Vervallen van Eindtoets is goed argument voor meer brugklassen

Bewijs voor negatief effect vroege selectie

Interview | de redactie
24 maart 2020 | Vroege selectie mag dan positief uitpakken voor de sterke leerling, voor de gemiddelde of zwakkere leerling betekent het een lager eindniveau en salaris. "Hoe later je selecteert, hoe meer je weet," stelt onderzoeker Ron Diris (Maastricht University). Nu de Eindtoets dit jaar komt te vervallen valt een van de twee selectiemethoden weg, "een extra argument om volgend jaar met brugklassen te werken."
04.05.2009 Deutschland, Berlin, Berlin Metropolitan School, Linienstrasse 122-124,Mathemathikunterricht in der 5. Klasse.-DIGITAL PHOTO.50MB. Copyright:Jens Rötzsch

Ze komen steeds minder voor, maar misschien zijn ze wel het antwoord op de roep voor latere selectie in het voortgezet onderwijs: tweejarige brugklassen. Uit longitudinaal onderzoek van de Maastricht University blijkt dat vroege selectie gemiddeld negatieve gevolgen heeft voor het uiteindelijke studieresultaat en ook het latere inkomen van vroeg geselecteerde leerlingen is lager.

Hoe later je selecteert, hoe meer je weet

Ron Diris (Maastricht University) is onderwijseconoom en deed samen met zijn collega’s van het ROA en CBS onderzoek naar de effecten van vroege en late selectie. Hij licht de belangrijkste bevinding toe. “Vroege selectie zorgt ervoor dat leerlingen initieel een grotere kans hebben toe te treden tot het wetenschappelijk onderwijs, maar uiteindelijk is het behaalde eindniveau lager dan bij leerlingen die laat geselecteerd worden, ook hun latere inkomen is lager.”

“De effecten werken beide kanten op,” vervolgt Diris, “leerlingen die in een vroege fase worden ingeschat als havist blijken hier ook negatieve consequenties van te ervaren.” Voor leerlingen die ingeschat worden als ‘gemiddeld’ zijn de effecten het meest uitgesproken, zij eindigen met een lager eindniveau en een aanzienlijk lager salaris een aantal jaar na het afronden van hun opleiding.”

De logica achter het effect ligt voor de hand, zoals Diris bondig samenvat: “Wij zien dat hoe later je selecteert, hoe meer je weet over iemand. De kans dat je een leerling verkeerd inschat is dan kleiner.” Er is voor elke leerling een optimale keuze, is het uitgangspunt dat het Nederlands onderwijssysteem hanteert. “Voor sommige leerlingen is dat de havo voor anderen het vwo. Dat betekent dus ook dat leerlingen te hoog, te laag of goed ingeschat kunnen worden.”

Combinatie van data

Voor hun onderzoek maakten Diris en zijn collega’s gebruik van een combinatie van historische datasets uit wetenschappelijk onderzoek en van de overheid. Uit het Voortgezet OnderwijsCohort Leerlingen (VOCL) konden de onderzoekers onder andere herleiden wat voor schooladvies leerlingen hadden kregen. Uit datasets van de Inspectie van het Onderwijs viel op te maken welk onderwijstype scholen hanteerden (havo, havo/vwo of vwo in eerste en tweede jaar).

Die data konden de onderzoekers combineren met (geanonimiseerde) individuele gegevens van het CBS over behaalde diploma’s op de hogeschool of universiteit, en het loon zoals opgegeven bij de belastingen. Of leerlingen op een school met een brugklas zaten of niet viel op te maken uit de data van de Inspectie van het Onderwijs.

“We vergelijken uiteindelijk effectief op gemeenteniveau.” Dat zit zo: in de ene gemeente heeft bijvoorbeeld maar een van de vier middelbare scholen een brugklas, in een andere gemeente zijn dat er drie. “We doen dit om de individuele verschillen tussen leerlingen zo veel mogelijk te dempen. Onze vraag was namelijk wat voor invloed het selectiebeleid had.”

We zien dat binnen gemeentes leerlingen met betere scores en hoogopgeleide ouders wel vaker vroeg geselecteerd worden, maar tussen gemeentes is er geen systematische relatie tussen de gemiddelde achtergrond van de leerling en het aandeel lange brugklassen. We gebruiken daarom specifiek de verschillen op gemeenteniveau om tot de resultaten te komen, zodat we causale effecten kunnen schatten.

Vrije keuze schoolleiders

Met dit alles in de hand konden de onderzoekers kijken naar de leeruitkomsten van twee cohorten, namelijk de leerlingen die in 1989 en 1993 naar de middelbare school gingen en wat hun diploma en salaris was in 2008. Het is een tijd geleden, geeft Diris ook ruiterlijk toe. “Dat is altijd de paradox van langetermijneffecten, als je die wilt bestuderen dan heb je automatisch met oudere data te maken.”

Toch is er in de tussentijd op dit vlak nog niet heel veel veranderd. Net als in de jaren ’90 is er nog steeds een havo en een vwo (en gymnasium) en zijn er brugklassen en categorale eerste en tweede jaren. “Schoolleiders waren en zijn nog altijd vrij om de keuze voor een brugklas of categorale klas te maken.”

Wel is het zo dat de tweejarige brugklas de afgelopen jaren flink aan populariteit heeft verloren. Uit cijfers van DUO valt op te maken [fig 1] dat het aantal tweejarige brugklassen nog maar een vijfde van het totaal is. “Dat is aanzienlijk minder dan vroeger.”

Verdeling homogeen (categoraal) en heterogeen (brugklas) over 1e en 2e jaar per school – Bron: DUO

De studieopzet is in zekere zin uniek vertelt Diris. “Er is eerder onderzoek gedaan, voornamelijk in landen om ons heen, naar de effecten van vroege en late selectie maar die gingen in de regel gepaard met een beleidswijziging. Zo’n overgangsfase naar nieuw beleid is niet altijd de ideale setting om systemen te vergelijken, omdat veel dingen veranderen en scholen, leraren en leerlingen zich daaraan moeten aanpassen.” In Nederland is het beleid op selectie – en het gegeven dat scholen hier zelf keuzes in mogen maken – al jarenlang ongewijzigd.

Onlangs riepen de verschillende onderwijskoepels op om later te selecteren in het voortgezet onderwijs. Diris onderschrijft die oproep maar wijst er ook op dat men daarvoor op korte termijn niet naar een stelselwijziging hoeft te grijpen. “De tweejarige brugklas is nog steeds een optie en wij laten zien dat het ook een goede en eerlijke optie is. Ik zou zeggen minister Slob, maak de tweejarige brugklas weer populair.”

Wat zijn dan de bezwaren tegen een tweejarige brugklas? “Het zijn vooral de kleinere scholen die categoraal aanbieden, de grootte van de school correleert met latere selectie. Hoe groter de school, hoe later de selectie.” Ook is de efficiëntie een vaak genoemd argument. “Dat gaat echt over het curriculum en het lesgeven zelf. Je hebt een meer homogene populatie als je eerder selecteert en dat wordt gezien als makkelijker om aan les te geven.”

Het kan natuurlijk ook demotiverend werken voor leerlingen om in een brugklas te zetten waar ze steevast lagere cijfers halen dan anderen. “Dat zou zeker een vervelend effect kunnen zijn maar dat zien we niet terug in de cijfers. We zien eerder dat het een positief effect op leerlingen heeft als ze het gevoel hebben dat ze nog de kans hebben om omhoog te komen.”

Geen eindtoets argument voor brugklas

Met oog voor de actualiteit ziet Diris het niet laten doorgaan van de Eindtoets als extra argument voor meer burgklassen, in ieder geval voor dit cohort. “We zien dus dat die vroege selectieleeftijd vaak leidt tot verkeerde inschatting en plaatsing. Als nu één van de twee instrumenten wegvalt, de toets dus in dit geval, kun je verwachten dat er alleen maar meer verkeerde inschattingen gemaakt worden.”

“Daarnaast weten we ook dat er meer sociale ongelijkheid zit in het schooladvies dan in de toets. Dus ook vanuit het standpunt van kansengelijkheid is het goed om meer brugklassen te hebben voor het aankomend jaar.” Hij vraagt zich wel af of het voor alle scholen organisatorisch haalbaar is om hun opzet op een relatief korte termijn om te gooien, “maar het zou wel beter zijn.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK