Universiteiten kijken nog steeds neer op het hbo

Vooroordelen over en weer hinderen samenwerking

Nieuws | door Frans van Heest
13 november 2019 | Tussen universiteiten en hogescholen lijkt sprake te zijn van een wederzijds ‘dedain’. De kloof tussen beide wordt daardoor vaak groter ervaren dan die in werkelijkheid is. Hoewel de NWA meer gezamenlijke trajecten heeft bevorderd, valt er op het gebied van subsidieverstrekking nog een wereld te winnen.

In opdracht van OCW heeft ResearchNed onderzoek gedaan naar de verhoudingen tussen universiteiten en hogescholen. Begin december lanceert OCW de strategische agenda hoger onderwijs op de Universiteit Utrecht en in deze agenda zal ook uitgebreid aandacht zijn voor de relatie tussen hbo en wo en de derde cyclus. Hogescholen kennen momenteel geen derde cyclus waarbij zij ook promotierecht hebben, dat hebben in Nederland alleen universiteiten. De minister heeft daarom aan ResearchNed gevraagd hoe het na 20 jaar onderzoek in het hbo zit met de verhouding tussen het hbo en wo.

Lectoren willen geen tweesporenbeleid

Uit het onderzoek blijkt dat universiteiten veel meer prioriteit geven aan samenwerkingen met andere universiteiten – het liefst ook internationaal – boven samenwerking met hogescholen. Er wordt ook altijd nog met dedain gekeken naar het onderzoek in het hbo, blijkt uit ruim 80 interviews die de onderzoekers hielden met onderzoekers uit het hbo en wo met bestuurders en onderzoekers.

Allereerst heeft ResearchNed in het hbo navraag gedaan of daar behoefte is aan promotierecht. Dat is er, maar wel onder duidelijke voorwaarden: “De geïnterviewde lectoren stellen unisono dat een door hogescholen geleid promotietraject wetenschappelijk onomstreden moet zijn. De geïnterviewde lectoren willen geen tweesporenbenadering, met B-promoties. De vrees is dat de promovendi bij de hogeschool minder gewaardeerd worden en een lagere status hebben. Buiten kijf moet staan dat het onderzoek methodologisch aan de maat is.”

Maar hoe dat promotierecht er dan uit zou moeten zien, daar is geen helder beeld over onder lectoren. “Over de mogelijkheid van een derde cyclus hbo met een eigen karakter en graad, zo blijkt uit de interviews, hebben lectoren nauwelijks nagedacht.”

Hogescholen geen natuurlijke partner

Daarnaast is gekeken hoe andere landen omgaan met het promotierecht in het beroepsonderwijs. In geen enkel Europees land kan men momenteel zelfstandig op een beroepsopleiding promoveren, het is altijd in samenwerking met een universiteit. Nederland is daarin momenteel dus bepaald niet uniek.

Binaire stelsels eerder regel dan uitzondering

Met betrekking tot de samenwerking tussen hogescholen en universiteiten komt het er in grote lijnen op neer dat hogescholen voor universiteiten veelal geen natuurlijke partners zijn om mee samen te werken. “Duidelijk is op voorhand dat de samenwerking tussen hogescholen en universiteiten bezien vanuit de universiteiten niet meer dan een klein belang kan hebben in termen van financiën en capaciteit. Ook betekent dit dat het zeer uitmaakt vanuit welk perspectief je de samenwerking bekijkt.”

“Vanwege het zeer grote verschil tussen hbo en wo in onderzoekscapaciteit, is het perspectief van waaruit naar de samenwerking gekeken wordt van groot belang. Een geïnterviewde bij een universiteit meldt bijvoorbeeld dat er amper samenwerking is (en dat de faculteit het belang er ook niet van inziet.”

Wel heeft de NWA een belangrijke impuls gegeven in de samenwerking tussen hbo en wo.“De Nationale Wetenschapsagenda (NWA) is daarnaast een belangrijke aanjager van toepassingsgericht onderzoek en samenwerking tussen hbo en wo in het kader van NWA-calls127. Door meerdere geïnterviewde lectoren is in de interviews genoemd dat men in het kader van de NWA samenwerkt met een universiteit. In de interviews was er het voorbeeld van een hoogleraar die naar eigen zeggen nooit samenwerkt met het hbo en daar ook geen relevantie aan hecht, maar die recent in het kader van een NWA-call wel een voorstel samen met een hogeschool indiende.”

Breder beeld van impact bij hogescholen

Een interessante bevinding is dat in specifieke vakgebieden de samenwerking meer wortel schiet. Dit zijn over het algemeen de meer toegepaste onderzoeksgebieden. “Bij een minderheid van de geïnterviewde lectoraten, met name in de techniek, de zorg, lerarenopleidingen en criminologie en veiligheid, is er een melding van bredere samenwerking, los van promoties.”

Overlap in onderzoeksgebied is echter geen garantie voor samenwerking, zo blijkt uit de interviews. Het luistert erg nauw wat de insteek van onderzoekers is of ze elkaar kunnen vinden. “Bij een enkel geïnterviewd lectoraat is er (nu) geen contact met Nederlandse universiteiten. Een belangrijke reden is daar dat er een te groot verschil is in perceptie van wat onderzoek en de output daarvan is en een cultuurverschil.”

Vanuit het perspectief van hogescholen en lectoraten is het met name de publicatiecultuur die verschilt met de universiteit, waardoor de samenwerking niet altijd goed van de grond komt. “Er is in de ogen van lectoren binnen universiteiten vaak een andere manier van aantonen van kwaliteit en resultaten, doorgaans via publicaties. Bij praktijkgericht onderzoek is het resultaat niet vanzelfsprekend een publicatie, maar kan dat ook een product, een ontwerp, protocol, handleiding of iets dergelijks zijn.”

Het is voor hogescholen ook lastig om tussen de veelal goede samenwerkingsverbanden met universiteiten onderling een voet tussen de deur te krijgen. “Vanuit het hbo wordt waargenomen dat de universiteiten onderling vaak een heel stevig netwerk hebben en dat het lectoraat daar hooguit losjes in zit. Onderzoeksnetwerken van lectoraten worden als minder stevig en effectief ervaren. Hogescholen kunnen ook twijfelen over een samenwerking met een universiteit, omdat ze er beducht voor zijn om in een underdogpositie terecht te komen.”

Vooroordelen hinderen de samenwerking

De onderzoekers komen met een aantal aanbevelingen om de samenwerking tussen universiteiten en hogescholen te verbeteren. Zo moet de strategische meerwaarde van een lectoraat duidelijker worden. “Bevorderlijk voor de samenwerking is als het lectoraat de eigen positie en meerwaarde ten opzichte van andere kennisinstellingen bewust kiest en expliciteert en er enige overlap is in de onderzoeksfocus. De meest vergaande vorm is als universiteit en hogeschool samen een initiatief nemen voor een lectoraat of een gezamenlijk instituut.”

Maar ook onterechte vooroordelen van beide kanten kan een vruchtbare samenwerking in de weg staan. “Vooroordelen over en weer hinderen samenwerking. Het hbo ziet nogal eens het wo als wereldvreemd en gespeend van praktijkkennis. De universiteit neemt het onderzoek in het hbo niet altijd serieus. Er lijkt sprake te zijn van een wederzijds ‘dedain’ en van een kloof die als groter wordt ervaren dan die in werkelijkheid kan zijn.”

Hoewel de NWA meer gezamenlijke trajecten heeft bevorderd, valt er op het gebied van subsidieverstrekking nog een wereld te winnen. “Subsidieregels in de tweede geldstroom worden ervaren als strikt en onnodig gescheiden voor hbo en wo. Voor hogescholen zijn er weinig mogelijkheden om als penvoerder een onderzoeksaanvraag te doen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK