Universiteit van het Noorden moet impuls geven aan de regio

Nieuws | door Sicco de Knecht
19 februari 2020 | De drie hogescholen en universiteit slaan de handen ineen met een plan om Noord-Nederland aantrekkelijk te houden voor regionaal en internationaal talent.
Groningse Waterstofbus – Foto: Matti Blume (CC BY-SA 4.0)

De Universiteit van het Noorden. De term zingt al langer rond, maar nu lijkt de noordelijke alliantie echt momentum te krijgen. Als decaan van de campus Fryslân riep de huidige voorzitter van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) Jouke de Vries de hoger onderwijsinstellingen in 2018 al op om de aansluiting te zoeken. In mei 2019 herhaalde hij deze oproep als voorzitter van de RUG, waarop de drie hogescholen uit de provincies Groningen, Friesland en Drenthe zich aansloten bij het initiatief.

“Je bedenkt als bestuurder de hele tijd dingen, en het leeuwendeel daarvan blijkt dood bier te zijn, maar hier is ongekend veel enthousiasme voor,” zegt De Vries die voor zijn inzet onlangs de Langman Prijs voor Noordelijke Ontwikkeling in ontvangst mocht nemen.

De ‘Universiteit van het Noorden’ blijkt een term waar ook de hogescholen uit de drie provincies zich in kunnen vinden. Bij de opening van het academisch jaar riep collegevoorzitter Henk Pijlman van de Hanze zijn collega’s van NHL Stenden en Van Hall Larenstein op om mee te denken over de mogelijkheden tot samenwerking. Kortgeleden riepen de instellingen hier een gezamenlijke stuurgroep voor in het leven.

“Momenteel zijn we druk bezig om onze plannen, waarvan er ook veel voortkomen uit reeds bestaande samenwerkingen, verder vorm te geven.” Pijlman benadrukt dat er al heel veel wordt samengewerkt op dit moment, en dat dit initiatief daar een grote impuls aan geeft. “Je zult in de toekomst zien dat we natuurlijk niet alles samen doen, maar dat ook combinaties van twee of drie instellingen voor gaan komen.”

Wat heet een regio?

Geen plannen vanuit Den Haag dus. Geen nota’s Ruimtelijke Ordening of Spreidingsbeleid. Het is de noordelijke instellingen voor hoger onderwijs duidelijk dat er een forse uitdaging ligt voor de regio, en daar zij een rol in spelen in het vitaal houden van de regio. “We krijgen de aankomende jaren te maken met vergrijzing en krimp,” zegt collegevoorzitter Erica Schaper van NHL Stenden. “We moeten met elkaar praktische oplossingen bedenken voor die uitdaging.”

Onlangs waarschuwde de voorzitter van de Vereniging Hogescholen al voor de aanstaande krimp in het hbo. Schaper ziet dat als een reële uitdaging, waar Noord-Nederland ook een antwoord op moet hebben. “In Fryslan is er een Hoger Onderwijs Akkoord Fryslan gesloten, en als Universiteit van het Noorden willen we dit verbreden naar een Hoger Onderwijs Akkoord Noord-Nederland met een kennisagenda voor het Noorden.” Die agenda moet verder gaan dan het voeren van het gesprek over bekostiging. “Je moet ook een plan hebben om de regio interessant en aantrekkelijk te maken en te houden voor voor talenten om er te studeren en werken. In essentie is het doel van de Universiteit van het Noorden om als regio ook aantrekkelijk te zijn voor talent buiten de regio.”

De Vries ziet in de probleemstelling, die zeker ook geldt voor zijn instelling, tegelijkertijd een enorme kans. “Demografisch gezien hebben wij in de toekomst inderdaad te weinig mensen hier in de regio, maar de vraag van de industrie en het bedrijfsleven hier is onuitputtelijk.” In samenwerking met het bedrijfsleven, het midden- en kleinbedrijf voorop, wil hij dan ook inspelen op de vraag die er ligt voor nu en in de toekomst.

“Kijk eens naar deze regio, die wordt gedomineerd door het mkb. Sommige van die bedrijven willen verder groeien, die willen internationaal actief of actiever worden maar kunnen net die sprong niet maken.” Daar hebben kleine en middelgrote bedrijven niet altijd de mensen voor. “Die moeten wij dus opleiden, in de hele kolom van mbo tot wo. Dan voegen we ook iets toe aan de regio, en spelen we nationaal en internationaal ook een rol.”

De vertakkingen liggen er al om het netwerk aan te sterken, er is de Fryslân campus in Leeuwarden, een innovatiecluster in Drachten rond de oude Philipsfabriek waar men op zoek is naar technisch opgeleiden, en het Eems-Dollard gebied waar Google zich net gevestigd heeft. Ook glijdt het oog naar Drenthe, waar de zogenaamde HEMA-steden (Hoogeveen, Emmen, Meppel en Assen) zeker oren blijken te hebben naar samenwerking. “Wij koersen nu op Emmen.”

Een logische stap, zo vindt Schaper. “Zo wordt op onze vestiging in Emmen veel cross sectoraal onderzoek gedaan naar groene chemie en circulair plastics. Dat doen we samen met de RUG en in nauw overleg met de chemiesector, waar nieuwe materialen om nieuwe productietechnologieën vragen.”

Nieuwe waterstofeconomie

De kennisagenda die de vier instellingen samen met het bedrijfsleven gaan ontwikkelen is nog niet af. Wel is duidelijk dat deze zich in ieder geval – maar niet uitsluitend – zal richten op de energietransitie, baanbrekende gezondheid en digital society. “We zullen zeker nog verder invulling geven aan deze en andere thema’s,” vertelt Pijlman, “maar op deze thema’s weten we zeker dat we nu als noordelijke instellingen een bijdrage kunnen leveren.”

Hij noemt het voorbeeld van de plannen rond de waterstofeconomie. “De gaswinning stopt, daar zijn we heel blij mee want we hadden er veel ellende van. Tegelijkertijd neemt daardoor ook de werkgelegenheid af, trekken bedrijven de subsidies in die ze voor sport, kunst en onderzoek hadden, en dat alles heeft een versterkend effect. Dat moet je niet laten gebeuren, dat moet je voor zijn.”

Het enorme distributienetwerk van het aardgas wordt nu al succesvol ingezet voor het vervoer van waterstof. Die potentie kan verder worden uitgewerkt, wat volgens De Vries ook weer kansen schept voor de werkgelegenheid. “Er werken heel veel mensen in de aardgassector en die wonen hier ook allemaal. Die zitten straks allemaal zonder werk als je daar niet over nadenkt. Als je nu van Groningen het waterstofcentrum van Nederland maakt dan kun je die mensen ook vasthouden. En voorkom je een enorme braindrain.”

Aanvraag bij Nationaal Investeringsfonds

Er ligt inmiddels een aanvraag voor de samenwerking bij het investeringsfonds van minister Wiebes. “Het is natuurlijk een vreemde situatie waarin je geld aanvraagt voor een fonds dat er niet is,” erkent Pijlman, “maar we willen in ieder geval het signaal afgeven dat er een plan ligt dat bovendien goed aansluit bij de uitgangspunten van de Groeibrief.”

over de Groeibrief van het kabinet.

In maart wordt de Kamerbrief over Invest-NL verwacht, waarin de voorwaarden meer helder zullen worden beschreven. Daarin ligt de focus op het duurzamer en innovatiever maken van Nederland. De instellingen zien Noord-Nederland als de proeftuin hiervoor. Het is nog niet bekend of de gezamenlijke instellingen de aangevraagde 120 miljoen euro ook binnen zullen slepen.

Is 120 miljoen euro niet een erg hoge inzet? Pijlman: “Het is maar net hoe je de vraagprijs beschouwt. Als je kijkt naar het aantal kennispartners, en de duur van tien jaar is het een flink bedrag, maar per jaar best overzichtelijk.” Het is ook niet zo dat de aanvraag voorwaardelijk is voor de samenwerking zegt hij. “Die samenwerkingen zijn er in de eerste plaats al, en deze nieuwe energie heeft een hoop in werking gezet.”

Hij noemt het voorbeeld van het onderzoekscentrum EnTranCe als het gaat om de energie die uitgaat van een samenwerking. “Daar hebben we destijds ook een subsidie voor aangevraagd die we niet hebben gekregen. Het bedrijfsleven zag er alsnog heil in en heeft dit toen gefinancierd. Nu stromen de subsidies binnen.”

Naast Invest-NL onderzoeken de instellingen ook de mogelijkheid om plannen aan te laten sluiten bij bestaande initiatieven als het Innovatiepact Fryslân, het Nationaal Programma Groningen en in Europa. “In het Noorden hebben we een goed eco-systeem: er zijn korte lijnen tussen overheden, kennispartners en het bedrijfsleven. Daar maken we gebruik van.” Volgens Schaper biedt het de mogelijkheid om onderzoek toepasbaar te maken voor vraagstukken uit het regionale werkveld. “Met deze kennisvalorisatie geven we praktijkgericht onderzoek een boost.

Derde cyclus invullen

Met de plannen voor regionale samenwerking, met partners uit mbo, hbo en wo en het bedrijfsleven lijkt De Universiteit van het Noorden goed aan te sluiten bij de Strategische Agenda Hoger Onderwijs. De Vries: “De discussie over het binaire stelsel speelt nu al langer en hoe ik het lees is dat men die barrière wil doorbreken.” De Universiteit van het Noorden is daar volgens hem de uitgelezen mogelijkheid voor. “De minister spreekt de instellingen, maar bijvoorbeeld ook de universitair medische centra, aan op hun regionale verantwoordelijkheid.”

Een concreet voorbeeld van het slechten van die barrières gaven de RUG en de Hanzehogeschool onlangs toen ze samen een artistic PhD in het leven riepen.  “Deze overeenkomst moet het mogelijk maken voor musici en beeldend kunstenaars om een promotie te doen,” vertelt Pijlman. “Hierin is het uiteindelijk zo dat mensen kunnen promoveren op hun eigen kunstwerk en de reflectie daarop.”

Daarbij willen de instellingen het zeker niet laten. “Er zijn nog verschillende andere terreinen waarop samenwerking mogelijk is binnen de promotie. Denk aan het professional doctorate, daar bestaan nu al gedeelde programma’s voor en die kunnen we op specifieke gebieden uitbouwen.” Ook NHL Stenden en de RUG werken al samen op het terrein van cybersecurity, leisure en toerisme.

Met poten in de Noord-Nederlandse klei blijven staan

In de regionale samenwerking hoeft een landsgrens volgens De Vries zeker geen hindernis te zijn. “Vanaf de eerste dag dat ik hier was werd mij verteld dat ik naar Papenburg [Duitsland, red.] moest. Pas toen ik daar kwam zag ik ook waarom. Daar ligt een scheepswerf zo groot als een stad en daar hebben ze ook technisch geschoolden nodig.” De Vries: “Je kunt regionaal en internationaal met elkaar verbinden. De RUG is, zeker op het gebied van onderzoek, internationaal al heel actief, wij willen dat ook de hogescholen daarop aan kunnen sluiten.”

“Waar je de beweging voor de regio kunt versterken in samenwerking met internationale partners moet je dat doen,” vult Pijlman aan. Tegelijkertijd ziet hij de maatschappelijke weerstand die internationalisering, met name op het gebied van studenteninstroom, momenteel teweegbrengt. “We moeten die band met het internationale aspect zeker benutten, maar je moet met je poten in de Noord-Nederlandse klei blijven staan.”

Laten we niet verkrampen over internationalisering

Schaper vult aan dat internationaal talent juist wordt gevraagd door de regionale arbeidsmarkt vanwege de krapte momenteel. “In die context is internationaal talent van meerwaarde voor de regio.” Ook ziet ze op het internationale vlak voordelen in de samenwerking met vergelijkbare regio’s. “Wij zijn natuurlijk niet de enige regio die met dergelijke uitdagingen worden geconfronteerd. Het is eigenlijk een veel breder vraagstuk hoe je regio’s vitaal houdt.”

NHL Stenden is dan ook aangesloten bij een initiatief van een aantal regionale universities of applied sciences in Europa. “Daar zie je dat dezelfde vraagstukken leven over hoe je een regio vitaal houdt. De vraagstukken van de regio zijn in die zin ook een studieobject op zichzelf. Die kennis willen we ook binnen ons netwerk hier delen en is ook interessant voor andere soortgelijke regio’s binnen en buiten Europa.”

Verbinding met het bedrijfsleven

Voor alle partijen is duidelijk dat het succes in grote mate afhangt van de afstemming met het bedrijfsleven in de regio. Pijlman: “Wat we proberen in deze gebieden is om zowel het fundamentele als het praktijkgerichte onderzoek te verbeteren, in verbinding met het bedrijfsleven. Meer kansen en uiteindelijk meer werk.”

Het omzetten van fundamentele kennis in praktische kennis voor bedrijven is een van de activiteiten waar de instellingen het meeste van verwachten. De aanpak is om op de verschillende thema’s te werken met Living Labs waarin studenten uit verschillende instellingen samenwerken met bedrijven. “Een van de dingen waar wij als hogeschool goed in zijn is het omzetten van fundamentele kennis in praktische toepassingen voor bedrijven,” zegt Schaper.

Deze ateliers zijn ook de plek waar de verschillende onderwijstypen elkaar vinden vertelt Schaper. “Het is een ideale plek om het mbo, hbo en wo in contact te laten treden met elkaar. Studenten buigen zich samen over een onderwerp en leren wat ze aan elkaar kunnen hebben. Het is de manier om de aansluiting met het bedrijfsleven te vergemakkelijken en binnen onze zwaartepunten kennis te ontwikkelen.”

De Vries ziet de toekomst dan ook positief. “De basis ligt er, de bereidheid is hoog en als we hier met de instellingen, het UMCG en het bedrijfsleven de schouders onder zetten dan is mijn stelling dat we de concurrentie met de Brainport Eindhoven wel aan kunnen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK