Academici zijn geen ‘vitale beroepsgroep’

Voor een andere benadering van de COVID-19 crisis in het universitair onderwijs

Opinie | door Willem Schinkel & Marguerite van den Berg & Sarah Bracke & Irene van Oorschot & Rogier van Reekum & Jess Bier
20 maart 2020 | Te midden van de COVID-19 crisis hebben Nederlandse universiteiten de status van ‘vitaal beroep’ geclaimd, maar die claim speelt met de gezondheid van academici en van ondersteunend en facilitair personeel. Hoe schokkend het ook mag zijn, de meeste academici voeren geen ‘vitale’ taken uit, en ‘business as usual’ is niet wat op dit moment van leiderschap in onderwijs gevraagd wordt.

[For English, click here]

Er is geen democratie zonder een levendig intellectueel klimaat, en universiteiten zijn een cruciaal onderdeel van zo’n klimaat. In acute zin, echter, kan veel van wat academici in universiteiten doen gemist of minstens opgeschort worden. In het huidige moment in de COVID-19 crisis komt het erop aan dit toe te geven in plaats van een bijzondere status te claimen om zo vast te blijven houden aan de bureaucratische formats waarbinnen academisch onderwijs tegenwoordig overwegend uitgevoerd wordt. Het is misschien een schok voor academici, getraind als we zijn in het vergaren van statussymbolen, maar verpleegkundigen, artsen, brandweermensen, (ziekenhuis) conciërges, leraren in het primair onderwijs, supermarktmedewerkers en elektriciteitsmonteurs zijn van veel groter ‘vitaal’ belang dan de meeste academici. En dit moet gevolgen hebben voor de manieren waarop universiteiten reageren op de huidige situatie.

Een ‘vitaal beroep’

Toen Nederlandse academici tijdens deze pandemie begonnen te vragen om een status als ‘vitaal beroep’, kwam dit in eerste instantie op ons over als een grap. De overheid had besloten alle scholen te sluiten, maar scholen zouden openblijven voor ouders met een ‘vitaal beroep’ die geen alternatieve kinderopvang hebben. Onderwijzend personeel valt onder ‘vitale beroepen’, maar vooral als een manier om zorgprofessionals te ondersteunen, en dus gaat het om primair onderwijs personeel, en daarnaast om docenten uit het middelbaar onderwijs met de verantwoordelijkheid voor schoolexamens. Maar het werd snel duidelijk dat academici en universiteiten het niet grappig bedoelden en dat actief gelobbyd werd om als ‘vitaal’ beschouwd te worden door de overheid, zodat ook zij een beroep op kinderopvang en lagere scholen zouden kunnen blijven doen. Die lobby was succesvol, en op 17 maart stuurde de VSNU het volgende persbericht uit:

“Voor de medewerkers van universiteiten geldt dat zij vallen onder de ‘cruciale beroepen’, wanneer zij nodig zijn voor het organiseren van (afstands)onderwijs, zo is aan de VSNU verzekerd door het ministerie van OCW. Deze definitie is volgens de VSNU in de praktijk in elk geval, maar niet limitatief, van toepassing op:

  • De docent
  • ICT-personeel benodigd voor het in de lucht houden van de ICT-infrastructuur en programma’s ter ondersteuning van afstandsonderwijs.

“Voor verdere informatie verwijzen we naar de website van de Rijksoverheid.”

Vervolgens werden e-mails rondgestuurd met berichten als: ‘Het ministerie heeft duidelijk gemaakt dat universitair medewerkers tot de vitale beroepen in Nederland horen. Dit betekent dat, als je niemand anders thuis hebt die voor je kinderen kan zorgen, je het recht hebt ze naar kinderopvang of school te sturen.’

Tot op heden is die ‘vitaal beroep’ status niet expliciet gemaakt op de officiële overheidswebsite waar de VSNU naar verwijst, hoewel het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 19 maart een Kamerbrief verstuurde waarin die status bevestigd wordt. De lijst op de website van de overheid vermeldt nog steeds alleen ‘leraren en personeel benodigd op school’ – en ironisch genoeg is ‘schoolleraar’ een label dat universiteitsbesturen kennelijk ineens graag omarmen.

“”Het werd snel duidelijk dat academici en universiteiten het niet grappig bedoelden en dat actief gelobbyd werd om als ‘vitaal’ beschouwd te worden door de overheid.””

De verstuurde e-mails waren uiteraard bedoeld om staf te ondersteunen in de worsteling om werk en zorgtaken thuis te combineren. In het bijzonder onderwijzend personeel is in een uiterst stressvolle situatie geplaatst, nu van hen gevraagd wordt onderwijs te ‘verplaatsen’ naar online platforms terwijl ze tevens met hun angsten over de pandemie en zorgen om hun naasten om moeten gaan, en zich met de logistiek van thuisonderwijs en opvang voor hun kinderen moeten bezighouden. Het is zinvol om ondersteuning te bieden. Maar de ‘vitaal beroep’ claim maakt duidelijk dat universiteiten als werkgevers moeite hebben om solidariteit te organiseren.

Zeker, sommige vakken lopen dit semester door en uiteraard moeten studenten in staat gesteld worden dit academisch jaar af te studeren (zeker zo lang er geen financiële compensatie komt die studenten een extra studiejaar geeft). Maar niet alle academische staf is met die taken bezig. In plaats van het verdelen van werk en het met zijn allen ondersteunen van die stafleden die ondersteuning nodig hebben, hebben universiteiten gekozen voor een ‘vitaal beroep’ claim. Daarmee overbelasten ze effectief het reeds precaire gezondheidssysteem en het primair onderwijs in Nederland, terwijl ze meer mensen dan noodzakelijk aan infectie blootstellen. Onderwijl worden wat hoogst persoonlijke en morele keuzes zijn – breng ik mijn kind te midden van een pandemie naar de kinderopvang? – per decreet besloten.

Het delirium van ‘impact’

Al geruime tijd zijn Nederlandse universiteiten bevangen door een delirium over hun ‘maatschappelijke impact’. Het willen zijn van een ‘vitaal beroep’ is onderdeel van dat delirium. Maar het leidt ons af van wat nu gedaan moet worden. Veel studenten zijn niet in staat op zo’n manier om te gaan met de huidige situatie dat een ‘business as usual’ scenario gerechtvaardigd is. In het bijzonder internationale studenten hebben het moeilijk. Zij hebben zorgen over het virus zelf, en zijn ver verwijderd van familie, of ze zijn teruggekeerd naar huis en zijn daarom ver verwijderd van de universiteit. Studenten hebben niet altijd het benodigde ondersteunend netwerk om ze goed door deze crisis heen te helpen en ze wonen vaak in kleine kamers. Nu de horeca en andere sectoren gesloten zijn, moeten ze het ook stellen zonder het inkomen dat ze in parttime banen verdienen. Studenten hebben steun nodig en wetenschappelijk personeel biedt dat, vaak met digitale middelen en vanuit huis. Maar veel studenten, en in het bijzonder internationale studenten, merken we, hebben meer nodig om de mentale stress en de financiële onzekerheid over de toekomst te verlichten.

Het eerste wat we nu niet moeten doen, is doen alsof we ‘business as usual’ kunnen blijven bedrijven. Wat we zien, is dat grootschalige inzet van middelen plaats vindt om studenten aan deadlines te houden in plaats van het oprekken van eisen. We zien het onveranderd vasthouden aan wat bureaucratisch uitgedrukt wordt als ‘leerdoelen’, en de verplaatsing van al het face-to-face onderwijs naar online, digitaal gemedieerd onderwijs, via platforms die door de tech industrie gecontroleerd worden. Dit is waanzin. We maken een crisis mee die zonder precedent is in de geschiedenis van het moderne hoger onderwijs, een crisis die de aard van hoger onderwijs fundamenteel aantast en die iedereen, studenten en staf, onder grote druk plaatst. In het licht van een zo grote verandering kan ‘business as usual’ niet de koers zijn om te volgen. Daar zijn twee redenen voor.

Wij kunnen niet lesgeven, dus zet studenten niet onder druk om te leren

De eerste is dat lesgeven niet goed gedaan kan worden. Alleen wanneer onderwijs en pedagogiek uitgedrukt worden in bureaucratische ‘leerdoelen’ is het zinvol om studenten opgenomen colleges te sturen en dat te beschouwen als equivalent voor wat de ontmoeting van studenten en docenten kan en moet zijn. Digitale alternatieven worden natuurlijk met de beste bedoelingen aangeboden, en ze worden gezien als vervanging bij gebrek aan betere opties. Maar het hele idee dat ze een mogelijke vervanging zijn zegt veel over de manier waarop wij onderwijs zijn gaan begrijpen. Wat we moeten weerstaan is het idee dat we nu ‘online onderwijs’ verzorgen.

“”Het komt misschien als een schok voor sommigen, maar wij academici zijn niet zo vitaal als we denken.””

Wat we doen, is simpelweg proberen het eind van het semester te halen zonder de belangen van onze studenten te schaden. Maar in de huidige crisis is de vlucht in het digitale eerder een vorm van ontkenning dan van omgaan met de crisis. Dit is de bittere pil om te slikken: onderwijs, het uitdagen van elkaars geest, samen studeren en ontdekken, is op dit moment niet mogelijk.

Waarom zijn we dus, om te zorgen dat studenten geen grote vertraging oplopen, niet ruimhartig met beoordelen en met het hanteren van criteria op een manier die recht doet aan de omstandigheden waaronder gewerkt moet worden? Waarom vast blijven houden aan bureaucratisch bedachte ‘leerdoelen’ en ‘eindtermen’? Alternatieve mogelijkheden moeten besproken worden, zoals een zak- of slaag-optie in de beoordeling van werk, of het aanpassen van examencriteria.

De tweede reden is dat de ‘business as usual’ benadering een onnodig grote tol eist van ondersteunende staf en van ge-outsourced personeel, dat het de ongelijkheid tussen vaste en flexibele staf vergroot, en dat het daarom teken is van een gebrek aan solidariteit van academici met ondersteunend personeel, catering diensten en schoonmaakpersoneel, maar ook met docenten in het primair onderwijs en met kinderopvangpersoneel. Toen we de eerste e-mails kregen waarin personeel werd gevraagd om thuis te werken en ‘onderwijs online’ te verzorgen, werd tevens duidelijk welke medewerkers gevraagd werd aanwezig te blijven: facilitaire staf en schoonmakers. Sommige van de e-mails verzekerden staf die voor crisisberaad bijeen kwam dat ‘koffiemachines gevuld zullen blijven’. Dus er was, en is, personeel dat koffiemachines vult en kantoren schoonmaakt, nadat academici voor het overgrote deel thuis zijn gaan werken.

“”Wat we doen, is simpelweg proberen het eind van het semester te halen zonder de belangen van onze studenten te schaden.””

Deze situatie heeft facilitair personeel, dat relatief slecht betaald wordt en vaak uit niet-witte mensen bestaat, in een situatie geplaatst waarin een hoger risico op besmetting met COVID-19 bestaat. Het ‘vitaal’ belang van academici berust dus op de kwetsbaarheid van anderen voor een potentieel dodelijke ziekte. En nadat op maandag 16 maart de scholen sloten, heeft het ook die scholen opgezadeld met de noodzaak kinderopvang te regelen voor iedereen die op werk diende te verschijnen, simpelweg omdat wij onze koffie niet zouden kunnen missen. Het is cruciaal dat we, in de tijd die gaat komen, ondersteunend en (ge-outsourced) facilitair personeel meenemen in onze overwegingen over wie de universiteit vormt en over wie werkelijk van ‘vitaal’ belang is. Deze crisis heeft andermaal zichtbaar gemaakt dat, voor een belangrijk deel, vitaal werk inderdaad reproductieve arbeid is – de arbeid die het zogenaamde productieve werk in de eerste plaats mogelijk maakt. We moeten er pal voor staan dat ondersteunend en facilitair personeel, net als academisch personeel, doorbetaald wordt, en dat niemand ontslagen wordt tijdens deze crisis.

Wat we van de Nederlandse universiteiten eisen

Concreet eisen we het volgende van Nederlandse universiteiten:

1) Uitgezonderd medische staf die direct betrokken is bij het managen van de COVID-19 crisis, moet de claim dat universitair medewerkers een ‘vitaal beroep’ uitoefenen worden teruggenomen;

2) Alle inspanningen moeten gericht zijn op het verlichten van de druk op studenten, en dat betekent het aanpassen van deadlines, extra herkansingsmogelijkheden, en het ruimhartig beoordelen van werk, allemaal op zo’n manier dat studenten zowel door kunnen gaan met hun studie of kunnen afstuderen, en de minste financiële lasten oplopen;

3) Zowel de veiligheid als de doorbetaling van ondersteunend en facilitair personeel moet worden zeker gesteld, of hun werk nu is ge-outsourced of niet;

4) Tijdelijke staf heeft in het bijzonder extra ondersteuning nodig; tenure tracks moeten ruimhartig worden beoordeeld en promotietrajecten moeten worden verlengd;

5) Er moet druk komen op de overheid om financiële ondersteuning te geven aan tijdelijke staf, maar in het bijzonder aan studenten. De overheid heeft een enorm pakket aan steunmaatregelen voor bedrijven aangekondigd. Waarom niet voor studenten? Het kwijtschelden van studieleningen en de verlenging van studies zonder bijkomend collegegeld zijn twee voordehandliggende opties die verdergaan dan het slechts uitstellen van schuldbetalingen en het effectief vergroten onder studieschuld, zoals aangekondigd in de brief van de minister aan de Tweede Kamer van 19 maart.

Het leiderschap in onderwijs dat nu vereist is

Eerder deze week deden honderden studenten in Cambridge het verzoek aan hun universiteit om dit jaar over te kunnen doen. Dat zijn geen exorbitante eisen. Het zijn eisen die de ernst van de situatie, en van wat komen gaat, op waarde schatten. Het is tijd om in radicaal andere registers te gaan opereren, registers die recht doen aan wat er gebeurt met onze onderwijsinstellingen in en voorbij deze crisis. In plaats van een gedigitaliseerd ‘business as usual’, is dit wat gevraagd wordt van het soort leiderschap in onderwijs dat nu vereist is.


Update: De auteurs van dit artikel zijn een online petitie gestart.

Willem Schinkel, Erasmus University Rotterdam

Marguerite van den Berg, University of Amsterdam

Sarah Bracke, University of Amsterdam

Irene van Oorschot, Erasmus University Rotterdam

Rogier van Reekum, Erasmus University Rotterdam

Jess Bier, Erasmus University Rotterdam


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK