Medische innovaties bereiken de patiënt te weinig

Start-up in Maastricht wil de drempel voor onderzoekers en ondernemers verlagen

Interview | door Toske Andreoli
19 november 2019 | “Onderzoekers belijden vaak met de mond dat hun methode naar de patiënt moet, maar dat gebeurt uiteindelijk veel te weinig”. Om het gat tussen medisch onderzoek en de daadwerkelijke toepassing ervan te dichten, opent binnenkort de start-up Medace haar deuren. Aart van Apeldoorn (Maastricht University) wordt een van de eerste klanten en hoopt met zijn innovatieve methode de insulinespuit te kunnen vervangen.

Nu lopen er nog zestig bouwvakkers rond, maar per januari zullen de tweeduizend vierkante meters van een doodgewoon kantoorpand in Maastricht bevolkt worden door medisch onderzoekers en ondernemers in research labs en clean rooms Een clean room is een zeer zuivere werkomgeving: ontworpen om contaminatie aan het productproces of aan het onderzoek dat in die omgeving gebeurt te beperken.  die aan de laatste standaarden voldoen. Gewone kantoorruimte komt er ook: het dienstverleningsmodel van Medace biedt ondersteuning bij alle facetten van de ontwikkeling van medische innovaties, inclusief de administratieve kant.

Directeur Danielle Curfs leidt potentiële klant Aart van Apeldoorn (MERLN Instituut voor regeneratieve geneeskunde) rond door de labs in aanbouw, waar straks celtherapieën en implantaten – ook wel medical devices genoemd – verder kunnen worden ontwikkeld. De ruimtes zijn zo op elkaar aangesloten dat je maar één kant op kunt, niet meer terug, en sommige kamers zijn pas toegankelijk nadat je drie keer van kleding hebt gewisseld. “Die zijn voor celtherapie, omdat je cellen natuurlijk niet kunt steriliseren. Kunststof implantaten wel, daarvoor zijn de eisen minder streng”, legt Curfs uit. Als je alle ruimtes door bent, kom je in het magazijn waar het uiteindelijke prototype ingepakt en verstuurd wordt zodat een andere partij het kan gaan testen.

Geen donor meer nodig

Van Apeldoorn wil een combinatie van een implantaat en celtherapie naar de markt brengen voor mensen met ernstige diabetes type I. “Er is een groep diabetici die zoveel gezondheidsrisico’s loopt – verlies van gezichtsvermogen, nierschade, amputatie – dat ze een pancreas-, of zogenaamde eilandjestransplantatie nodig hebben.” In de pancreas – de alvleesklier – zitten de zogenaamde Eilandjes van Langerhans, opgebouwd uit onder andere bètacellen. Die produceren insuline. “Een optie is om die eilandjes te isoleren uit een donororgaan en in te spuiten in de lever van een diabetespatiënt, waar ze vastlopen in de kleine bloedvaten en vanuit daar insuline gaan produceren.” Maar daarbij gaat zestig procent van de bètacellen verloren, waardoor vaak meerdere transplantaties uit meerdere donororganen nodig zijn om de patiënt volledig onafhankelijk van insuline-injecties te maken.

Door stamceltechnologie zou dit kunnen veranderen. “In het Leids Universitair Medisch Centrum doet men onderzoek naar hoe vanuit stamcellen bètacellen kunnen groeien. De uitdaging is om die cellen op een betere locatie in het lichaam te krijgen dan in de lever, en ze op de een of andere manier te beschermen tegen het afweersysteem met behulp van een bètacel vervangend implantaat. Een soort kunststof huisje voor de cellen. Door de nieuw gemaakte bètacellen te combineren met dit implantaat zou een donororgaan niet meer nodig zijn en gaan er minder cellen verloren.” Daarvoor moet nu een prototype van het implantaat ontwikkeld worden, om de eerste studies in mensen te kunnen doen. “En dat prototype kan ik niet ontwikkelen in mijn onderzoekslab aan de universiteit. Daar is het niet schoon genoeg, en het is op het gebied van kwaliteitscontrole niet op het juiste niveau.”

Op het moment worden nog veiligheidsstudies in dieren gedaan met ‘onderzoeksimplantaten’. Daarna wordt de vertaalstap gemaakt naar standaardisatie van de apparaatjes. “Voordat een medisch-ethische commissie het toestaat om op mensen te testen wil die weten of het allemaal klopt. Je moet een dossier kunnen overleggen waarin je elke stap van de productielijn laat zien. Dat eerste productielijntje zet ik hier op: je begint met een velletje polymeer, plastic, daar moet je een aantal bewerkingen op doen om er een implantaat van te maken. Ik moet laten zien dat implantaat nummer één precies hetzelfde is als nummer vijftig drie maanden later. Het moet allemaal op dezelfde manier gemaakt, gemonitord en gecontroleerd worden.” En dat kan in de schone ruimtes van Medace. “Uiteindelijk krijg je dan een eindproduct dat hier dan de sluis uitrolt, en naar een locatie gaat om het te laten steriliseren. Dan brengen we het naar Leiden en kunnen zij in hun eigen clean room er bètacellen in stoppen.”

De rol van Medace is het faciliteren van de logistiek, de clean rooms en de kwaliteitssystemen. “Als ik dat allemaal zelf zou moeten doen, dat is niet te betalen”, zegt Van Apeldoorn. Curfs vertelt dat Medace is opgericht omdat ze de frustratie zag bij projecten en jonge ondernemers die op hetzelfde punt zijn aanbeland als Van Apeldoorn. “Hoe kom je nou verder vanaf hier? Het is eigenlijk heel gek: we weten dat Nederland op Europees gebied nummer één is in innovatie, maar we zijn niet bedreven in de translatie naar iets voor mens en maatschappij.”

Aart van Apeldoorn en Danielle Curfs – Foto Chris Duxbury

Curfs: “Ik heb heel lang in publiek-private samenwerkingen gewerkt met universiteiten en bedrijven om dit soort ontwikkelingen verder te brengen. Grote bedrijven als DSM-Biomedical willen veel meer onderbouwing zien voordat ze de productie van zo’n implantaat over willen nemen. Dan heb je dus een gat.” Bij Curfs’ vorige werkgever Chemelot InSciTe hebben ze daarom een voorloper van Medace gerealiseerd. “We bedachten: we hebben faciliteiten nodig die een universiteit of startende ondernemer niet heeft en die een groot bedrijf nog niet ter beschikking wil stellen. Die hebben we toen op de campus daar gemaakt en soortgelijke projecten gedaan als het project van Aart.”

Patiënten bereiken

Daar bleek al snel dat de onderzoekers niet alleen materiële faciliteiten nodig hadden. “Er bestaan al wel meerdere plekken waar je een clean room kunt huren – maar hoe gedraag ik me daar, wat moet ik aan documentatie en controles doen? Daar zou je weer een aparte consultant voor kunnen inhuren, die bestaan wel, maar die hebben zelf weer geen faciliteiten. Dan heb je nog de contract manufacturers (CMO’s), daar kun je het hele proces uitbesteden, maar daar wordt de onderzoeker of het startende bedrijf niet slimmer van. Je wilt juist dat wanneer Aart en zijn groep over een aantal jaar met een ander product komen, ze de procedure kennen en dat het voor hen veel makkelijker is om tot een goedkeuring van de medisch-ethische commissie te komen.”

Veel van de vereiste apparatuur zou onbetaalbaar zijn voor de ontwikkeling van hulpmiddelen waarvan nog niet zeker is of ze het gaan halen tot de patiënt. Curfs: “Maar als ik nu gelijk zes gelijkgezinde bedrijven, ideeën vindt, kan ik veel kosten efficiënter werken. En we leren de onderzoekers zelf hoe ze het moeten doen. Ieder medical device heeft een eigen kwaliteitssysteem nodig. Zo’n kwaliteitssysteem bestaat uit tientallen procedures met werkinstructies. In totaal kom je al snel op meer dan honderd documenten uit. Daarover kunnen onderzoekers onderling overleggen omdat daar geen IP-risico (intellectual property, red.) meer is. Vertrouwelijkheid speelt dan niet mee.”

Van Apeldoorn is van plan het nieuwe implantaat binnen twee jaar klaar te hebben voor een veiligheidsstudie bij patiënten. Dat is bewust heel ambitieus, vertelt hij. “Mijn kritiek op dit soort toepassingen is dat we met de mond belijden: we gaan het voor de patiënt doen. Maar uiteindelijk komt er maar weinig bij de patiënt terecht. Vanwege de regelgeving is het heel ingewikkeld en kostbaar. Vanuit het diabetesfonds en stichting DON, die ons consortium RegMed (een publiek-private samenwerking, red.) mede financieren, hebben we duidelijk als doelstelling meegekregen dat het bij de patiënt moet eindigen. Dat is de uitdaging.”

Noodzakelijke farmaceuten

Publiek-private samenwerking is nodig voor medische innovatie. Van Apeldoorn: “Een publieke instelling kan dit ook wel alleen, maar dan zou het veel langer duren. En als een private partij het alleen zou doen.. dat kan ook, maar dit project is bijvoorbeeld voortgekomen uit fundamenteel onderzoek, dat doen bedrijven niet. Het kan helemaal fout gaan, het is heel kostbaar. Dus is het te duur voor een bedrijf, zeker omdat de markt niet gigantisch is. In Nederland hebben we ongeveer 130 duizend diabetes type I patiënten.”

Medace heeft alleen maar investeerders die ook een maatschappelijk oogmerk hebben. Curfs: “Medace is niet opgericht om een hoog financieel rendement te halen. Het is juist om de drempel voor onderzoekers en ondernemers zo laag mogelijk te houden. De Limburgse ontwikkelingsmaatschappij LIOF, de Brightlands campussen van Maastricht en Geleen, en de provincie investeren in Medace omdat zij de economie in Limburg verder willen helpen.”

Een andere grote investeerder is de holding van de Universiteit Maastricht. “De universiteit moet meer laten zien dat de ontwikkelde kennis maatschappelijke impact heeft, en ze zien dat Medace daar een goed vehikel in kan zijn. Het ziekenhuis is ook een investeerder van ons. Die willen betere zorg voor hun patiënten.”

Maar wat als overheden flink investeren in een medische toepassing, en een farmaceut patenteert het en vraagt er een enorme prijs voor? Dan zien burgers weinig van de publieke investering terug. Curfs: “Als Aart straks de klinische veiligheid heeft bewezen en een groot bedrijf wil de methode hebben, dan zal dat bedrijf moeten betalen voor al het werk dat al gedaan is. Dan stroomt die investering dus weer terug en kan er weer nieuw onderzoek gedaan worden.” En ze wil ook in het voordeel van de farmaceut spreken. “Want vergis je niet, als iets klinisch is bewezen, betekent dat nog niet dat je het op de markt hebt. De investeringen die de farmaceutische industrie moet doen zijn gigantisch. Het zijn trajecten van vijftien, twintig jaar. Daar moet het rendement op terugkomen.”

Van Apeldoorn: “Vaak wordt vergeten dat er een enorme logistieke operatie achter zit. Je hebt een heel apparaat nodig dat al die artsen bereikt, mensen traint om ermee te werken, helpt bij problemen. Ik zie mezelf nog niet als een schoenenverkoper met die implantaten in de achterbak naar alle ziekenhuizen reizen.” Curfs: “Als Aart samen met de andere partners straks deze therapie heeft ontwikkeld, maar er is geen bedrijf dat het op de markt wil brengen, dan is geen enkele patiënt geholpen. Je hebt die bedrijven gewoon nodig.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK