“We moeten het onszelf wel moeilijk blijven maken”

Interview | door Sicco de Knecht
2 maart 2020 | In de Strategische Agenda hoger onderwijs wordt aangekondigd dat het tijd is voor een gesprek over 'de derde cyclus', de evenknie van de academische promotie in het hbo. "Het feit dat we nu het voorwaardelijke geloof en de ruimte krijgen om dit uit te werken is prachtig," vindt rector Geleyn Meijer (HvA) die alvast een aantal gedachten over het onderwerp deelt.
Geleyn Meijer – Foto: HvA

De tijd is rijp voor een derde cyclus in het hbo. Wie de Strategische Agenda van Ingrid van Engelshoven openslaat, leest dat het ministerie openstaat voor suggesties hoe een promotie aan de hogeschool er in de toekomst uit zou kunnen zien. Het is een bijzondere ontwikkeling, te meer omdat het voorstel om dit onderwerp op te nemen in de plannen van de Vereniging Hogescholen en de VSNU samen kwam.

“Het is een teken dat het praktijkgericht onderzoek aan de hogeschool inmiddels tot wasdom is gekomen.” Geleyn Meijer, rector Hogeschool van Amsterdam (HvA), ziet deze stap als een natuurlijke volgende fase voor het hbo. “We hebben een publieke rol te spelen en die houdt niet op bij de basiskwalificatie.” ScienceGuide sprak hem over zijn ideeën over hoe zo’n derde cyclus er in het hbo uit zou moeten zien.

Een renaissance

Toen Nederland in 1999 een handtekening zette onder de Bolognaverklaring, veranderde er wellicht meer dan velen op dat moment beseften, ziet Meijer. “Het hbo is de afgelopen jaren heel erg een bachelor-georiënteerde sector geworden.” Gemeten langs het Europees kwalificatieraamwerk hebben hogescholen zich voornamelijk toegelegd op het zogeheten niveau 6 (de bachelor), en zijn niveau 7 (de master) en niveau 8 (doctor en medisch specialist) in eerste instantie toebedeeld geraakt aan de universiteit. “Mensen vergeten wel eens dat dit niet altijd het uitgangspunt is geweest.”

Hogescholen, die vaak een ontstaansgeschiedenis kennen als hogere vakschool, hadden in het verleden een bredere functie. “We zijn ooit ontstaan uit een behoefte vanuit de samenleving. Het waren bedrijven, soms gildes, die aan de basis stonden. Wat wij nu merken, is dat vanuit het afnemend veld de vraag groeit aan niveau 7 en 8 geschoolde professionals.”

Meijer ziet dat de ontwikkelingen op het gebied van het masteraanbod en de associate degrees hun vruchten afwerpen. “Het wordt gewaardeerd dat er gediplomeerden worden afgeleverd die de staande praktijk kennen, maar er is ook een vraag naar mensen die met een onderzoekende houding nieuwe praktijken kunnen ontwikkelen. Als we daar gehoor aan kunnen geven dan zou dat echt een renaissance kunnen zijn.”

Doorlopende leerlijn versterken

Naast de externe vraag ziet Meijer ook een behoefte onder studenten en het personeel op de hogeschool. “De groei van het aantal professional masters laat de behoefte zien bij professionals die na een paar jaar werk zich verder willen ontwikkelen. Het aanbod is nog beperkt. Het merendeel van de mensen die zich verder willen ontwikkelen zijn gedwongen de stap naar de universiteit te maken. Maar daar ligt de nadruk niet op dat wat ons eigen is: het praktijkgerichte onderzoek.”

Het zijn de lokale vraagstukken van bijvoorbeeld een regio Amsterdam waar hogescholen aan mee moeten werken, vindt hij. “De gemeente, het bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen weten ons ook steeds vaker te vinden.” Het feit dat praktijkgericht onderzoek vaak met bruikbare en toepasbare antwoorden komt – en niet met publicaties die vervolgens moeten worden ‘gevaloriseerd’ maakt dat de hogeschool een aantrekkelijke partij is hierin.

De realiteit is dan ook dat het aantal promovendi aan hogescholen gestaag toeneemt. “Maar uiteindelijk ben je voor de diplomering afhankelijk van een universiteit, dat werkt aardig maar het is niet de zuivere route.” Het komt volgens Meijer goed uit dat sommige lectoren tevens een aanstelling hebben als hoogleraar, “maar dat is voor een volledige en gegarandeerde doorlopende leerlijn onvoldoende.”

Niet vanzelfsprekend

“Met het hbo wil OCW het gesprek voeren over onderwerpen als derde cyclus en de doorgaande en onomstreden versterking van het praktijkgerichte onderzoek.” Het is deze (ietwat cryptische) zin die het startschot geeft van de discussie, maar wat staat er eigenlijk? Hoe moeten termen als doorgaand en onomstreden worden geduid? En wat te denken van de toevoeging dat dit een “onderscheidende titel” moet opleveren?

Dat de derde cyclus nauw aan moet sluiten op de rest van de onderwijskolom, ligt volgens Meijer voor de hand. Dat betekent echter niet een doorstroom van master naar vervolgfase. “Een derde cyclus traject moet echt een aparte fase zijn. Het moet onderscheidend zijn binnen de kolom hbo en het is niet voor iedereen weggelegd.”

“Mijn insteek hierbij zou zijn dat we het onszelf wel moeilijk moeten blijven maken.” Op de eerste plaats moet de wetenschappelijke kwaliteit van het werk onomstreden zijn en tegelijkertijd moet een traject de ruimte bieden voor die aspecten die praktijkgericht onderzoek uniek maken. “Je zou veel meer moeten denken in termen van ontwerp, ontwikkeling en verandering. Revolutie zelfs.”

“Het moeten bovendien projecten zijn waar de buitenwereld een waardering voor heeft.” Die waardering zou geuit kunnen worden in de aard en financiering van het onderzoek, en ook in de wijze van beoordeling. “Je zou je voor kunnen stellen dat betrokken partijen ook een stem krijgen in de commissie, en dat een verdediging er heel anders uit gaat zien. Bijvoorbeeld een tentoonstelling of een demonstratie van een nieuw ontwikkeld apparaat.”

Niet iedereen het promotierecht

Volgens Meijer is het nog te vroeg om in de details van een mogelijke procedure en titulatuur te treden. “Dat gesprek heeft pas zin als je kwaliteit laat zien in wat je doet. Je kunt je bovendien ook voorstellen dat dergelijke projecten in kortere trajecten of misschien wel veel gemeenschappelijker samenstelling vorm krijgen. Het is in ieder geval duidelijk dat het niets mag afdoen aan de bestaande academische promotie en bijbehorende titulatuur.”

De HvA-rector zou dan ook de laatste zijn om te pleiten voor een ius promovendi voor alle lectoren in Nederland. Hij ziet net als velen dat het gemiddelde lectoraat nog altijd niet van enorme omvang is, en vaak niet meer dan een aantal jaar bestaat. “Het wordt, zeker bij de grote hogescholen, steeds beter mogelijk om massa aan te brengen, en te professionaliseren, maar we zijn er nog niet.”

“Het feit dat we nu het voorwaardelijke geloof en de ruimte krijgen om dit uit te werken is prachtig. Maar we moeten het heel voorzichtig doen. De generatie besturen die er nu zit wil dit niet om even hun spierballen te laten zien. We hebben een arbeidskrapte en daar willen we een oplossing voor zoeken.” Die zoektocht moet in goede afstemming binnen het hbo en met de universiteiten, en daarbij is het vooral belangrijk om de samenwerking te zoeken, denkt hij. “Die gemeenschappen liggen dichter bij elkaar dan bestuurders vaak denken.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK