Hoger onderwijs heeft volgens de Inspectie veelal geen zicht op studenten

Nieuws | de redactie
14 mei 2020 | Door de coronacrisis hebben hoger onderwijsinstellingen in bijna de helft van de gevallen geen zicht op de studievoortgang van studenten. Ook zijn er zorgen over teruglopende studierendementen en de daarmee gepaarde financiële tegenvallers.

Wat hebben onderwijsinstellingen in de periode van 13 maart tot 23 april gedaan om het onderwijs zo goed mogelijk te continueren? De Inspectie van het onderwijs heeft onderzocht in hoeverre onderwijsinstellingen hierin slagen. Alle onderwijssectoren zijn bij dit onderzoek betrokken, dus ook het hoger onderwijs. De Inspectie heeft tussen 20 april en 1 mei middels een steekproef zestien hogescholen en zeven universiteiten telefonisch benaderd.

De Inspectie heeft steeds iemand gesproken die nauw betrokken was bij de coördinatie van de coronamaatregelen. Veelal waren dat CvB-leden of hoofden van stafbureaus voor het onderwijs.

Wat beklijft er na deze crisis?

Uit dit onderzoek blijkt dat bestuurders en stafleden positieve aspecten benoemen van deze crisis. Zo wordt de betrokkenheid, inzet en flexibiliteit van het personeel genoemd, en de snelheid waarmee het afstandsonderwijs is opgezet. Deze crisis heeft onderwijsinnovaties waar men toch al mee bezig was, enorm versneld, zo zeggen de bestuurders in het hoger onderwijs. Naar de toekomst toe werd door instellingen meermaals de vraag opgeworpen welke veranderingen zouden moeten of kunnen beklijven, zo ziet de Inspectie.

Het minst positief zijn de onderwijsinstellingen over de ruimte die geboden wordt door OCW en de Inspectie in deze crisis. Ook is men niet heel positief over de samenwerking met andere onderwijsinstellingen.

Iedere instelling kiest zijn eigen invulling van het bsa

Bijna al het onderwijs gaat door

Met betrekking tot de studievoortgang, zegt driekwart van het hoger onderwijs dat bijna al het onderwijs door ging in deze periode. Behalve practica, vaardigheidsonderwijs en stages: die gingen vaak niet door. Soms werden theoretische blokken van een ander studiejaar in plaats van de oorspronkelijke geplande practica of stages aangeboden. Veel instellingen benadrukten dat ze geen oplossing per blok zochten, maar een andere programmering binnen het curriculum als geheel.

Wat betreft toetsing geven de instellingen aan dat ze naar alternatieven hebben gekeken. Het overgrote gedeelte zegt gebruik te maken van online toetsen. De meeste instellingen geven aan dat zij ook werken met vervangende opdrachten en soms met mondelinge toetsen of alternatieve toetslocaties. Bijna twee derde van de instellingen geeft aan dat bij een aantal opleidingen toetsen worden uitgesteld. Dat is onder andere het geval bij toetsing waarbij fysiek contact nodig is (medische opleidingen) of waarbij gebruikt wordt gemaakt van werkplaatsen of practica.

Grootschalige opleidingen nu nóg minder zicht op studenten

Instellingen gaven aan maar beperkt te weten of alle studenten actief meededen. Omvangrijke ho-instellingen met grootschalige opleidingen hebben daar ook in gewone tijden lang niet altijd zicht op, zo zegt de Inspectie.

Een kleine helft van de instellingen heeft, voor zover de respondent weet, weinig tot geen zicht op de mate van actieve deelname van studenten. Van de ruime helft van de instellingen die zegt wél zicht te hebben op hun studenten, bijvoorbeeld in kleinschaliger settingen, geeft de helft aan dat (vrijwel) alle studenten actief meededen, de andere helft dat ongeveer driekwart van de studenten actief deelnam.

Geen inschatting te maken van studievertraging

Een ruime meerderheid durft dan ook geen inschatting te maken van het aandeel studenten dat de oorspronkelijke planning van afstuderen gaat halen. De instellingen die wel een inschatting willen maken, denken dat ze tussen 75 en 100 procent van de laatstejaars studenten volgens de oorspronkelijke planning kunnen diplomeren.

De Inspectie heeft ook navraag gedaan naar welke groepen studenten nu extra hulp nodig hebben. De meeste gevraagde instellingen benoemen dat vooral internationale studenten extra aandacht krijgen van docenten, studiecoaches en −adviseurs of andere medewerkers.

Zorgen over de februari-instroom

Daarnaast geeft bijna de helft van de instellingen te kennen extra aandacht te geven aan studenten met financiële problemen en studenten met een functiebeperking, zoals een fysieke of mentale beperking. Ook maken instelling zich zorgen over de studenten uit de februari-instroom – die nog maar een paar weken waren begonnen toen de maatregelen van kracht gingen – en over deeltijdstudenten, die gezin, werk en studie moeten combineren.

Als voornaamste belemmeringen in het organiseren en uitvoeren van aangepast onderwijs noemen instellingen de werkdruk voor docenten en het niet kunnen doorgaan van stages gecombineerd met het ontbreken van alternatieven daarvoor. Veel instellingen vinden het moeilijk dat er in deze periode maar beperkt interactie mogelijk is tussen studenten onderling of tussen docent en studenten. Maar ook sociale isolatie is een groot zorgpunt, noteert de Inspectie.

Vooruitkijkend naar het nieuwe studiejaar, maken veel ho-instellingen zich zorgen over hun financiële positie. Bij teruglopende rendementen en een mogelijk verminderde internationale instroom nemen de inkomsten af. De kosten kunnen toenemen door noodzakelijke investeringen in online didactiek, en door het beschikbaar stellen van practica voor een dubbele groep (de nieuwe lichting plus de huidige lichting studenten die nu de betreffende vakken niet kunnen volgen).


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK