Textielopleidingen overleven door breien en weven

Dit jaar vieren de textielopleidingen van Saxion Hogeschool honderd jaar textielonderwijs. Sacha Tournier weet veel over de geschiedenis van het textielonderwijs in de regio. Ze deed de opleiding ooit zelf, en is nu opleidingsmanager. Met ScienceGuide blikt ze terug op de geschiedenis en kijken we vooruit op de (duurzame) toekomst van textielonderwijs.
Werken vanuit de basis
Rond 1850 begon in Twente en omstreken de opkomst van de textielindustrie. De combinatie van de reeds bestaande kleine weverijen en spinnerijen, en het feit dat het boerenbedrijf steeds minder opleverde waren een goede voedingsbodem voor de industriële revolutie. In korte tijd werd de regio groot in textiel. Daar hoorde ook onderwijs bij: de textielscholen en zogenaamde ‘bazenscholen’ die tot de eerste hogescholen van Nederland worden gerekend.
In meer dan 150 jaar tijd is er ongelooflijk veel veranderd maar Tournier ziet dat er in de kern nog altijd een combinatie van de textielschool en de bazenschool bestaat in de regio. “In de toenmalige ‘bazenscholen’ werden spinners en wevers opgeleid die de baas van een groep mensen waren. Die smaken bestaan nog steeds. Het ROC is er voor de vaklui en de hbo-opleidingen zijn er voor de ontwerper, de ontwikkelaar en de leidinggevende.”
Of het nu gaat om productie of inkoop, ook elke student op de hogeschool krijgt sowieso de basis van het weven mee. “Het is nog altijd heel belangrijk om die kennis van het praktische als basis te nemen voor een opleiding in de textiel. Hoe je weeft, naait, of breit, dat moet je gewoon weten. Anders kun je ook niet inschatten wat je vraagt van een leverancier, en wat bijvoorbeeld een goede prijs is.”
Hoogwaardige materialen
De textielindustrie is inmiddels mondiaal en ziet er in Twente niet meer hetzelfde uit als in de begindagen. Nu ligt de focus op het hoogwaardiger maken van de materialen. “Omdat het in Nederland wordt geproduceerd is het natuurlijk duurder, maar als je dat kunt compenseren door een hoogwaardiger product te maken, dan kan je overleven.”
Deze insteek is volgens Tournier ook de redding van de opleidingen geweest. Want ondanks de grote golf van faillissementen van de jaren ’60 en de daaropvolgende terugloop van studenten, is de nadruk op de materialen en de processen om die te maken cruciaal geweest, ook voor de bedrijven in de regio. “Ten Cate werkt bijvoorbeeld nog steeds in dezelfde fabrieken als een eeuw geleden, nu veel moderner natuurlijk, maar hebben zich toegelegd op functionele doeken voor gebruik in het leger en bij de brandweer. Ze hebben oude textiel omgezet in nieuwe toepassingen.”

Ook de internationale oriëntatie – in termen van instroom, uitwisselingen en samenwerkingen op het gebied van onderzoek – is heel belangrijk geweest voor het overleven van de opleidingen. ”Ik denk dat 85 procent van de studenten in de vier jaar van de opleiding wel een keer naar het buitenland gaat voor een stage of een uitwisseling met een internationale partner.” Momenteel heeft de opleiding vier internationale klassen en zes Nederlandse klassen. Dat is met name het gevolg van het internationale karakter van het vakgebied. “Textiel is een mondiale bedrijfstak, je doet steevast zaken over de hele wereld.”
Duurzaamheid als rode draad in de opleiding
Voor de toekomst ziet Tournier een grote rol voor de opleidingen weggelegd in het duurzamer maken van de textielindustrie. Elk seizoen een nieuwe outfit is lang het credo geweest van de modewereld, maar dit loopt op zijn einde. “Toen ik zes jaar geleden begon als docent in deze opleiding begon deze discussie al op te komen vanuit studenten zelf. Als je toen vroeg of ze zelf een t-shirt van vier euro zouden kopen dan was het antwoord: ‘ja, want ik ben arm’, maar dat is nu helemaal omgeslagen.”
Inmiddels is duurzaamheid integraal onderdeel van de opleiding en studenten houden zich hier uitvoerig mee bezig. “Ruw geschat denk ik dat wel 70 procent van de afstudeeropdrachten inmiddels over duurzaamheid gaan. Onze studenten lopen ook stage bij de Karl Lagerfeld en de Hema en stellen daar vragen.” De studenten van deze opleidingen gaan het verschil maken, zo verwacht Tournier.
“Het zit hem echt niet alleen in het businessmodel, maar zeker ook in de productie.” In het verminderen van watergebruik, het verbeteren van de werkomstandigheden en het gebruik van minder of minder schadelijke chemicaliën zijn nog enorme stappen te zetten. “Daar heb je nieuwe en innovatieve ideeën voor nodig, en dat is wat onze studenten brengen.”
Onderzoek en onderwijs zijn met elkaar verweven
Het lectoraat Sustainable & Functional Textiles, dat inmiddels twaalf personen sterk is, biedt een platform om nieuwe en bestaande kennis in te zetten in de vooruitgang. “Onze onderzoekers zijn ook allemaal onderdeel van het onderwijs, en kunnen de bestaande kennis van de docenten verrijken met nieuwe inzichten.” Dat is de manier om studenten voor te bereiden op de toekomstige textielindustrie.
Een zonnecel in de vezels van je kleding
Op het gebied van het onderzoek is er veel samenwerking met andere hogescholen in het land, waaronder Fontys en Zuyd Hogeschool. “Wij richten ons toch voornamelijk op het technische aspect en onze studenten waarderen dat ook.”Tournier schat dat de helft van de studenten meer mode-georiënteerd is, en de andere helft vooral technisch geïnteresseerd. “Ze komen misschien binnen met het idee dat ze ‘iets met mode’ willen doen, maar velen van hen draaien al snel bij.”
Meest Gelezen
Bekostiging per student in het hbo en wo gaat dalen
De student als consument maakt vrouwelijke docenten extra kwetsbaar
Dijkgraaf wil zijn waaier doortrekken naar het onderzoek in het hbo en mbo
NS onderzoekt financiële prikkels om studenten uit de spits te weren
Fel debat over internationalisering tekent zich af in hoger onderwijs
