Ongelijkheid in het hoger onderwijs is een systeemfalen

Nieuws | door Frans van Heest
10 februari 2020 | Het is onduidelijk wie waar verantwoordelijk voor is in het hoger onderwijs. Dit werkt de voortschrijdende kansenongelijkheid in de hand zoals is te zien bij selectie aan de poort, zegt een NRO-Commissie die het beleid van OCW doorlichtte.
Marijk van de Wende in Tweede Kamer – Foto: Debatgemist

Deze week vergadert de Tweede Kamer een hele dag over de nieuwe Strategische Agenda hoger onderwijs. Voor deze agenda heeft een door het NRO ingestelde commissie onder leiding van hoogleraar Marijk van der Wende (Universiteit Utrecht) het stelsel van hoger onderwijs doorgelicht. In de Kamer kwamen zij en haar commissie toelichten wat haar bevindingen waren en waar er verbeteringen nodig zijn in het hoger onderwijs.

Advies commissie beleidsdoorlichting Hoger Onderwijs

Er is te weinig stelselverantwoordelijkheid in het hoger onderwijs, waardoor algemene waarden zoals de kansengelijkheid niet aangepakt kan worden. Überhaupt biedt de huidige wetgeving onvoldoende duidelijkheid over welke partijen welke verantwoordelijkheden dragen. Dat is de analyse die Van der Wende woensdag met de Kamer deelde.

Duidelijke voorbeelden van stelselverantwoordelijkheid

In het rapport dat in december verscheen stellen de onderzoekers dat er meer aandacht moet komen voor toegankelijkheid vanwege onevenwichtige deelname, doorstroom en studiesucces van verschillende bevolkingsgroepen in samenhang met sociaaleconomische ongelijkheid. Wat betreft doelmatigheid wijst de commissie op het belang van verdere flexibilisering en beter inspelen op de behoeften van de student.

Van der Wende zei in de Kamer dat meer geëxpliciteerd moet worden wat nu ieders verantwoordelijkheid is. “Wat zijn nu eigenlijk de verantwoordelijkheden en de rollen die de verschillende actoren hebben in het veld? Onze indruk is dat dit behoorlijk door elkaar is gaan lopen.”

Want wat is nu precies de stelselverantwoordelijkheid van de minister, waar begint die en waar houdt die op, wilde Van der Wende weten. “Wat is nu precies de verantwoordelijkheid van een instellingsbestuur en de raad van toezicht, en waar houdt dat op? En wat zit daar voor gezamenlijke verantwoordelijkheid tussenin en hoe regel je die dingen? Wij hebben voorgesteld om te kijken hoe dat kan worden verhelderd. En om dan te komen tot een gedeeld perspectief.”

Een duidelijk voorbeeld van misgelopen stelselverantwoordelijkheid van de minister is volgens Van der Wende de aanpak van het lerarentekort. “Er is wel degelijk een stelselverantwoordelijkheid op die plekken waar de sector de grote problemen zelf niet tackelt. Wij weten dat er een probleem is met leraren. Ook daar heeft het hoger onderwijs een rol te spelen en dat is typisch een voorbeeld van stelselverantwoordelijkheid.”

De Onderwijsraad over stelselverantwoordelijkheid.

Een ander voorbeeld van stelselverantwoordelijkheid dat genoemd wordt door de UU-hoogleraar is kansengelijkheid. “Denk aan selectie, doorstroom en in het verlengde daarvan de toegenomen sociale ongelijkheid. In dat kader is het ook echt een discussie die we niet uit de weg kunnen gaan. Wij hebben voorgesteld om in de hele keten daar goed naar te kijken.”

Wat ook verhelderd zou moeten worden in de huidige wet- en regelgeving is de positie van de student in het hoger onderwijs. Nu is er onduidelijkheid over de verhouding die de instelling met de student heeft. “Is het een consument, is het een deelnemer, een medebestuurder of is dat het allemaal tegelijk en kan dat eigenlijk wel? Wij denken dat er een herbezinning op de positie van de student nodig is. Want hoe komt die goed in het hoger onderwijs tot zijn recht?”

Medewerkers zijn de sluitpost

Kirsten van den Hul van de PvdA had in reactie hierop een vraag over de onrust in het wetenschappelijk onderwijs over de toegenomen werkdruk. “Wij hebben onlangs gesproken met vertegenwoordigers van WoInActie. Die hebben aangifte gedaan bij de arbeidsinspectie vanwege een te hoge werkdruk.”

Dat universiteiten zo goed presteren komt volgens Van den Hul omdat medewerkers op universiteiten een sluitpost zijn. “Er zijn mensen die zeggen dat de reden dat we uit al die internationale onderzoeken zo goed naar voren komen ten koste gaat van menskracht. Mensen zijn de sluitpost in dat hele ingewikkelde bouwwerk, hoe lang is dat nog houdbaar?”

Marijk van der Wende vindt dit niet verwonderlijk dat er zoveel werkdruk is op universiteiten. “Als ik hier collega’s internationaal ook over spreek vinden zij het natuurlijk opmerkelijk dat de Nederlandse universiteiten zo buitengemeen goed presteren op onderzoek. Terwijl universiteiten hier toch zo breed toegankelijk zijn. Daarnaast ook nog een keer fors gegroeid zijn de afgelopen tijd en zeker nu wij ook internationaal zo in trek zijn.”

“Ik ben nog niet bekend met HboInActie”

“Dan wordt er ook wel eens door die internationale collega’s gevraagd: ‘doen jullie dat allemaal met dezelfde mensen?’ Ja dat doen we allemaal met dezelfde mensen, het aantal is natuurlijk ook wel gegroeid, maar minder hard. Daardoor ontstaat werkdruk.” Van der Wende stelt ook dat dit beeld op universiteiten heel anders is dan op hogescholen. “Het is ook WoinActie. Ik ben nog niet bekend met HboInActie. Je ziet ook dat de medewerkerstevredenheid in het hbo heel anders is op dit punt.”

Op het gebied van werkdruk ligt er ook een verantwoordelijkheid voor universiteiten zelf. “Ik moet er wel bij zeggen – zonder politiek te zijn – de universiteiten zijn werkgever, zij gaan over de cao. Ik denk dat de universiteiten als werkgevers de mogelijkheden hebben om hier anders op te sturen. Ik ben wel enthousiast over de moed die ze tonen samen met de KNAW en NWO om naar een andere manier van waarderen en belonen te gaan. En dat universiteiten ook internationaal zeggen: we gaan het anders doen,” zei ze, daarmee doelend op het nieuwe erkennen en waarderen.

Hoger onderwijs kan niet alles gladstrijken

Vervolgens ging de commissie uitgebreid in op het complexe vraagstuk van de kansenongelijkheid in het stelsel van hoger onderwijs. Hier moet ook meer duidelijk worden wie waar nu precies verantwoordelijk voor is. “Waar ligt nu echte stelselverantwoordelijkheid, waar is nu echt de minister aan zet? De kansenongelijkheid neemt toe, maar dat kan niet alleen op het conto van het hoger onderwijs worden geschreven, zo ziet de commissie.

“Wij hebben ook gezegd een hoger onderwijs systeem kan niet alles compenseren van wat er eerder aan ongelijkheid ontstaat. Dat weten we ook want die ongelijkheid neemt al toe in het basisonderwijs. Dat is een hardnekkig probleem. Je zou kunnen zeggen dat dit een systeemfalen is. Je moet de taboes niet schuwen. Wij selecteren te vroeg.”

Europese aansluiting onafwendbaar

Volgens commissielid en hoogleraar onderwsijrecht Paul Zoontjes, (Universiteit van Tilburg) is die onevenwichtige verdeling tussen hbo en wo in het bijzonder vreemd in een Europese context. Nu de Nederlandse universiteiten en hogescholen zich moeten verhouden tot de Europese hoger onderwijsruimte is een andere inrichting van het stelsel volgens heem onafwendbaar.

Een van de aanbevelingen van de commissie is dan ook om onderscheid te maken tussen de toelating tot de bachelor en de (selectieve) toelating tot de master. Waarbij de bachelor een opleiding is die voor iedereen met de juiste vooropleiding toegankelijk is, maar de master niet als vanzelfsprekende vervolg voor iedereen geldt. Op dat vlak adviseert de commissie de beleidsruimte op het ‘graduate’ niveau gelijk te trekken voor hbo en wo. “Het hbo heeft deze ruimte feitelijk al,” zegt Van der Wende hierover tegen ScienceGuide, “terwijl deze in het wo nog wordt ingeperkt.”

Een andere disbalans in het stelsel gaat volgen Marijk van der Wende over de macrodoelmatigheidstoets voor opleidingen. “Er is een hele gang die je moet maken om een opleiding te beginnen. Een opleiding opheffen dat gaat veel makkelijker. Daar is een hoop over te doen geweest, recent ging het over kleine talen en over het Nederlands. Ik denk dat het evenwicht in dat instrumentarium ook tegen het licht moet worden gehouden.

Bovendien is de regelgeving rondom doelmatigheid zo dichtgeregeld dat dit ook weer leidt tot administratieve last. “Omdat de opleiding zo nauw gedefinieerd is en zo dwingend is, in alles wat daar omheen opgetuigd hebben aan doelmatigheid, toezicht en kwaliteitszorg. Dat we zo langzamerhand tot meer microdoelmatigheid zijn gekomen. Dat heeft gezorgd voor een verdichting van het toezichtskader. Dat levert extra bureaucratische en administratieve last op en dus ook werkdruk.”

Geen totale verbouwing

Om tot een nieuw stelsel te komen zegt de commissie niet dat alles op de schop moet, maar hier en daar is wel herziening nodig.  “Het gaat ons ook niet om een totale verbouwing, maar als je goed kijkt dan zie je toch dat er opmerkelijke verschillen zijn tussen de wetgeving en de dwingendheid daarvan tussen hbo en wo. Wij zeggen eigenlijk op verschillende punten: trek dat nou gelijk. Waarom zou je nou heel gedetailleerd voorschrijven hoe een universiteit intern georganiseerd moet zijn, terwijl je dat bij de hogescholen niet doet?”

Nog een ander verschil tussen hogescholen is de governance. Het zou volgens Van der Wende beter zijn om dat verschil ook op te heffen. Het grootste deel van het hoger onderwijsstelsel is juridisch gezien privaat-rechterlijk in de vorm van stichtingen of verenigingen, waar de minister de raad van toezicht niet benoemt. Alleen in tien universiteiten is dat het geval. Als je naar omvang van het stelsel kijkt is het grootste deel op een andere leest geschoeid. Daar zou je ook dingen recht kunnen trekken.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK