“Ik wilde dat mijn onderzoek betekenis zou krijgen in de echte wereld”

Interview | door Sicco de Knecht
10 januari 2020 | Na twaalf jaar lectoraat maakt Sandra Beurskens (Hogeschool Zuyd) de balans op van het praktijkgericht onderzoek op het hbo. "Het wordt tijd dat we ook lectoren meer gaan beoordelen op hun functioneren."
Sandra Beurskens – Foto: Zuyd Hogeschool

Ze noemt zichzelf een pragmatische wetenschapper en die houding heeft de carrière van Sandra Beurskens – van huis uit fysiotherapeut – over de jaren heen vormgegeven. In december nam ze na twaalf jaar afscheid van het lectoraat Autonomie en Participatie van Chronisch Zieken (Zuyd Hogeschool), om haar kennis en kunde als zelfstandig adviseur in de praktijk te brengen.

Ze is nog altijd hoogleraar ‘Doelgericht meten in de zorgpraktijk’ aan de Maastricht University. Met haar ervaring is ze de perfecte persoon om te vragen wat universiteiten kunnen leren van de hogeschool en vice versa, met name op het gebied van onderzoek.

Absoluut geen stap terug

In 2001 maakte Beurskens de overstap van de Universiteit Maastricht naar Zuyd Hogeschool. “Collega’s snapten er niets van, waarom zou je overstappen naar een hogeschool?” Waarom iemand met publicaties in toonaangevende tijdschriften als The Lancet op zak naar het hbo zou gaan, was voor veel van haar collega’s een groot mysterie.

“Ik wilde dat mijn onderzoek ook een betekenis zou krijgen in de ‘echte’ wereld, en dit was een perfecte kans.” De overstap naar het hbo had ook andere voordelen. “Na negen jaar op tijdelijke contracten kreeg ik in het hbo gewoon in een keer een vast contract aangeboden.” Ook al was er aanvankelijk weinig begrip vanuit haar oud-collega’s, ze geeft aan dat ze het zelf nooit als een stap terug heeft gezien. “Het is absoluut niet hetzelfde als ‘downsizing’. In mijn onderzoek in het hbo kon ik veel meer creativiteit kwijt en het heeft veel meer maatschappelijke impact gehad.”

“”In mijn onderzoek in het hbo kon ik veel meer creativiteit kwijt en het heeft veel meer maatschappelijke impact gehad.””

Die impact komt volgens haar vooral voort uit het motto van ‘minder meten’ dat ze op zo veel mogelijk manieren heeft geprobeerd tot uiting te laten komen in haar werk. “Het is veilig en soms ook makkelijk om het antwoord op een vraag te zoeken in het verzamelen van nog meer informatie. Maar uiteindelijk is een vakgebied als de zorg een verzameling processen – en die wil je bijsturen en toespitsen op wat bijvoorbeeld de patiënt of de behandelaar zelf belangrijk vindt.”

“Ik ben opgevoed als epidemioloog, dat betekent dat het paradigma waar ik vroeger altijd in dacht de RCT De Randomized Controlled Trial geldt als gouden standaard in veel (bio-)medisch onderzoek. Hierbij worden proefpersonen/patiënten willekeurig ingedeeld in een controle- en een behandelingsgroep, en deze worden vergeleken. was, en de data kwantitatief. Dat is gewoon te beperkt als je doelstelling meer is dan alleen een relatie tussen twee variabelen aantonen.” In haar onderzoek dus niet meer louter tabellen in SPSS, maar projecten samen met zorgaanbieders en patiënten. “Dat betekent ook experimenteren met diverse methodieken en designs waar bijvoorbeeld de gebruiker centraal staat, of waar de uitkomst niet een analyse maar een procesbeschrijving voor professionals is.”

Promotie als productie-item

Een dergelijke aanpak waar bijvoorbeeld participatief en ontwerpgericht onderzoek een grote rol speelt levert ook andersoortige promotietrajecten op. “Dat zijn promotietrajecten waar ook een ander soort proefschrift uit voortkomt dan de standaard ‘vier artikelen’. Het zijn projecten waar een opdrachtgever aanbevelingen en optimaliseringsstrategiën uit kan halen.”

Überhaupt verschilt de wijze waarop er op het hbo met promoties en promovendi wordt omgesprongen fors van die op de universiteit constateert Beurskens. “Aan de universiteit is de promotie een productie-item, daar moet je denk ik eerlijk over zijn. Promoties leveren wetenschappelijke output op, veelal in de vorm van wetenschappelijke artikelen. En hoe je het ook wendt of keert, de promotiepremie is een inkomstenpost. Je ziet dat het systeem perverse prikkels in zich heeft.”

De rol van het promoveren in het hbo is wat dat betreft bepaald anders. “Het is echt een middel om eigen personeel verder op te leiden. Je hebt op de hogeschool mensen nodig die resultaatgericht en analytisch werken, en een promotietraject is een prachtige manier om, al dan niet intern, mensen daartoe op te leiden.”

“”De promotie is in het hbo echt een middel om eigen personeel verder op te leiden.””

Docenten kunnen in een promotie vaardigheden ontwikkelen waar ze in hun dagelijkse werk minder aan toekomen. “Die vaardigheden hebben ook een hele goede invloed op het onderwijs.” Een ander voordeel dat ze ziet is dat promotieonderzoek in het hbo vaak parttime uitgevoerd wordt. “Daardoor hebben promovendi ook echt de tijd om het onderwijs bij hun onderzoek te betrekken.”

Nog te vroeg voor promotierecht bij hogescholen

Omdat Beurskens zowel een aanstelling heeft bij Zuyd Hogeschool als bij de Maastricht University heeft ze ook altijd op kunnen treden als promotor voor haar eigen promovendi. “Ik heb dat altijd een mooie combinatie gevonden. Je kunt toch een beetje de eer aan jezelf houden als begeleider en dat voelt gewoon prettiger.”

Op de vraag of niet alle lectoren ook gewoon het promotierecht zouden moeten krijgen, zoals een aantal jaar geleden bijna het geval was, antwoordt ze resoluut. “Nee, ik vind niet dat elke lector het promotierecht moet krijgen. Daar zijn de criteria om lector te worden momenteel gewoon niet naar.”

Het is absoluut een misvatting om te denken dat lectoren veelal uit de academische wereld komen, legt ze uit. “Er zijn ook heel wat lectoren die pas een paar jaar geleden zijn gepromoveerd.” Lectoraten hebben veelal ook niet de omvang om een grote stempel te drukken op een instelling. “Lectoraten van 2-3 fte zijn echt geen uitzondering. Weet wat je van zo’n club vraagt binnen een instelling die toch voornamelijk ingericht is op onderwijs.”

Voor Beurskens wordt de vraag waarom instellingen het promotierecht willen, vaak niet helder beantwoord. “Gaat het om het geld? Dat zou kunnen natuurlijk, maar daar kun je ook afspraken over maken met de universiteit waar promovendi promoveren.” Beurskens geeft toe dat het gesprek hierover niet per se makkelijk is, “maar je moet het wel voeren en ik heb hier uiteindelijk gewoon fatsoenlijke afspraken over kunnen maken waardoor de hogeschool er – terecht – ook iets aan overhield.”

Nieuwe erkennen en waarderen inspireert

Alhoewel de samenwerking tussen hogeschool en universiteit steeds vaker wordt opgezocht is het nog niet altijd een succesverhaal. “De NWA is natuurlijk een leuke kans om samenwerking te bevorderen, maar werkelijk iedereen is er bovenop gedoken. De druk bij universiteiten is gigantisch om beurzen binnen te halen, daar gelden gewoon ‘taakstellingen’ voor afdelingen.” Een fijne kennismaking tussen de twee typen instellingen is het niet, als er zo veel druk op staat en zo veel aanvragen werden afgewezen.

De nadruk op team science die Beurskens onder andere ziet bij de rector van haar eigen universiteit, stemt haar positief. “De lijn die is ingezet om het erkennen en waarderen te herijken, die inspireert mij en zo werken we binnen het lectoraat ook. Er moet nog heel veel gebeuren om tot concreet beleid te komen, en die cultuuromslag gaat lang duren. Maar het is een stap in de goede richting, die de universiteiten zal herstructureren.”

““Ik vind overigens ook dat het moment daar is dat we lectoren meer gaan beoordelen op hun functioneren.””

“Ik vind overigens ook dat het moment daar is dat we lectoren meer gaan beoordelen op hun functioneren. Dat zijn medewerkers die hartstikke goed betaald worden, daar mag je ook eisen aan stellen.” Dat vergt iets van de lectoraten, maar ook ligt hier een rol voor toegesneden personeelsbeleid. “Je moet onderzoekers ook inhoudelijk en strategisch kunnen begeleiden en beoordelen. Dat is een vaardigheid die managers in het hbo, geheel begrijpelijk, niet altijd hebben. Die beoordeling moet je overlaten aan zij die dat wel kunnen.”

Onderzoek opnemen in visie hogeschool

Beurskens constateert dat het praktijkgericht onderzoek op de hogeschool zelf nog lang niet altijd de waardering krijgt die het verdient. Daar is nog een forse slag te winnen op de hogescholen in den lande. “We mogen als hbo echt trots zijn op wat we doen. En een College van Bestuur dat die boodschap uitstraalt en opneemt in hun visie is van wezenlijk belang.”

Wat precies die rol van het onderzoek binnen een hogeschool moet zijn, daar verschillen de meningen over. De keuze van sommige hogescholen om hun lectoraten vooral in het teken van het onderwijs te stellen, vindt Beurskens in ieder geval geen goede insteek. “Als je het onderwijs te centraal stelt, dan gaat de diepgang van het onderzoek verloren. Dan zit je onderzoek te doen op alleen bachelor- en misschien masterniveau, waarover je geen resultaatafspraken kunt maken want elke student heeft zijn eigen leerproces.”

““Als je het onderwijs te centraal stelt, dan gaat de diepgang van het onderzoek verloren.””

Het gaat volgens haar vooral om het niveau waarop je de vragen stelt. “Als je in het onderzoek vooral uitgaat van wat je over kunt laten aan een bachelorstudent, dan kunnen dat alleen maar kleine behapbare projecten en dus vragen zijn. Op die manier ontstijg je nooit dat niveau.” In de basis gaat het hierbij om de vraag wat je onder onderzoek verstaat en wat de rol ervan is in het hbo. “Wat we in ieder geval niet moeten doen, is van lectoraten een soort veredelde afstudeerbureaus maken. Dan word je ook niet serieus genomen. Er moet ook kennisontwikkeling op niveau zijn. Wel naar vraagstukken waar de praktijk behoefte aan heeft”

Dat betekent overigens niet dat het lectoraat geen rol moet spelen in het onderwijs op hogescholen. “Sterker nog, dat is een geweldige toevoeging. Maar je moet goed nadenken over de organisatorische en inhoudelijke koppeling tussen opleiding en lectoraat.” Een lectoraat dat zich bezighoudt met monodisciplinaire vraagstukken is vele malen makkelijker te koppelen aan een enkele opleiding dan een lectoraat met een multidisciplinaire opdracht. En veel van de maatschappelijke vraagstellingen vragen juist om inbreng van meerdere disciplines.

“Wat nu nog vaak mist is een gezamenlijke aanpak. Er wordt vaak gevraagd aan lectoraten ‘wat zij doen voor het onderwijs’ maar die vraag kun je ook omdraaien.” De geringe omvang van veel lectoraten maakt dat ze op dit vlak snel overvraagd zijn, en eigenlijk vindt Beurskens het niet geschikt om in termen van vraag en aanbod te spreken. “Het onderwijs moet het onderzoek omarmen en het als gezamenlijke ambitie zien om dit onderzoek vorm te geven en te verbinden met het onderwijs.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK