Dat miljard extra is hard nodig, voor de hogescholen

Analyse | door Barend van der Meulen
5 februari 2020 | Bij de lancering van de nieuwe Strategische Agenda Hoger Onderwijs, kreeg vooral de roep van de minister om één miljard extra veel aandacht. Als ze serieus werk wil maken van het studentwelzijn en studentsucces dan ligt het voor de hand dat dit geld naar het hbo gaat om de enorm diverse ambities daar waar te maken.
Het jaarcongres van de Vereniging Hogescholen 2019 – Foto: Henriette Guest

Er zijn genoeg redenen om niet te veel aandacht te besteden aan de nieuwe Strategische Agenda Hoger Onderwijs. In het voorwoord meldt de minister zelf dat er geen nieuwe “Haagse plannen” in staan. De nota komt bovendien vrij laat uit en veel tijd heeft de minister niet om wat er wel in staat door te voeren.

Geen nieuwe plannen voor hoger onderwijs dat piept en kraakt

Daarbij, over de heetste aardappel op het hogeronderwijsbord, de bekostiging, wordt zorgvuldig gezwegen. Veelzeggend is dat samenwerking het vaakst genoemde medicijn is tegen de gesignaleerde kwalen. Na jaren van geruzie, lijkt de minister haar periode bij OCW af te willen sluiten met het roken van de vredespijp.

Nadruk op studentsucces is niet zonder gevolgen

Verscholen in de vrijblijvendheid schuilt een opmerkelijke beleidsverandering, die met name grote impact heeft op de hogescholen. Met velen in het hoger onderwijs ziet de minister het rendementsdenken als belangrijkste oorzaak van de hoge werkdruk bij personeel en studenten. Behalve meer samenwerking, wil zij daarom het rendement vergeten en studentsucces en studentwelzijn vooropstellen.

Van een sociaal-liberale minister zou je verwachten dat ze de verantwoordelijkheid hiervoor in de eerste plaats bij de student zou leggen. Maar in de strategische agenda wordt de verantwoordelijkheid voor een frictieloze instroom, doorstroom en uitstroom van elke student bij de instellingen gelegd en tot nationale beleidsdoelstelling verheven.

Waar dit toe dit kan leiden maakte de ook liberale VVD meteen duidelijk. Nadat de hoogbegaafde studente Simone in het Parool meldde dat ze zich ongemakkelijk had gevoeld in haar strijd tegen de bureaucratie op de UvA, stelde de VVD direct Kamervragen. Als deze bekommernis op detailniveau navolging krijgt dan is toch te hopen dat de Kamerleden bij de tiende ongelukkige student beseffen dat de minister wel een vreemde verantwoordelijkheid op zich heeft genomen.

Alle ballen op het hbo

Bij verdere lezing van de strategische agenda valt vooral op hoezeer de hogescholen aangesproken worden om werk te maken van het wegwerken van de drempels. Het is een hele rij. Van de hogescholen wordt gevraagd om de instroom van studenten vanuit het mbo 4 in het hbo te vergemakkelijken. Daarbij moet elke (!) student in het mbo programmaonderdelen kunnen volgen ter voorbereiding op het hbo.

Het hbo moet van de minister daarnaast meer leerlingen vanuit het vwo opvangen. In de discussies over de druk op de universiteiten, heeft het idee postgevat dat er teveel vwo’ers naar de universiteit gaan. Een echt argument hiervoor ontbreekt. Het vwo is toch echt bedoeld om voor te bereiden op het wetenschappelijk onderwijs. Het lijkt er sterk op dat hier een probleem wordt afgeschoven op het hbo, waarbij voor het gemak over hoofd gezien wordt dat deze doelgroep nogal verschilt van de mbo instroom.

“”In de discussies over de druk op de universiteiten, heeft het idee postgevat dat er teveel vwo’ers naar de universiteit gaan. Een echt argument hiervoor ontbreekt.””

Een derde nieuwe instroom voor de hogescholen zijn de werkende professionals. Ook voor hen moeten eventuele drempels tot de publiek gefinancierde hbo-opleidingen weggehaald worden. De hogescholen worden gevraagd het aanbod voor deze groep te verbeteren. Dit overigens na enkele decennia waarin de overheid deze doelgroep het liefst overliet aan het private hoger onderwijs – dat opmerkelijk afwezig is in de strategische agenda.

Mocht deze variatie aan nieuwe studenten nog niet voldoende zijn, dan wordt in de agenda ook ingestemd met de ontwikkeling van een nieuwe vorm van beroepsonderwijs. In het beleidsjargon heet dit de ‘derde cyclus’. Het woord promovendus wordt daarbij zorgvuldig vermeden, maar dat is in feite wel de bedoeling: een onderzoekersopleiding in praktijkgericht onderzoek.

En tot slot, de instroom, doorstroom en uitstroom van de huidige studenten moet ook beter georganiseerd worden. In de strategische agenda wordt met name gewezen op de problemen van eerste-generatie studenten en studenten met niet-westerse achtergrond, doelgroepen die van oudsher vaker instromen in het hbo dan in het wo.

Het is nogal een lijst van nieuwe taken, waarbij ook nog komt dat de hogescholen de komende jaren het praktijkgericht onderzoek moeten versterken en dat in sommige regio’s ze te maken zullen krijgen met dalende studentenaantallen.

Het hbo is zo homogeen nog niet

Er zijn nogal wat principiële vragen te stellen bij de het idee van frictieloos hoger onderwijs. Hoger onderwijs is altijd selectief geweest. Dat wil zeggen: het idee is dat sommigen wel voldoende talent (in welke vorm dan ook) hiervoor hebben, en anderen niet. In OECD-verband wordt 50% vaak als streefgetal gezien voor het aantal jongeren dat hoger onderwijs volgt.

De verdeling van talent is echter niet binair. Er zullen altijd studenten zijn voor wie het een hoger onderwijs opleiding gepaard gaat met vallen en opstaan – en soms met afhaken. Is dit echt voor elke individuele student onwenselijk, of soms ook onderdeel van de persoonlijke ontwikkeling van jongeren?

Maar nog belangrijker is dat als hogescholen en overheid deze agenda door willen voeren, dit niet zo hapsnap kan als in dit document. Dan moet er een meer integrale, of beter, een meer gedifferentieerdere visie komen op de kennisfunctie van de hogescholen in het onderwijsbestel, voor de arbeidsmarkt en voor de samenleving. Laat ik drie aanknopingspunten noemen voor een dergelijke visie.

Ook in deze agenda houdt de minister, gesteund door koepels en polderpartijen, hardnekkig vast aan het binaire stelsel. Dat mag, maar deze verkramptheid leidt ook tot de idee-fixe dat elk van de twee onderwijssoorten homogeen is. De strategische agenda van de VH is in dat opzicht exemplarisch. Elk verschil tussen hogescholen en hbo-opleidingen is daarin zorgvuldig weggepoetst. Het zou beter zijn als zowel de hogescholen zelf, als de minister de bestaande verschillen erkent. De zeer diverse groep studenten waarvoor de minister de toegang tot het hbo wil vergemakkelijken is zeer gebaat bij diversiteit in het aanbod. En ze is er zeker bij gebaat dat deze diversiteit expliciet wordt gemaakt.

Durf selectief in te zetten

Diversiteit in het hoger beroepsonderwijs ontwikkelt zich alleen bij diversiteit in beleid. Achterin de nota pleit de minister voor het opzetten van een strategische dialoog met de instellingen. Het doembeeld is dat de minister deze dialoog beperkt tot een dialoog met de Vereniging Hogescholen. Dat leidt dan ongetwijfeld tot uniforme afspraken en uniform aanbod.

Veel mooier wordt het als de strategische dialoog leidt tot ruimte voor variatie in strategieën tussen de hogescholen. Concreet, sommige opleidingen krijgen wel middelen om mbo 4 toegang te verbeteren, andere niet. Sommige hogescholen krijgen wel de ruimte voor een derde cyclus en andere niet. Van sommigen wordt wel verwacht aanbod voor werkende professionals op te bouwen, van anderen niet. Dat betekent dus dat de minister beleidsinstrumenten heeft om de uitkomsten van elke dialoog te ondersteunen en dat ze durft om deze selectief in te zetten.

“”Het doembeeld is dat de minister een strategische dialoog beperkt tot een gesprek met de Vereniging Hogescholen.””

Een voorbeeld hoe het kan is te vinden in het praktijkgericht onderzoek. Het is zo langzamerhand wel duidelijk dat niet alle hogescholen dezelfde ambities hebben. Omdat het Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek zich primair op de lectoren en docent-onderzoekers richt, leidt dat als vanzelf tot versterking van de verschillen. Lectoren bij hogescholen die echte Universities of Applied Science willen zijn, zullen eerder profiteren van de steun van het regieorgaan, en daarmee de ambitie van hun hogeschool versterken.

Laat ik met een pluim eindigen. Het is mooi dat de strategische agenda vooral over het hbo gaat. In politiek en pers wordt het hoger onderwijs te vaak en te gemakkelijk vereenzelvigd met de universiteiten. Het is ook goed dat de minister bij de lancering van de agenda zich realiseerde dat ze 1 miljard euro extra nodig had voor de implementatie van de agenda. In de sociale media is door universitaire bestuurders, actiegroepen, academici en studenten al voor minstens een viervoud van dit miljard aan universitaire doelen bedacht. Maar ik vrees voor hen, dat de minister het geld vooral nodig heeft voor de ontwikkeling van het hoger beroepsonderwijs. Had ze dat ook maar durven zeggen.

Barend van der Meulen :  Directeur CHEPS

Barend van der Meulen is hoogleraar Institutional Aspects of Higher Education en directeur van CHEPS aan de Universiteit Twente.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK