Universiteiten overwegen ambities voor onderzoek naar beneden bij te stellen

Nieuws | de redactie
15 april 2020 | Wanneer jonge onderzoekers in tijdsnood komen voor hun onderzoek vanwege de coronacrisis, moet desnoods het ambitieniveau van het onderzoek naar beneden bijgesteld kunnen worden, zeggen universiteiten en onderzoekers. Ook op het gebied van onderwijs willen hogescholen en universiteiten coulance betrachten, onder andere door het verzachten van de 'harde knip'.

Waar de koepels er in eerste instantie vooral hamerden dat onderzoeks- en onderwijsactiviteiten vooral doorgang moesten vinden, wordt er nu een andere toon aangeslagen. Gezondheid is belangrijker dan onderzoek en er moet coulance betracht worden voor zowel studenten als onderzoekers in deze tijden. Eerder hintten verschillende instellingsbestuurders er al op dat het naar alle waarschijnlijkheid niet mogelijk zal zijn om dit jaar dezelfde onderwijs- en onderzoekskwaliteit te kunnen bieden als voorgaande jaren.

Een ‘zachte knip’

Een onderwerp dat veel aandacht krijgt in het servicedocument is de toelating, hetgeen niet verwonderlijk is omdat aan dit thema voor zowel studenten als de instellingen flinke (financiële) consequenties zijn verbonden. Zo is er gesproken over de gevolgen van de coronamaatregelen voor studenten in het laatste jaar van hun opleiding en de voorwaarde voor instroom in de masterfase. Derdejaars studenten aan de universiteit, evenals schakelstudenten ondervinden dit jaar waarschijnlijk problemen bij de afronding van de bachelor, zo schrijft de VSNU in een verklaring. Hierdoor komt ook de instroom in de masterfase in het gedrang.

Door de zogenaamde ‘harde knip’ tussen bachelor en master kunnen studenten in beginsel pas aan hun master beginnen wanneer zij de bachelor volledig hebben afgerond. “In deze bijzondere omstandigheden willen de universiteiten hier oplossingen voor aanreiken en studievertraging in de overgang van bachelor naar master voor studenten als gevolg van corona-maatregelen zo veel mogelijk minimaliseren.” Ook de hogescholen krijgen de mogelijkheid om af te wijken van de eis dat de bacheloropleiding afgerond moet zijn om deel te nemen aan een masteropleiding.

Eenduidige oplossingen zijn hier niet mogelijk schrijft de VSNU. De voorwaarden waaronder de harde knip komt te vervallen kan verschillen. “Universiteiten, opleidingen en de mogelijke aansluitingen tussen bachelor en master zijn talrijk en divers, waardoor een ‘one size fits all’-oplossing niet mogelijk is. Het kan bijvoorbeeld gaan om het creëren van een extra instroommoment, of het toelaten van studenten onder de voorwaarde dat zij voor een bepaalde datum de bachelor hebben afgerond.”

Wat de masteropleidingen in het hbo betreft is afgesproken dat zij studenten voorwaardelijk toe kunnen laten, onder de voorwaarde dat zij de instroomeisen voor 1 januari 2021 hebben behaald. Een zachte knip dus. Deze bepaling geldt ook voor studenten die beginnen aan de bachelor van de pabo. Voor de wo-masters is een dergelijke voorwaarde niet overeengekomen, maar de opleidingen zijn wel verplicht om voor 15 mei 2020 aan aspirant-studenten te communiceren wat de voorwaarden zijn voor instroom.

Heroverweging BaMa

Het beperken van de harde knip kan vanuit de politiek al op sympathie rekenen. Kamerlid Eppo Bruins van de ChristenUnie vraagt zich echter wel af of 20 jaar na de invoering van het Bachelor-Master systeem überhaupt gesproken kan worden van een succesvolle invoering. “Nu dat na 20 jaar de civiele waarde van de bachelor nog steeds onduidelijk is, misschien een idee om deze maatregel post-corona maar zo te houden?” schrijft hij op Twitter.

Een andere maatregel die de universiteiten en hogescholen met OCW zijn overeengekomen betreft de numerus fixi bij opleidingen. Door de coronacrisis is de verwachting dat de groep internationale studenten die zich aanmeldt voor een opleiding met een numerus fixus, maar uiteindelijk niet start met de opleiding, groter zal zijn dan normaal. Het ministerie van OCW besloten dat instellingen de mogelijkheid krijgen meer plaatsingsbewijzen uit te schrijven voor een numerus fixus opleiding dan de beschikbare capaciteit toelaat. Hiermee kunnen universiteiten voorkomen dat bij een verminderde internationale instroom van studenten de beschikbare capaciteit onvoldoende wordt benut.”

Financiële consequenties uitblijven onderzoeksgeld

Op het gebied van onderzoek heeft de VSNU afspraken gemaakt met NWO, NFU, ZonMw, PNN en PostdocNL. Daarin is vooral de afspraak gemaakt dat er geen generieke maatregelen komen en dat er maatwerk wordt geleverd. Al in een vroeg stadium hebben de onderzoeksfinanciers aangegeven geen interviews meer te doen voor beursaanvragen en financieringsrondes uit te stellen.

In deze laatste update van het servicedocument wordt gesproken over de mogelijke financiële consequenties voor instellingen – die voor een aanzienlijk deel afhankelijk zijn van deze geldstroom. “Wanneer de tweede geldstroom door deze maatregelen voor een langere periode kleiner wordt, kunnen financiële problemen ontstaan.” Over de exacte aard van die problemen wordt verder niet uitgeweid, maar te verwachten valt dat vakgroepen en departementen die veel onderzoek doen vanuit subsidies uit de tweede geldstroom zullen moeten interen op hun reserves wanneer nieuwe toekenningen uitblijven.

In een gezamenlijk document met uitgangspunten voor onderzoek gaan de universiteiten en financiers verder in op hoe zij omgaan met vertraging. Het niet meer kunnen raadplegen van collecties, de verminderde toegang tot laboratoria of het stilvallen van dataverzameling vormen een probleem voor veel onderzoekers. Voor promovendi komt daar de dimensie bij dat voor hen vertraging invloed heeft op het behalen van een titel, wat dankzij de bekostigingssystematiek – de promotiepremie – evengoed van invloed is op de financiële huishouding van de instelling.

Op dit punt kiezen de partijen eveneens voor maatwerk, waar bij ook het bijstellen van het ambitieniveau en het aanpassen van het onderzoeksproject als overweging meegegeven worden. “bij proefschriften of bij andere vormen van beoordelingen [is] het aantal publicaties geen maatstaf voor een proeve van bekwaamheid.”

In navolging van wat De Jonge Akademie onlangs schreef benadrukken de partijen dat deze uitzonderlijke situatie benadrukt dat de huidige vorm van het ‘erkennen en waarderen’ van wetenschappelijk activiteiten zijn langste tijd gehad heeft. “Ook […] een andere invulling van onderzoeksprojecten [kan] tot gelijkwaardige kwaliteit leiden.” Deze ontwikkelingen moeten dan ook gezien worden als onderdeel van een “onomkeerbare transitie”.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK