“Met deze minister valt niet te debatteren”

Nieuws | door Frans van Heest
17 december 2019 | Waar blijft dat extra miljard voor het hoger onderwijs, dat naar eigen zeggen zo hard nodig is? Hoe zit dat met het investeringsfonds? Minister Van Engelshoven moest maandagavond de antwoorden op deze vragen schuldig blijven in de Eerste kamer en verwees de senatoren door naar Mark Rutte en Wopke Hoekstra.
Foto: Eerste Kamer

Het is niet gebruikelijk dat de ministers van onderwijs naar de Eerste Kamer moeten komen om hun begroting te komen verdedigen. Van Engelshoven kreeg vooral vragen over het extra miljard dat in haar ogen nodig is voor het hoger onderwijs. Senator Kees Vendrik van GroenLinks was daarnaast bovenmatig geïrriteerd omdat de minister van onderwijs niets wilde zeggen over de financiële invulling van de Groeibrief van Eric Wiebes en wat voor gevolgen dit heeft voor het onderwijs.

Voordat de financiële vraagstukken rondom de onderwijsbegroting en de werkdruk in het hoger onderwijs op tafel kwamen, was eerst het woord aan Annabel Nanninga van Forum voor Democratie, haar maidenspeech. Zij fulmineerde tegen het gebrek aan diversiteit binnen de wetenschap. “Ideologische en inhoudelijke diversiteit, daar schort het aan in ons wetenschappelijk onderwijs. In een land waar serieus wordt onderzocht of ook honden seksistisch gedrag vertonen — ik verzin dit niet — waar met name de sociale wetenschappen overgefixeerd zijn op vermeende misstanden, ongelijkheden en bizarre non-issues.”

Alleen het bastion van haar collega-senator Paul Cliteur aan de Universiteit Leiden weet hier nog weerstand tegen te bieden, volgens Nanninga. “Afgezien van de bèta- en technische studies wijst men dan vaak naar het kleine Leidse bastion waar onze fractievoorzitter Paul Cliteur en de zijnen een Gallisch dorpje van vrijdenken vormen in een verder gelijkgeschakeld speelveld. Een dorp dat bovendien beveiliging nodig heeft, omdat zij de zelfgenoegzame status quo over jihadisme, islamisme, rechtsfilosofie en gecultiveerde onderdrukking niet delen.”

Het hoger onderwijs verlossen van de perverse outputfinanciering

Tot zover de indoctrinatie in het onderwijs. Bastiaan van Apeldoorn van de SP tapte uit een ander vaatje en vroeg aan minister Van Engelshoven of zij in het hoger onderwijs niet af wil van de outputfinanciering. “We zouden het hoger onderwijs ook kunnen verlossen van het perverse outputfinancieringsmodel, dat maakt dat universiteiten elkaar beconcurreren op studentenaantallen, wat in alle opzichten de kwaliteit niet ten goede komt.”

Van Apeldoorn is in het dagelijks leven hoogleraar aan de Vrije Universiteit, en is blij dat de minister inmiddels ook inziet dat de outputfinanciering perverse prikkels geeft. “Er is erkenning voor het feit dat het hoger onderwijs veel te veel gericht is op concurrentie en niet op samenwerking.”

Momenteel vindt er een bekostigingsonderzoek plaats naar de toereikendheid van de huidige hoger onderwijsbekostiging. Van Apeldoorn vroeg zich af of dit al consequenties heeft voor deze kabinetsperiode. “Wat gaat er nu gebeuren en wat komt er uit onderzoek dat in 2020 afgerond moet zijn? Aan de minister de vraag of zij op dit punt nog stappen voorziet binnen deze kabinetsperiode.”

Minister Van Engelshoven zei in reactie hierop dat zij van plan was om hier zo snel mogelijk actie op te ondernemen, maar eerst een goed beeld te willen hebben van de kostenstructuur. “Het is mijn vaste voornemen om, zo snel als dat kan, stappen te zetten naar meer vaste voeten in de bekostiging. Ook voor een aantal kleine opleidingen, die we waardevol vinden voor dit land en voor de kwaliteit en de veelzijdigheid van onze wetenschap.”

Verbindt de minister een consequentie?

Een andere vraag van Van Apeldoorn ging over de volgens de minister benodigde 1 miljard extra investeringen in het hoger onderwijs. Bij de lancering van de Strategische Agenda twee weken geleden zei de minister dat het huidige systeem piept en kraakt. “De minister van OCW heeft gezegd het eens te zijn met WOinActie dat er voor het wetenschappelijk onderwijs structureel 1 miljard bij moet. Maar die ene miljard staat niet in deze begroting. Verbindt de minister daarom zelf enige consequenties aan deze uitspraak?”

Alhoewel Van Apeldoorn het “voortschrijdend inzicht” van de minister waardeert, wilde hij weten of dergelijke uitspraken ook wat betekenen. “Heeft deze uitspraak ook maar enige gevolgen voor het beleid van dit kabinet? Of was het vooral voorsorteren op een volgende coalitie in het kader van de profilering richting de verkiezingen?”

De minister verwees in haar antwoord op deze vraag naar een eerdere bijdrage van Mark Rutte in de Eerste Kamer bij de Algemene Politieke Beschouwingen. “De minister-president heeft precies op deze plek heeft gezegd: wij hebben ons internationaal verbonden aan de Lissabon-doelstellingen en daar moeten we zicht op houden. We zitten nu op 2,18 procent en moeten naar 2,5 procent.” Deze Europese doelstelling betreft overigens alleen R&D, niet onderwijs.

Met die opmerking van Rutte in het achterhoofd is Van Engelshoven gaan rekenen. “Ik heb gewoon gekeken wat het verschil is tussen 2,18 en 2,5. Dat is voor de publieke investeringen 1 miljard. Dat is een heel heldere rekensom. Als wij als land hoge ambities willen houden in hoger onderwijs en wetenschap, dan zullen we een keer die stap moeten zetten. Dat is precies wat ik gezegd heb. Ik ben blij dat u mij daarnaar vraagt, want dan kan ik het na de mp ook in dit huis weer erkennen.”

Dit is een belediging aan alle studenten

Een ander punt waar het Kamerlid van de SP zich zorgen over maakte was de bezuiniging van 226 miljoen euro, als gevolg van het niet doorgaan van de renteverhoging op de studieschuld. Van Apeldoorn wilde weten hoe het hier precies mee zit. “Mijn fractie was er zeer blij mee dat na een massale actie van studenten het voorstel van de minister werd ingetrokken om de rente op studieleningen te verhogen toen het hier geen meerderheid bleek te kunnen behalen. Groot was onze teleurstelling dan ook dat de 226 miljoen euro die dit kost vervolgens technisch is ingeboekt als bezuiniging op de onderwijsbegroting. Dat is een belediging aan alle studenten die hier zo hard actie tegen gevoerd hebben. Deze minister ligt hopelijk toch niet helemaal aan de leiband van collega Hoekstra.”

De minister kon de SP op dit punt niet geruststellen en verwees de senator door naar Wopke Hoekstra. “Over de 226 miljoen zeg ik net als de minister van Financiën: die is technisch geparkeerd op de begroting van OCW en wordt niet belegd met inhoudelijke maatregelen. Er zal op een ander moment een beslissing moeten worden genomen over hoe en waar dat precies wordt ingevuld.”

Een ander punt dat aan de orde kwam was het nieuwe investeringsfonds van Eric Wiebes. Vorige week heeft Wiebes een brief aan de Kamer gestuurd met daarin een aantal richtingen waar eventueel geïnvesteerd zou kunnen worden. Dit vond Kees Vendrik, de woordvoerder van GroenLinks nog erg vaag. “Ik lees in de brief van de heer Wiebes dat er een breed actieplan komt voor een ambitieuze verbetering van het onderwijs. Dat smaakt naar meer. Wat betekent dit nu?”

Vendrik wilde weten of dit nu incidenteel of structureel geld is voor het onderwijs. “Bij zo’n investeringsfonds is het wel de vraag of het gaat om incidenteel geld en of het dus een eenmalige bijdrage is voor activiteiten in het onderwijsveld, want anders haal je het uit de begroting. Ik hoor graag wat gelezen moet worden achter deze passage in de brief van vorige week van de minister van Economische Zaken en Klimaat.”

De besluitvorming moet nog plaatsvinden

Van Engelshoven moest hier ook de Eerste Kamer doorverwijzen naar Wopke Hoekstra. “Ook daarover zal ik mij aansluiten bij de woorden die de minister van Financiën eerder heeft uitgesproken. U heeft natuurlijk de aankondiging daarvan gezien in de Miljoenennota. De besluitvorming over dat fonds moet echter nog plaatsvinden. De groeibrief geeft wel enige richting. Maar enige besluitvorming over de financiën rondom het investeringsfonds heeft nog niet plaatsgevonden.”

Dit leidde tot irritatie bij Vendrik. “Dan ga ik ervan uit dat dit financiële consequenties heeft en dat dit dus relevant is voor de vraag die wij vandaag hebben te beantwoorden in het kader van de begroting 2020: hoeveel geld gaan wij ter beschikking stellen aan het onderwijs? Dan wil ik daar nadere duidelijkheid over. Dat is toch niet zo gek?”

De minister zei dat hier nog geen besluit over is genomen. In de tweede termijn van de Kamer kwam Vendrik hier op terug en zijn irritatie over de groeibrief was nog hoog. “Ik vind dat het kabinet hier in de buurt komt van spelbederf.”

Omdat het antwoord op deze vraag uitbleef vond Vendrik het nodig om de hulp in te roepen van de Kamervoorzitter Jan Anthonie Bruijn. “Ik vraag opheldering over wat de passage betekent over onderwijs. Die heeft budgettaire implicaties. De minister zegt: daar kan ik u niets over zeggen, daar kom ik later bij u op terug. Voorzitter, volgens mij is dit een gesprekje waard met de minister-president. Dat geef ik u graag in overweging, want hier valt niet mee te debatteren. Maandenlang nieuws over het investeringsfonds. Vijftig miljard? We weten het niet. Hoe het ingericht gaat worden? We weten het niet. Suggestie, suggestie. Brieven naar de Kamer en op het moment dat er opheldering gevraagd wordt wat het betekent en welke relevantie het heeft voor het onderwijs, krijgen we geen antwoord.”

Aan het slot van het debat zei de minister het ongeduld van GroenLinks wel te begrijpen. Van Engelshoven gaat dit adresseren bij Wopke Hoekstra. “Ik snap wel dat hij zegt: dan weet ik nog steeds niet of dat geld er komt, hoeveel er dan komt en wanneer dat komt. Ik snap ook dat daar spoedig duidelijkheid over moet komen. Ik zal dat gevoel ook delen met de minister van Financiën, maar laat ik zeggen dat deze richting door mij wordt gesteund. Ik heb begrip voor uw ongeduld, want het is belangrijk dat we in dit land die stappen zetten.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK