Hoger onderwijs geen grote rol in Groeibrief minister Wiebes

Nieuws | door Sicco de Knecht & Tim Cardol
16 december 2019 | Er moet fors worden ingezet op het funderend onderwijs en op R&D, stelt Eric Wiebes in de 'Groeibrief' die hij onlangs naar de Kamer stuurde. Vooralsnog bevat de investeringsstrategie van Rutte III vooral voornemens en weinig concrete maatregelen. Het hoger onderwijs speelt een bijrol.
Eric Wiebes (VVD) – Minister van Economische Zaken en Klimaat – Foto: Rijksoverheid

Vrijdagmiddag stuurde minister Wiebes (Economische Zaken) zijn langverwachte ‘Groeibrief’ naar de Kamer. Al in de zomer lekte via de Telegraaf dat het kabinet, op aansporing van Wopke Hoekstra, voornemens was om een groot investeringsfonds op te zetten maar lang bleef onduidelijk wat dit nu zou behelzen. Nu, een week voor de deadline van het Kerstreces komt er (iets) meer duidelijkheid.

Vooral aandacht voor funderend onderwijs

Uit de brief blijkt dat vooral het primair en voortgezet onderwijs – ook wel het funderend onderwijs genoemd – in de Groeibrief de aandacht krijgen. Alhoewel de regering op basis van internationaal onderzoek constateert dat het funderend onderwijs er in Nederland goed voor staat, schetst zij ook een aantal uitdagingen. De teruglopende resultaten op het gebied van taal en rekenen zijn hier de meest voorname van.

De oplossing voor dit probleem ligt volgens Wiebes in een “actualisatie” van het curriculum. Er is een kwaliteitssprong nodig in het funderend onderwijs en deze moet er komen door onder andere “nieuwe, digitaal ondersteunde, interactieve leervormen”. De inzet van deze nieuwe lesmethoden zouden tijd vrij moeten maken die leraren “voor de leerling in kunnen zetten”. In januari worden er dan ook meerdere hoorzittingen in de Kamer georganiseerd over Curriculum.nu.

Wat betreft het hoger onderwijs is de brief summier. Behalve zorgen over het arbeidsmarktperspectief en over capaciteitstekorten maakt minister Wiebes weinig woorden vuil aan het hoger onderwijs. Hij lijkt zelfs niet helemaal op de hoogte van het reilen en zeilen op OCW wanneer hij spreekt over een “binnenkort te verschijnen Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek”, die al op 2 december jongstleden verscheen.

Tijd voor een doorbraak

Eveneens met een blik op de (toekomstige) arbeidsmarkt maakt het kabinet zich zorgen om de formele en niet-formele scholing die werkende Nederlanders genieten. Als zoveelste ministeriële ambtsdrager sluit Wiebes zich aan bij zijn voorgangers door te stellen dat “een echte doorbraak op dit gebied” – het leven lang ontwikkelen – nog niet is gerealiseerd.

Het kabinet stelt op basis van eerder onderzoek van het CPB dat investeren in het gemiddeld aantal jaren onderwijs dat de beroepsbevolking volgt, gepaard gaat met economische groei. De schatting is zelfs dat een gemiddelde stijging van één jaar scholing leidt tot een toename van tien procent van het bbp. Daarom moet er een passend, flexibel en vernieuwend aanbod komen voor bij-, na- en opscholing van werkenden.

Hoe deze route eruit moet gaan zien wordt niet uit de doeken gedaan in de brief die vooral verwijst naar het rapport van de commissie Borstlap en de brede maatschappelijke heroverwegingen. De presentatie van het advies van de commissie Borstlap zou afgelopen november komen, maar is inmiddels uitgesteld tot 1 februari. Het doel is dan ook dat een volgend kabinet dit onderwerp moet kunnen oppakken.

Op naar 2,5% voor R&D

Op het gebied van onderzoek en innovatie is de Groeibrief helder in termen van de doelen die moeten worden behaald. Uitgaand van het regeerakkoord van het derde kabinet Rutte werd eerder al door het Rathenau Instituut geconcludeerd dat Nederland de Europese doelstelling van een investering van 2,5% van het bbp aan R&D voorlopig niet zou gaan halen. Dat moet anders, stelt minister Wiebes, en het investeringsfonds is daar het middel voor.

“We moeten eindelijk onze doelstelling gaan halen om 2,5% van ons bbp aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) te besteden.” Dit is een zinnige investering, stelt Wiebes, al was het maar omdat elke euro geïnvesteerd in R&D zich 4,5 keer terugverdient, stelt hij op basis van onderzoek. Nederland moet daarbij inzetten op wat het kabinet ziet als ‘sleuteltechnologieën’, en niet geheel onverwacht wordt kunstmatige intelligentie hier uitdrukkelijk genoemd.

Nederland moet met het versterken van bestaande “onderzoeks- en innovatie-ecosystemen’ en het oprichten van “nieuwe toonaangevende clusters” zorgen dat er ook vermarkting is van deze ontdekkingen. Bovendien hoopt Nederland hiermee aantrekkelijker te worden voor internationaal talent. “Daarbij zou het aandeel van de ‘blijvers’ onder de talentvolle buitenlandse afstudeerders, nu een kwart, omhoog moeten.”

Rendabele investeringen

In algemene zin richt de Groeibrief zich dus op thema’s die het kabinet aanwijst als “investeringen met een gunstig financieel rendement”. Om de vraag voor te zijn waarom het kabinet hier niet sowieso al in investeert, wordt er in de afsluitende paragrafen gesproken van “investeringen op de reguliere begrotingen”. De incidentele investeringen op het gebied van kennisontwikkeling en R&D worden echter specifiek ondergebracht in het aangekondigde Wobke-Wiebes fonds.

Hoekstra heeft eerder aangegeven dat de noodzaak om te investeren niet de enige reden is om een dergelijk fonds op te richten. Ook de gunstige voorwaarden om te lenen zijn voor hem een belangrijke motivatie, zo liet hij eerder weten. “Momenteel is de realiteit dat als ik geld leen, ik eraan verdien.” De vraag is dan ook wat het kabinet besluit op het moment dat de rente stijgt – door toedoen van de nieuwe voorzitter van de Europese Centrale Bank Christine Lagarde bijvoorbeeld.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK