Promoveren in het hbo is een hobby, goed onderwijs blijft de kern

Nieuws | door Frans van Heest
9 oktober 2019 | CDA-Kamerlid Harry van der Molen vindt dat promoveren in het hbo een hobby moet zijn als dit betekent, dat zoals nu al gebeurt geld aan het onderwijs onttrokken wordt voor onderzoek.
Harry van der Molen (links) en Jan Paternotte (rechts) bij debat in Dudok

Hoe moet het hbo zich de komende jaren ontwikkelen? Daar ging het debat over dat werd georganiseerd door de Vereniging Hogescholen en waarbij ook veel politici waren uitgenodigd. Zij gingen onder andere in discussie over studiesucces en het praktijkgerichte onderzoek. Volgens het CDA moet er een andere manier van bekostiging komen, omdat de menselijke maat weer terug moet in het hoger onderwijs. Studenten worden te veel opgejaagd. Over het praktijkgerichte onderzoek liepen de meningen uiteen. Waar de politiek het soms een hobby noemde, daar vonden bestuurders dat de bekostiging voor het praktijkgericht onderzoek flink opgeschroefd moet worden.

Een volwaardige derde cyclus in het hbo

Een onderwerp dat deze middag in Cafe Dudok in Den Haag uitgebreid aan de orde was is de introductie van professional doctorate in het hbo. Dat gaat om een zelfstandige, volwaardige en internationaal erkende derde cyclus in het hbo, leidend tot een onderscheidende titel die men ook al gebruikt bij technische universiteiten.

Jan Paternotte van D66 juicht dit initiatief toe. Hij herkent de behoefte hieraan vanuit zijn verleden als gemeenteraadslid in Amsterdam. “Dit gaat om onderzoek dat niet helemaal in een wetenschappelijk theoretisch kader hoeft te passen, maar dat wel moet gebeuren. Laatst waren wij in de gemeenteraad bezig met de enorme toestroom van toeristen. Hoe zorgen we er nou voor dat die niet allemaal naar de Wallen en naar het Damrak lopen en dat we die kunnen spreiden over de stad? We hebben de robots in de zorg. Hoe zorgen we er nu voor dat een robot ook daadwerkelijk meerwaarde heeft in de zorg en dat die op de juiste manier wordt ingezet? Dat zijn niet allemaal vragen waar je een universitaire PhD voor gaat inzetten, daar hebben we de hogescholen voor nodig.”

Harry van der Molen juicht dit initiatief voor een professional doctorate toe maar vindt wel dat eerst de basis op orde moet zijn. “Er moeten een aantal dingen ook wel echt goed gaan. Wij hebben nu nog te weinig hbo-masters, die moeten ook uit de grond gestampt worden. Wij hebben nu lectoraten waarvan we ook met elkaar vaststellen: is dat nu wel helemaal die praktijkgerichtheid die wij willen? Dus het is wel leuk om met het hoogste niveau mee te doen, maar we moeten in het hbo echt nog goed uitvinden wat die praktijkgerichtheid nu precies is. Moeten we niet eerst die basis op orde hebben, voordat we weer overal deze prachtige professional doctorate gaan inzetten? First things first.”

Laat vwo’er kiezen voor het hbo

Paternotte ziet hier nog een ander probleem. Volgens hem moeten meer vwo’ers verleid worden om voor het hbo te kiezen. Een professional doctorate kan daarbij helpen volgens hem. “De norm is dat als je in een vwo-klas zit en je zegt dat je naar een hogeschool gaat dan iedereen vraagt: waarom doe je dat nou? Een argument dat je dan vaak hoort is dat je dan niet de hoogste graad kunt halen. Als we dit veranderen en op vwo’s iemand langs laten komen die zegt: ‘ik heb een professional doctorate behaald op het hbo. Net zoals eigenlijk nu bij de technische universiteiten gebeurt, die vroeger ook gewoon technische hogescholen waren. Dan heb je dat argument in ieder geval niet meer.”

HvA-rector Geleyn Meijer verwijst tijdens het debat naar de OESO die zegt dat het hoger onderwijs in Nederland nog veel potentieel talent laat liggen. “De OESO neemt ons af en toe de maat en die zegt het heel goed gaat met het onderwijssysteem. Maar we hebben echt veel te weinig mensen die de route weten te vinden naar het hoogste niveau.  Dan gaat het om het doordenken van complexe vraagstukken en daar ook met oplossingen voor komen. Dat noemen we promoveren maar dat is maar een woord.”

Meijer wijst er in dit verband op dat hogescholen een beetje moeten gaan doen wat universiteiten ook al doen. “Wij hebben een enorme pool van mensen die niet zozeer theoretische belangstelling hebben, maar een belangstelling hebben vanuit de praktijk en die pool moeten wij als hogescholen aanboren. Universiteiten hebben veel mensen uit Aziatische landen die zorgen voor de aanvulling van de promovendi. Maar laten wij ons eigen pool van medewerkers aantrekken om praktijkgericht onderzoek te gaan doen.”

Een natte vuurpijl

Henk Hagoort grijpt de discussie over de doorontwikkeling van het praktijkgerichte onderzoek aan om het wederom over de bekostiging te hebben. “Ik ben het heel erg eens met Harry van der Molen dat de basis op orde moet zijn. Dit kan nooit iets worden als er niet meer geld komt voor het praktijkgericht onderzoek. Wij krijgen voor onderzoek €200 per jaar, per student en dat verdubbelen wij zelf ten kostte van het onderwijs. De universiteit krijgt €13.400 per student voor onderzoek. Kortom dit is geen vergelijk. Als die basis niet op orde komt wordt dit een natte vuurpijl.” Zo waarschuwde hij de aanwezige politici.

Ook Henk Pijlman wijst in dit verband op de achterblijvende bekostiging bij het doorontwikkelen van het praktijkgericht onderzoek. “Als de universiteit en de hogeschool samen zeggen: dit moet je doen en dat hebben ze gezegd. Dan vind ik dat de politiek heel veel goede redenen heeft om daar in ieder geval heel serieus naar te kijken. Overigens zelfs als een hogeschool wo-Masters en bachelors aanbiedt dan krijgen die de helft van het geld dat een universiteit krijgt. Ook al is het in de techniek. Mag dit alstublieft even aangepast worden?”

Toch moet Pijlman erkennen dat nog niet iedere onderzoeksgroep in het hbo klaar is voor een professional doctorate. “Ik ben het met Van der Molen eens: je kunt dit niet zomaar doen. Er zijn lectoraten en onderzoeksgroepen die dit kunnen en er zijn er ook een heleboel die de eerstkomende 20 jaar daar niet aan toekomen. Maar als je dit doet begin dan waar men er wel aan toe is en laat dat ook extern valideren. Het moet wel gebeuren, want hiermee houd je een prachtig ontwikkeling tegen en dat kan niet.”

Toch is het CDA ook wel verontrust door het verhaal van Hagoort dat op Windesheim voor het praktijkgerichte onderzoek geld onttrokken wordt uit het onderwijs. “Waar ik mij wel zorgen over maak dat hier gezegd wordt om dit op te starten je nog meer geld uit het primaire proces van het onderwijs zou moeten halen. Hogescholen zijn er om de beste beroepsopleidingen te verzorgen. Dan vind ik dit naar verhouding een hobby. Een hobby die ik weliswaar steun, maar het essentiële van het hbo is dat zij fantastische professionals afleveren en daar zal echt maar een heel klein deel van op het hbo promoveren. Op het moment dat wij voor dit soort dingen – die ik belangrijk vind maar niet de corebusiness van het hbo – middelen onttrekken aan de taak om de beste opleiding aan zoveel mogelijk hbo’ers te geven, dan roei ik terug.”

Hoe definieer je studiesucces?

Een andere discussie deze middag gaat over studiesucces. Lisa Westerveld (GroenLinks) vindt dat er breder naar dit fenomeen gekeken moet worden. “Is studiesucces dat we een student als het even kan binnen vier jaar genoeg punten laten halen? Of is studiesucces dat iemand genoeg leert tijdens zijn of haar studie? En met genoeg leren bedoel ik dan ook de tijd heeft om dingen ernaast te doen en ook de mogelijkheid heeft om een vak van vorig jaar misschien te herkansen.”

Westerveld pleit er daarom voor om de term ‘verkeerde studiekeuze’ los te laten. “Ik vind een verkeerde studiekeuze een term die we eigenlijk helemaal niet meer zouden moeten gebruiken. Want ‘verkeerd’ impliceert dat iemand verkeerd heeft gekozen. Terwijl ook studenten die een bepaalde studie kiezen er na een jaar achter kunnen komen dat ze beter iets anders hadden kunnen doen. Die leren over het algemeen heel erg veel van die gemaakte keuze. Ik zou er graag voor willen pleiten om breder te kijken naar studiesucces. Volgens mij is studiesucces dat iemand van een opleiding komt en daar heel veel heeft geleerd.”

Rendement als meerwaarde

Dennis Wiersma (VVD) die net als Westerveld oud LSVb-bestuurder is zoekt op het punt van studiesucces toenadering tot GroenLinks. “Als studiesucces ook maar iets van een indicatie kan geven dat je waar voor je inspanning hebt gehad als student, dan vind ik het een relevante indicator. Ik vind niet alleen snelheid maar ook maatschappelijk rendement belangrijk. Misschien is dat wel de brug die we kunnen slaan met GroenLinks. Want ik vind het ook relevant wat levert het op voor de samenleving? Wat levert het op voor de arbeidsmarkt? Rendement is misschien ook wel een beetje rechts woord, dus ik wil er ook wel meerwaarde van maken.”

Frank Futselaar van de SP is van mening dat het begrip rendement niet helemaal losgelaten moet worden als kwaliteitsindicator. “Als je de kwaliteit van een opleiding wil beoordelen dan heb je zo’n cijfer wel nodig. Want als het rendement heel laag is dan kun je wel de vraag stellen: wat is hier aan de hand? Is het een chaos, of is het gewoon niet zo moeilijk? Maar ook als het heel hoog is. Want een opleiding waar het rendement honderd procent is daar moet je ook wel kritische vragen over stellen. Hoe kan het dat elke halvezool deze opleiding kan afronden?’”

Serieus kijken naar rendementscijfers

Henk Pijlman bestuursvoorzitter van de Hanzehogeschool heeft toch een nuance bij de uitspraken van Westerveld. “Ik ben het met Lisa Westerveld eens dat je het over ‘studentensucces’ moet hebben en niet over studiesucces. Maar die rendementscijfers zijn wel degelijk van belang. Want het is gewoon een slechte opleiding als er heel veel mensen uitvallen. Dan gaat het er niet om om het kwaliteitsniveau aan te passen, maar dan moet je het hebben over de kwaliteit van het onderwijs. Daarom moet je de rendementscijfers wel degelijk serieus nemen.”

Windesheim-voorman Henk Hagoort heeft een wat meer verstrekkende opvatting over studiesucces. Hij vindt dat de bekostiging aangepast moet worden. “Ik denk dat we zorgvuldig moeten zijn in de definitie van het rendementsdenken. Want dat komt voort uit de financiering van de hogescholen. Je krijgt 4 jaar geld en nog een diplomabonus en na 5 jaar is de student een probleem. Volgens mij willen wij dat niet. Ik vind dat die financiële prikkel niet leidend moet zijn.”

Volgens Hagoort moeten hogescholen anders met het geld omgaan. “De uitdaging is dat hogescholen leren om het geld uit te geven in het tempo van de student. Dat vraagt om een mate van flexibiliteit en dat moeten wij leren als hogescholen. Want het blijft raar dat we nu voor een student per jaar geld krijgen en dat hele jaar opsouperen, ook als student in november vertrekt. En na vijf jaar zeggen wij: ‘jouw geld is op.’ Je kunt ook zeggen als je als student een tijdje iets anders doet dan geven we het geld ook op een ander tempo uit. Als wij het nu eens omdraaien en zeggen: ‘wij krijgen voor jou genoeg geld om je studie te bekostigen en we gaan het uitgeven in het tempo dat jij als student kiest.’”

De menselijke maat terug in het onderwijs

Harry van der Molen van het CDA was helemaal eens met de voorzitter van Windesheim. “Ik wil mij aansluiten bij wat Henk Hagoort hier naar voren brengt, omdat dat volgens mij een fundamentele discussie is die wij moeten voeren. De discussie zit vast in het gejaagde tempo van je diploma halen waarbij instellingen afgerekend worden op de financiering. Ik denk dat heel veel jonge mensen juist vaak struikelen en geen diploma halen omdat ze niet in het huidige tempo kunnen studeren. Het feit is dat heel veel studenten het moeten combineren met iets anders. Of dat nu iets positiefs is als ondernemer zijn, maar het kan ook iets negatiefs zijn, bijvoorbeeld door mantelzorgtaken.”

Daarom moet volgens het CDA de menselijke maat terug in het hoger onderwijs. “Wij moeten als overheid gaan financieren op een manier waarbij je zelf als student je tempo kunt bepalen. En dat de instelling daar ook dienstbaar aan is. Dan zorgen we veel meer voor een tempo wat echt bij de mens past. Ik heb het idee dat studenten zuchten onder het juk van het eeuwige tempo en dat heel veel onderwijsbestuurders zien dat het zo niet langer kan.”

Van der Molen pleit er daarom ook voor om de bekostiging van het hbo anders in te richten. “Wij moeten in de toekomst een stap maken naar een hele andere manier van financieren. Namelijk dat je gewoon zegt: ‘wij financieren jouw diploma, ga je daar vijf, zes, of zeven jaar overdoen dat is iets wat we met jou afspreken.’”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK