EER-studenten niet wil binden aan een maximum.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK