“Vijf jaar geleden had ik nog nooit van ‘angstcultuur’ gehoord”

Verslag | door Toske Andreoli
7 oktober 2019 | Schreeuwen naar promovendi, artikelen tot de grond toe afkraken, promotoren die onterecht hun naam vooraan zetten bij publicaties, een bestuur dat e-mails van medewerkers laat onderzoeken of een onderzoeker die een foto van een halfnaakte vrouw projecteert tijdens een wetenschappelijk congres. Bij het VSNU Café over sociale veiligheid passeerden vele vormen van intimidatie de revue. "Mensen denken blijkbaar dat ze zich zo kunnen gedragen in de academische wereld."
Foto René de Gilde

#MeToo bereikte de academie en sindsdien is het niet meer stil geweest. Het uitgebreide rapport Harassment in Dutch Academia van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren verscheen, en meerdere incidenten kwamen aan het licht, van seksuele intimidatie tot pestgedrag. Reden voor de Vereniging van Universiteiten om het VSNU Café te wijden aan sociale veiligheid.

Universiteiten bieden onvoldoende bescherming tegen intimidatie op de werkvloer

In een volle zaal in Dudok doet voorzitter van het Landelijk Netwerk van Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) Hanneke Takkenberg het onderzoek nog kort uit de doeken. De intimidatie loopt van het bagatelliseren van behoeftes als ouderschapsverlof en kolfruimtes tot denigrerend pestgedrag, uitsluiting, en wetenschappelijke sabotage zoals het stelen van werk, tot zelfs verbaal en fysiek geweld en seksuele intimidatie.

Alle signalen staan op rood

Het rapport wijst het hiërarchische systeem met individualistische en competitieve succescriteria als belangrijke voedingsbodem aan. Daarnaast gaan universiteiten slecht om met meldingen van intimidatie en blijken mensen überhaupt niet snel melding te doen.

De Leidse rector magnificus Carel Stolker, opsteller van de verklaring van de universiteiten, vindt het rapport alarmerend en veelomvattend. “Alle signalen staan op rood. Wat ik lastig vond aan het rapport is dat ‘harassment’ over zo’n enorme brij gaat van ongewenste gedragsvormen. Dat maakt het wel weer lastig om erop te handelen. Roddelen is wel echt iets anders dan wanneer er seksueel misbruik wordt gemaakt of wanneer er gescholden en geslagen wordt. Die verschillende vormen verlangen elk voor zich een apart antwoord.”

Vicevoorzitter van de Universiteit Utrecht Annetje Ottow is het daar niet mee eens: “Het is wel duidelijk dat het heel verschillende dingen zijn. Inmiddels heb ik echter wel geleerd in alle gesprekken die wij voeren, intern maar ook met experts, dat alle kleine dingen die de hele dag gebeuren evengoed tellen. De optelsom van al die speldenprikken, maakt dat die misschien nog wel veel erger zijn. De aanpak als geheel betekent dat we alles moeten aanpakken.”

Handelingsrepertoire

Het onderwerp is door vrouwen op de kaart gezet, en vier op de vijf plegers bleken mannen. Daarnaast is vier op de vijf plegers hoger geplaatst dan de getroffenen. Afhankelijkheidsrelaties en ongelijke machtsverhoudingen zijn dus een belangrijke factor, en dat maakt dat promovendi in het bijzonder kwetsbaar zijn. Stolker: “Als ik aan de decanen vraag: wat is nou de groep waar je je het meeste zorgen over maakt, dan zijn het promovendi.”

In de zaal zit een voormalig promovendus die over zijn ervaringen vertelt: hoogleraren die aangeven dat ze verwachten dat je in het weekend doorwerkt, die tegen je schreeuwen tijdens functioneringsgesprekken. Hij maakte van dichtbij een zelfdoding van een promovendus mee, die in verband werd gebracht met hoge en aanhoudende werkstress.

Een vertegenwoordiger van de vakbond VAWO benadrukt dat ook het geven van buitensporige kritiek tot intimidatie gerekend moet worden. Een vorm van intimidatie die bovendien heel lastig is aan te tonen in klachtenprocedures. “Wetenschappelijke sabotage is anders dan de andere vormen van sociale onveiligheid omdat die raakt aan de vakinhoud. Dan moet je via de inhoud gaan aantonen dat kritiek buitensporig is.”

Stolker wil daarom inzetten op iets dat hij een groter ‘handelingsrepertoire’ noemt. “Zowel aan de begeleiderskant, bij de promotoren, als aan de kant van promovendi zijn we bezig: hoe reageer je op bepaalde situaties? Het is ook wel zaak dat je een manier vindt om te laten blijken dat je iets niet prettig vindt, zonder dat je de relatie verwoest. Je hebt er niks aan als iemand onmiddellijk naar de vertrouwenspersoon loopt, want dan heb je als promovendus een probleem erbij.”

De nieuwe voorzitter van het Promovendi Netwerk Nederland Lucille Mattijssen wil een meer structurele aanpak. “Goed dat hier aandacht voor is, ik hoor veel ‘we moeten het bespreekbaar maken’ en ‘we moeten mensen weerbaar maken’, maar we moeten ook kijken naar de oorzaak. Dat dit gedrag niet kan, weten we allemaal wel. Hoe kan het dat mensen tot zulk gedrag overgaan?”

Volgens Mattijssen is het belangrijker om te kijken naar de manier waarop er promotie gemaakt wordt in de academie. Zouden die factoren bijdragen aan de cultuur? “We kijken naar het aantal publicaties en naar de positie die de auteur heeft.” In veel vakgebieden is het voor de toekomstige carrière van promovendi heel belangrijk welke positie ze in de auteurslijst hebben – en hoe lang deze is. Dat leidt meer dan eens tot conflict. “Daar moet je oog voor hebben en in die zin is er zeker een link met de discussie over erkennen en waarderen.”

De hiërarchische structuur in de academie is een voedingsbodem voor intimidatie

Hiërarchie

De VU-hoogleraar Paola Gori-Giorgi herkent de kritiek over hiërarchie en vergelijkt die met andere landen. “Ik kom uit Italië en ik heb ook in Frankrijk en Amerika gewerkt, maar ik vind de Nederlandse universiteiten het meest hiërarchisch.”

Ze is die middag speciaal gekomen om de VSNU een reactie te vragen op het forensische onderzoek aan de Erasmus Universiteit naar de e-mails van medewerkers. Het Rotterdamse CvB besloot een recherchebureau in te huren om te achterhalen wie aan NRC melding heeft gedaan van plagiaat inzake de interim decaan Dymph van den Boom. Gori-Giorgi is een petitie gestart tegen het onderzoek. “Als we het hier hebben over een einde maken aan angstcultuur, dan is een forensisch onderzoek naar medewerkers niet de manier om die te bevechten.”

VSNU-voorzitter Pieter Duisenberg prijst de inbreng van Gori-Giorgi. “Goed dat je de vraag hier stelt want het gaat over een veilige omgeving en dit is voor jou een aspect daarin. Het rapport van LNVH wijst heel duidelijk naar leiderschap, en niet alleen dat van hoogleraren en decanen, maar dat gaat ook over Colleges van Bestuur. Daar begint verandering.”

Stolker wil ook reageren: “Die e-mails zijn onderzocht omdat het College van Bestuur het onveilig vond als mensen niet de gebruikelijke routes bewandelen maar rechtstreeks naar de pers gaan. Men vond juist dat onveilig, dus dat is interessant, dat het met een beroep op de veiligheid binnen de universiteit is gedaan. Maar ik zeg niet dat ik dezelfde keuze zou hebben gemaakt.”

Klager en beklaagde

Zowel Stolker als Ottow worstelen openlijk met de verantwoordelijkheid die zij hebben ten aanzien van de klager én beklaagde, en hoe instellingen daarmee om moeten gaan. Stolker: “Je hebt als werkgever ook je verantwoordelijkheid naar de beklaagde. En dat maakt het soms ingewikkeld. Mensen vragen dan: waarom zeg je niks over deze zaak?”

Imago universiteit belangrijker dan wetenschappelijk wangedrag aanpakken

Ottow vult Stolker aan door te stellen dat de instelling juridisch verplicht is de veiligheid van beiden te garanderen. “Ik hoorde iemand zeggen: er wordt niet gecorrigeerd door het CvB. Ik denk dat je je moet realiseren dat wij ook mensen zijn en ons heel erg inzetten, maar dat het niet altijd even zichtbaar is. We mogen niet alles delen. Het stelt ons voor een enorm dilemma.”

“Ik zou niets liever willen dan het delen en bespreken. Maar dat moet ook binnen veilige grenzen, omdat het over personen gaat, over hoor en wederhoor, over met respect met elkaar omgaan.” In die openheid over een klacht en de personen die erbij betrokken zijn zit een enorm spanningsveld voegt ze daaraan toe. “Je wilt mensen – onder de juiste voorwaarden – ook een tweede kans kunnen geven.”

Een tweede kans?

Renée-Andrée Koornstra is hoofd HRM aan de VU en heeft iemand zo’n tweede kans gegeven. Vorig jaar stelde de VU een hoogleraar Pedagogische Wetenschappen aan die bij de Universiteit Leiden is vertrokken wegens het veroorzaken van een angstcultuur.

Vanuit de zaal klinkt kritiek op dit besluit van een geëmotioneerde promovendus. “Dat is een klap in het gezicht van de mensen die dit hebben meegemaakt. Ik begrijp niet hoe de VU met een strak gezicht kan zeggen ‘wij doen hier iets aan’ en dan tegen zo iemand zegt ‘kom maar hier’. Ik ben vooral geëmotioneerd om wat die meneer net zei over zelfmoord, want vrienden van mij hebben zulke dingen gedaan door die professor die nu bij de VU werkt.”

Koornstra reageert: “We hebben als VU besloten om die persoon een tweede kans te geven, en we gaan heel goed opletten of er niet precies weer hetzelfde gebeurt als in Leiden. Het had trouwens overal kunnen gebeuren want dit is blijkbaar onze academische wereld, waarin mensen denken dat ze zich zo kunnen gedragen. Weet dat wij hier bovenop zitten.”

Stolker eindigt hoopvol: “Ik ben nu vijfenveertig jaar in de academie. Vijf jaar geleden had ik nog nooit van het woord ‘angstcultuur’ gehoord, vertrouwenspersonen waren heel ver weg bij mij. Ik wist niet eens precies wat ze deden. Als je ziet wat er de laatste jaren is veranderd, dan weet ik zeker dat we hier over vijf jaar op een heel andere manier staan.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK