“Erasmus had een hekel aan middelmatigheid”

Verslag | door Toske Andreoli
11 februari 2020 | De Erasmus Universiteit Rotterdam wil zich de komende jaren gaan richten op positieve maatschappelijke impact. Funest voor de Honours Academy, vindt de oprichter en voormalig decaan van het programma Awee Prins. “Honoursprogramma’s zijn het ware festijn van de academie, waar studenten de gelegenheid hebben tot denken.”

In 2008 begon het excellentieonderwijs aan een opmars aan de Nederlandse universiteiten en hogescholen. Gesteund door de Siriusgelden, waarvan de eerste ronde feestelijk werd uitgereikt door minister Plasterk, ontwikkelden universiteiten en hogescholen Honours Colleges, Academies en excellentieprogramma’s. De Siriusgeldstroom werd per 2017 weer dichtgedraaid.

Honours Academy’s selecteren doorgaans de vijftien tot twintig procent hoogst scorende eerstejaars en bieden ze een extracurriculair en vaak discipline-overstijgend programma aan voor extra EC’s. Daarnaast werken de studenten aan hun persoonlijke ontwikkeling met bijvoorbeeld leiderschapstrainingen.

Op zoek naar nieuwe invullingen

Vanaf het begin was er veel kritiek op het excellentieonderwijs. Waarom investeren in studenten die het toch al goed doen? Als het reguliere onderwijs niet verdiepend of verbredend genoeg is, zou daar beter in geïnvesteerd kunnen worden, klonk het. En moet het niet worden opengesteld voor elke student die graag multidisciplinair wil werken?

Ook werden er vraagtekens gezet bij de beweegredenen van studenten om een dergelijk programma te volgen. De programma’s zouden geen intrinsiek gemotiveerde studenten aantrekken, maar vooral carrièretijgers die de extra EC’s op hun diploma willen zien. Het soort ‘excellentie’ waar men op selecteert zou bovendien te smal zijn, en de aandacht voor leiderschap zou leiden tot conformisme: “excellente schapen”.

Door een veranderd tijdsgewricht, en in reactie op de kritiek, zoeken universiteiten naar andere invullingen van de excellentieprogramma’s. Naast de thema’s leiderschap en ondernemerschap zijn universiteiten bijvoorbeeld meer maatschappelijke thema’s als ongelijkheid centraal gaan stellen. Het programma in Nijmegen selecteert niet meer op cijfergemiddelden maar op ‘intrinsieke motivatie’.

Ook de Honours Academy van Erasmus Universiteit Rotterdam zal haar focus gaan verleggen. De universiteit heeft een nieuwe strategie voor de komende jaren geformuleerd, getiteld “Een positieve maatschappelijke impact creëren – The Erasmian Way”. De Honours Academy organiseerde een conferentie om de uitwerking van de strategie op het honoursonderwijs te bespreken.

Historisch gebrek aan inzet

Awee Prins, oprichter van de Honours Academy van de Erasmus Universiteit Rotterdam ziet de ontwikkeling met lede ogen aan. In zijn toespraak zegt hij bezorgd te zijn om de toekomst van het honours onderwijs aan de EUR. Hij ziet de ontwikkeling van ‘excellentie’ naar ‘maatschappelijke impact’ in het licht van jarenlange weerstand tegen het programma.

“Toen ik hiermee begon, was er niets voor excellente studenten aan de EUR. Ze konden alleen student-assistent worden. Ik probeerde mijn mededecanen te overtuigen dat het de intellectuele plicht van een universiteit is om niet alleen adequaat onderwijs aan de gemiddelde student te bieden, maar ook om de meest getalenteerde en gemotiveerde studenten te faciliteren met uitdagende extracurriculaire programma’s.”

Hij stelt dat er sinds het begin maar bar weinig betrokkenheid is geweest bij het honoursprogramma. “Het zou elitair zijn, in strijd met de no nonsense cultuur in Rotterdam. Het zou studievertraging in de hand werken. En het zou te duur zijn. Pas toen ik berekende dat de kosten van een tweede herkansing – een tweede herkansing! – bij de tentamens aan de Rotterdam School of Management hoger waren dan van een jaar honoursonderwijs, kreeg ik groen licht.”

Prins had bovendien graag gezien dat ze ook een eigen gebouw zouden krijgen, zoals de toren van het Academiegebouw van het Groningse Honours College, of de Sterrenwacht voor de Leidse Honours Academy. “Uiteindelijk mogen we blij zijn dat we af en toe gebruik mogen maken van dit paviljoen zonder huur te hoeven betalen.” Hij benadrukt dat de financiële steun voor de Honours Academy inmiddels in orde is, maar dat het historische gebrek aan inzet en erkenning het honoursonderwijs aan de EUR kwetsbaar maakt.

Erasmus was geen merk

En dan nu de verschuiving naar positieve maatschappelijke impact, Prins heeft zo zijn bedenkingen. “Alsof negatieve impact ook een optie is. Het zal de roeping van het honoursonderwijs wezenlijk beperken.” Hij ziet de verschuiving bovendien als kritiek: “Je moet je altijd bewust zijn van de onbeduidendheid van persoonlijke gemengde gevoelens, maar deze verschuiving van excellentie naar maatschappelijke impact zet mij als stichtend en voormalig decaan van de Honours Academy toch op de een of andere manier in een kwaad daglicht. Alsof ik pek en veren kan verwachten.”

Hij zegt de Strategie 2024 met interesse en mildheid gelezen te hebben. “Die is sympathieker en meer gepassioneerd dan vorige strategieën. We worden allemaal Erasmians, staat er – wat voor mij nog steeds klinkt als een soort volk dat ergens in de ruimte leeft – hechtend aan een nieuwe brand identity. Zo staat het er meerdere keren. Maar Erasmus was geen merk. Hij was een denker. En het belangrijkste nog: Erasmus had een hekel aan middelmatigheid.”

De filosoof vindt dat de focus op maatschappelijke impact de universiteit reduceert tot probleemoplosser. “Het gevaar van technologie is niet een ramp als oorlog of klimaatverandering. Het gevaar is dat we alleen nog maar technologisch kunnen denken. Dan kan de wereld alleen benaderd worden door te rekenen en problemen op te lossen. Stel dat we wereldwijd klimaat neutrale energie kunnen verwezenlijken. Dan zouden we alleen nog maar bezig zijn met het heruitvinden van geluk en het bestrijden van verveling. Ad infinitum.”

Meer dan holle retoriek

Terwijl de universiteit een plek moet zijn waar nagedacht wordt. “Denken is een verkenning van inter-esse, waarlijk zijn tussen dat wat is, in plaats van najagen wat interessant lijkt, wat al snel weer vervelend wordt. Denken is het onvermoeibaar verkennen van bestaande en mogelijke perspectieven. En het is niet hetzelfde als kritisch zijn. Kritiek is een poging om afstand te doen, een poging die gedoemd is te falen.”

Honoursprogramma’s druisen in tegen onnadenkendheid, vindt Prins. En hoewel hij de ReThink-bewegingen aan universiteiten toejuicht, is hij het daarom nog niet eens met hun kritiek op honoursprogramma’s. “In honoursprogramma’s zouden alle tekortkomingen van fast science bij elkaar komen, de moordende concurrentie zou er extreem zijn. Ik geef toe dat het discours rond excellentie vaak niet meer dan holle retoriek is van managers, maar de kwintessens en praktijk van een Honours Programma bestrijdt deze kritiek.”

“Honourstrajecten zijn academische vrijhavens. Ze zijn met goede reden extracurriculair: zodat ze niet worden beperkt door de faculteitspolitiek of gecontroleerd door overijverige examencommissies. Honoursprogramma’s zijn het ware festijn van de academie, waar studenten de gelegenheid hebben tot denken. Bij te veel nadruk op problemen en oplossingen dreigt onnadenkendheid aan de academie.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK