Met het ene been in de hogeschool en het andere in de klei

Interview | door Sicco de Knecht
2 oktober 2019 | "Ik vind het prachtig als ik een bedrijf waar wij mee samenwerken hoor zeggen: dat is onze lector, en dat is ons lectoraat." Hoofd onderzoek van Aeres Hogeschool Corné Kocks over succesvol praktijkgericht (groen) onderzoek en het voornemen om een universiteit naar Flevoland te halen.

Lector Corné Kocks zit niet graag stil. Het is negen uur in de ochtend op een woensdag als we hem spreken en hij heeft er op dat moment al vier uur op zitten vertelt hij en passant. Die ochtend heeft hij bij een van zijn bedrijven overleg gehad over de inkoop voor de maaltijdsalades en daarna heeft hij met collega’s op de hogeschool een onderzoeksaanvraag afgerond.

“Dat is onze lector! Dat is ons lectoraat!”

“Ik heb er altijd wel een eigen bedrijf naast gehad,” vertelt Kocks die sinds 2013 lector precisielandbouw Precisielandbouw is het nauwgezet en een efficiënt bedrijven van geautomatiseerde landbouw en maakt daarbij gebruik van GPS, sensoren op de grond of vanuit de lucht (per drone of satelliet), en computers op de landbouwmachines of -voertuigen. en hoofd onderzoek is aan de Aeres Hogeschool in Dronten. Vanuit die functie is hij hoofdverantwoordelijke voor al het praktijkgericht onderzoek van de instelling en dat doet hij op een unieke manier en met een eigen filosofie.

Een van de uitgangspunten van het praktijkgericht onderzoek aan de hogeschool is dat lectoren bij Aeres Hogeschool Dronten zelden een volledige aanstelling hebben bij de hogeschool. “Wij willen dat lectoren met een been in de praktijk staan. Dat kan bij een bedrijf of bijvoorbeeld een onderzoekscentrum. Dat geeft gewoon een machtige manier van samenwerken. Ik vind het prachtig als ik een bedrijf waar wij mee samenwerken hoor zeggen: dat is onze lector, en dat is ons lectoraat. Als mensen zich zo betrokken voelen dan ben je volgens mij goed bezig.”

De lakmoesproef voor een idee

Doordat onderzoekers op meerdere plekken komen, krijgen ze steeds weer nieuwe kansen om ideeën in de praktijk te toetsen. En tegelijkertijd zorgt het ervoor dat de vragen waar de hogeschool zich mee bezighoudt ook een oorsprong hebben in de praktijk. “Het moeten wel echte en concrete vragen zijn, anders heeft het geen zin.” Voor Kocks moet een goede projecten een idee zijn dat ook zou kunnen concurreren in de markt. “Als jij een nieuw soort gewasbescherming ontwikkelt dat je als concurrent op de markt zou kunnen brengen, dan ben je goed bezig.”

Dat betekent volgens Kocks overigens niet dat de hogeschool het commerciële potentieel ook te gelde moet maken. “Dat is niet onze opdracht en dat moeten we ook niet doen. Als het commercieel interessant wordt dan moet je er ook uitstappen als lector.” Het gevoel dat een ontwikkeling commercieel interessant zou kunnen zijn is louter de lakmoesproef.

Betekent deze houding dan ook dat praktijkgericht onderzoek het geld moet volgen? “Absoluut niet,” zegt Kocks, “de keuze van een lectoraat moet altijd gestoeld zijn op een visie.” De aanpak waarin de beschikbaarheid van financiële middelen de aanleiding vormt voor een onderzoeksprogramma is in zijn ogen niet duurzaam. “Er moet een langere lijn zijn met een idee dat aansluit op regionale, nationale of Europese doelstellingen.” Bij elk nieuw voorstel stelt zijn team dan ook de vraag: “Sluit het aan bij onze visie, of is het een zaadje voor een nieuwe visie?” Een van die twee opties moet het zijn, anders is het niet interessant.

““Sluit het aan bij onze visie, of is het een zaadje voor een nieuwe visie?””

In die ontwikkeling van een visie is de aansluiting met de politieke windrichting op dit moment belangrijker dan ooit. De uitdagingen voor de agrarische sector zijn immers fors; er is eigenlijk geen terrein glastuinbouw noch veehouderij, waar geen grote veranderingen opstapel staan. “Wij hebben binnen onze deuren maar ook daarbuiten dan ook zeer leerzame maar ook moeilijke discussies over de vraag waar we ons op in moeten zetten.”

Kocks legt daarbij zijn oor te luisteren bij de sector om te kijken waar behoefte aan bestaat. “Als een bepaald onderwerp vaker voorbijkomt dan overwegen we serieus om daar een lectoraat aan te besteden.” Maar die afweging moet altijd een visie hebben voor de lange termijn. “Als het kabinet valt en er komt een andere minister, dan kan er van alles gebeuren.”

Het oude en het nieuwe

Met de harmoniastie van het groene onderwijs – van LNV naar OCW – gaat er met name op het onderwijsvlak een hoop veranderen. Zo gaat de bekostiging van groene opleidingen weer in de pas lopen met de rest van het hoger onderwijs, wat gunstig is voor de sector. “Het is ook wat vreemd geweest dat het groene onderwijs als enige sector bij een ander ministerie heeft gezeten,” zet Kocks hierover. “Anderzijds gaf het ook juist ook een goede binding want als onderwijs ben je direct verbonden met het Ministerie dat de context van jouw werkveld bepaald”.

Wat betreft het onderzoek zijn de banden met LNV zeer warm, en hij gaat er ook van uit dat dit zo zal blijven. In termen van formele structuren worden momenteel de landelijke Centres of Expertise, waar onderzoeksgemeenschappen lokaal of op thema samenkomen, bij elkaar gevoegd: het Groenpact 2.0.

Gevraagd of hij denkt dat dit een wezenlijke bijdrage gaat leveren aan de samenwerking reageert hij een tikkeltje voorzichtig. “Als zoiets opgetooid wordt dan ben ik er altijd bij, je moet altijd even kijken.” Een gelegenheid om te netwerken moet je niet laten schieten, want je wordt vergeten als je er niet bij bent. Hij is dan ook met het hele team bij verschillende onderdelen van het programma gaan kijken. “Het is zeker een manier om te volgen waar het ministerie zijn zinnen op gaat zetten. Of het werkelijk een goede ‘tool’ is om het onderzoek te organiseren weet ik niet, dat zal de tijd moeten leren.”

De aanpak van het ministerie in het bepalen van de onderzoeksagenda van hogescholen in het Groene domein is wel echt anders, zo illustreert een voorbeeld dat Kocks geeft. “Afgelopen jaar heeft het ministerie nog een studie laten uitvoeren met als vraag op welke onderwerpen lectoraten nodig zouden kunnen zijn. Ze dagen ons echt uit om na te denken over het palet.”

Een technische universiteit in Flevoland

Een aangename verrassing voor het onderzoekspalet van Flevoland werd aangekondigd bij de presentatie van de coalitie.  De hogeschool krijgt er in de toekomst waarschijnlijk een partner bij, zo valt te lezen in het coalitieakkoord: “Een aandachtspunt […] is het behouden en aantrekken van kennisinstituten, in het bijzonder de vestiging van een faculteit van een technische universiteit, gericht op innovatie, duurzaamheid en energietransitie.”

Kocks is blij dat deze zin in het coalitie-akkoord terecht is gekomen. “Sterker nog, in het verleden heb ik mij hier al eens hard voor gemaakt.” Wat hem betreft is het niet meer dan logisch dat elke provincie in Nederland een universiteit heeft, en een technische universiteit zou een goede match zijn voor de landbouwhogeschool. “Het moet wel een zelfstandige universiteit zijn, met de rest werken we al samen waar dat nodig is.”

“”Ik maak me al veel langer hard voor een universiteit in Flevoland””

Wat samenwerken betreft ligt het volgens hem voor de hand dat Aeres dan zal samenwerken met die universiteit. “Daar zullen wij zeker voordeel aan hebben. Het had ook een gewone universiteit mogen zijn, maar het gaat erom dat je die status in de provincie hebt. Dan komt er ook meer geld voor kennisontwikkeling de kant van onze provincie op.”

Wen maar aan de lector in toga

Als het om die status gaat, hecht Kocks zelf absoluut niet aan titels. “Mij gaat niet om de titel die iemand heeft, maar om wat iemand inhoudelijk in te brengen heeft.” Zo lopen er op Aeres docenten rond die voor de helft meedraaien in het onderzoek. “Die mensen neem ik ook mee naar het ministerie als het om hun onderwerpen gaat. Je moet die scheiding niet te nauw maken.”

“In het buitenland is een lector ook een professor, dat staat dus ook op mijn kaartje.” Hij geeft het voorbeeld van een stad als Moskou, waar meer dan honderd hoger onderwijs en onderzoeksinstellingen zijn. “Allemaal worden ze ‘university’ genoemd terwijl wij sommigen zouden classificeren als hogeschool. Maar eigenlijk gaat het daar niet om, het gaat erom dat je elkaar op de inhoud vindt.”

Wat betreft de binaire discussie staan de lectoren van Aeres er dan ook pragmatisch doch positief in. Anders dan bij andere hogescholen dragen lectoren geen stola maar een toga – net als hoogleraren op universiteiten. Worden ze daar wel eens op aangekeken? “Zeker, het wordt niet overal geaccepteerd maar dat wordt tijd. Lectoren zijn er inmiddels al twee decennia dus men went er maar aan.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK