“De huidige economische modellen zijn niet geschikt voor deze crisis”

Interview | door Sicco de Knecht
17 juni 2020 | “Dit is geen normale crisis. Gangbare economische modellen komen met een zweem van zekerheid die gewoon maar schijn is." Volgens hoogleraar economie Daniel Mügge (UvA) zijn voorspellingen op basis van de bestaande modellen eerder precies fout dan ongeveer goed.
Daniel Mügge – Foto: UvA (Dirk Gillissen)

“Recessie onvermijdelijk, oploop staatschuld blijft te dragen.” De coronacrisis zal leiden tot een economische krimp tussen de 1,2 en 7,7 procent, zo wist het Centraal Planbureau al eind maart te melden. Het CPB kwam met vier mogelijke scenario’s met exacte berekeningen van de te verwachten economische schade. Dinsdag kon het CPB een volgende voorlopige raming melden: het wordt 6 procent krimp.

In deze onzekere tijden grijpen partijen waaronder De Nederlandsche Bank en de Europese Commissie naar bestaande modellen om hun maatregelen op af te stemmen. Maar bieden de gebruikte modellen ons belangrijke inzichten, of levert het een schijnzekerheid die ons het verkeerde pad op leidt?

Als je het hoogleraar economie en transnationale governance Daniël Mügge (Universiteit van Amsterdam) vraagt, dan is het een vorm van schijn-houvast. “Economische modellen zoals die gebruikt worden door planbureaus of de Europese Commissie zijn niet geschikt voor deze unieke situatie. Zo’n voorspelling staat eerder in de weg dan dat zij ons veilig naar de haven van herstel brengt.”

De geboorte van ‘de economie’

Om uit te leggen waarom economische modellen op dit moment weinig soelaas bieden moeten we terug naar de kernvraag: wat is de economie? “Het idee dat er een entiteit is die je kunt beschrijven als ‘de economie’ is een concept dat nog relatief nieuw is. Dat idee heeft in de jaren ’30 van de vorige eeuw pas echt vaart gekregen.”

Daar zijn twee drijfveren voor aan te wijzen volgens Mügge, in de eerste plaats de recessie uit de jaren ’30. “Het Amerikaanse Congres wilde zicht krijgen op aard en omvang van de economische malaise. Maar de data was er niet. Dus kreeg de jonge econoom Simon Kuznets de opdracht om het Amerikaanse nationale inkomen en de instorting daarvan te berekenen. Dat nationale inkomen was de voorloper van ons hedendaags bruto binnenlands product.”

““Economische modellen zoals die gebruikt worden door planbureaus of de Europese Commissie zijn niet geschikt voor deze unieke situatie.””

Dat was een revolutionaire benadering. Tot die tijd hielden economen zich vooral bezig met individuele activiteiten, of op zijn hoogst hoe twee verschillende processen samenhingen. De tweede drijfveer was daarom een nieuwe benadering in de economische theorie – die van John Maynard Keynes. “Het Keynesiaanse denken nodigde uit om dit alles als geheel te zien – hoe allerlei radertjes van economische activiteit in elkaar haakten. Het idee daarachter was dat dat geheel meer is dan de som van haar delen.”

Een belangrijke factor in dit alles is dat Keynes en andere macro-economen geld – als in harde valuta – zien als het ‘bindmiddel’ van de economie. “Voor die tijd ging economie over producten en diensten die te verhandelen waren. Door de factor geld als leidend vergelijkingsmiddel te nemen, kun je al die activiteiten aan elkaar koppelen.” Een geldkringloop dus. Een stap die dingen ‘economisch maakt’ zodra ze uit te drukken zijn in geld. En een prachtige manier om privaat en publiek, primair, secundair en tertiaire sectoren met elkaar te verbinden. De economie was geboren.

Het bruto binnenlands product houdt blinde vlekken

Deze benadering op macroniveau kwam ook met nieuwe uitdagingen. “Grote vragen uit die tijd waren bijvoorbeeld wel of overheidsuitgaven – infrastructuur, publieke diensten of zorg – ook moest meerekenen in dat algemene plaatje.” Keynes was daar heel duidelijk over: een straat aanleggen is werk en dus deel van de economie, wie het ook betaalt of doet. “Zijn idee erachter was natuurlijk ook dat hij een actieve overheid voorstond. Dus dan moest deze activiteit ook meegerekend worden. Anders zou ‘groei’, en een positieve bijdrage van de overheid daaraan, over het hoofd worden gezien.”

“Feit is wel dat er ook heel veel niet in het bbp meegenomen wordt. Denk alleen al belangrijke aspecten van economisch gedrag zoals het uitputten van natuurlijke bronnen.” En de grensoverschrijdende verwevenheid van economische activiteit blijft maar moeilijk in nationale cijfers te vatten. Dat er bij iets ogenschijnlijk simpels als een bbp-cijfer al zo veel aannames komen kijken, is voor Mügge een cruciale reden om waakzaam te zijn ten opzichte van elk model waarin dit verdisconteert zit. “De aannames en de discussies die eraan vooraf zijn gegaan, en dat zijn er veel, zijn in de loop van de jaren verdwenen in een zwart gat.”

“”Ze zitten liever precies fout dan ongeveer goed.””

Mügge interviewde voor zijn onderzoek vele statistici, en denkt niet dat het probleem bij de modellen zelf ligt. “Statistici weten dondersgoed dat er een enorme berg aannames schuilgaat achter de cijfers. Ze waarschuwen daar ook voor. Zij zien die beperkingen.” Maar giswerk over wat de waarde is van veel van de menselijke activiteiten die slecht meetbaar zijn, daar wagen ze zich liever niet aan. “Ze zitten liever precies fout dan ongeveer goed.”

Het fundament van de economie

Dat levert vreemde situaties op. Productie voor eigen genot, bijvoorbeeld courgettes uit de eigen tuin, tellen in principe mee bij het bbp. Dat ze niet verkocht worden maakt ze niet minder veel waard. En – essentieel in deze context – aan die eigen courgettes kun je nog makkelijk een prijskaart hangen, namelijk dat van een vergelijkbare courgette op de markt.

In principe zou je volgens die logica ook dienstverlening voor eigen genot mee moeten rekenen. “Denk daarbij bijvoorbeeld aan het zorgen voor je eigen kind of het mentaal ondersteunen van een vriend. Ja, dat kun je ook door anderen laten doen en dat kost dan een bepaald bedrag.” Maar, in tegenstelling tot die courgettes, is het onmogelijk om een eenduidig bedrag vast te plakken aan opbouwend gesprek onder vrienden of zorg voor je kind. En omdat je het niet goed kunt meten, nemen wij het helemaal niet mee in de macro-economische analyses.

Resultaat is wel dat zorgtaken, nog altijd overwegend werk dat door vrouwen wordt verricht, structureel worden ondergewaardeerd. “Dat is een laag ‘onder’ de geldeconomie, die cruciaal is voor het functioneren daarvan. Maar in een economiecollege hoor je daar eigenlijk nooit iets over. Terwijl dit het fundament is waarop ‘de economie’ rust.”

Geen reguliere ‘krimp’

Zeker in tijden van de coronacrisis en lockdown verliest de reguliere macro-economische blik allerlei belangrijke activiteiten uit het oog, betoogt Mügge. “Mensen konden een tijd lang niet buiten de deur eten, dus hebben ze meer thuis gekookt. Kinderen gingen niet meer naar de opvang, maar werden thuis verzorgd. Dat zijn activiteiten waar men voorheen voor had betaald. Opeens waren ze verdwenen uit de geldeconomie. Maar dat betekent natuurlijk niet dat ze niet meer verricht werden.”

Bovendien zijn het ‘werkende’ leven en het privéleven steeds moeilijker te onderscheiden. “Natuurlijk, je gaat naar je werk, stapt in een trein, en dan werk je op je werk. Zo hebben we het altijd benaderd. Maar de ruimtelijke scheiding tussen die activiteiten is allang niet meer zo scherp, bijvoorbeeld doordat we heel veel digitaal zijn gaan doen. Door multitasking loopt alles door elkaar. Tijdens het ontbijt worden al werkmails gelezen; gedurende de laatste Zoom-vergadering van de dag staat het eten al op het vuur. In het coronatijdperk is de vermenging – noodgedwongen – enorm.”

Hoe goed kun je wat er nu gebeurt dan nog vergelijken met ‘reguliere’ economische groei en krimp? Daarover schreef Mügge onlangs een bijdrage voor de site StukRoodVlees. Zijn conclusie: in Corona-tijden heb je niet veel aan economische modellen. “De factoren die ten grondslag liggen aan deze situatie hebben niets met de economie te maken.” Waar de financiële crisis bijvoorbeeld gezien kan worden als een reactie op wat er op de beurzen gebeurde, is de coronacrisis duidelijk van een andere orde. “Het is geen ‘feedback’ op een oververhitte huizenmarkt of een internetbubbel op de beurs.” Hij vergelijkt het liever met een meteorietinslag. “Het is willekeurig, selectief en plots.”

““De factoren die ten grondslag liggen aan deze situatie hebben niets met de economie te maken.””

Toch wordt er momenteel druk op los gespeculeerd hoe de situatie wél een oorzaak te geven in de economische of maatschappelijke hoek. “Dat snap ik, dit is een welkom moment onbehagen te uiten over wat ons al langer dwarszit. Mensen zitten even thuis, kunnen reflecteren op hoe het er voorstaat in de wereld en persoonlijk. Natuurlijk is dit een kans om te zeggen: zie je wel.”

Dat betekent echter niet dat er een causaal verband is met een bepaalde economische activiteit, en al helemaal niet dat er lessen te trekken zijn uit eerdere crisis. “Aan standaard draaiboeken voor economische crises hebben we nu niet veel.” De lockdown, het wegvallen van inkomsten en de enorme investeringspakketten van overheden zijn van een aard die geen precedent kent.

Zweem van zekerheid

Desalniettemin weerhouden deze argumenten de planbureaus en overheden er niet van om toch met prognoses te komen van de te verwachten economische krimp. “Het is niet duidelijk waar je nu precies mee bezig bent als je nu een cijfer produceert voor de economische groei. Natuurlijk, je hebt een model en als je daar data ingooit rolt er een cijfer uit, maar wat zegt dat nu helemaal in zo een dynamische en unieke situatie?” Begin mei leek het alsof in Zuid-Europa het hele toerisme-seizoen zou wegvallen; nu maakt men zich er klaar voor toch een hoop vakantiegangers.

Aangezien er in korte tijd zo veel variabelen bij zijn gekomen die een dergelijk model wel degelijk mee zou moeten nemen, is de waarde van een prognose verwaarloosbaar. “Dat model gaat geen rekening houden met de gewijzigde parameters tenzij jij dat invoert. Om dat betrouwbaar te kunnen doen heb je veel vergelijkbare waarnemingen nodig, liefst op lange termijn, en die zijn er simpelweg niet.”

Openen dergelijke voorspellingen niet het gesprek over economische ontwikkelingen en welke beleidsopties er moeten worden overwogen? “Dat zullen ze zeker doen, maar wel met een zweem van zekerheid die gewoon maar schijn is. Dit is geen normale crisis. Als dit soort cijfers gepubliceerd worden door een centrale bank of statistisch bureau komen ze altijd met een bijsluiter. Maar drie artikelen later is dat toch verworden tot een kop met: zes procent krimp.”

Een proxy voor banen?

Alles leuk en aardig, maar economische krimp en banen hebben toch wel degelijk iets met elkaar te maken? “Dat is lang zo geweest, het is ook nog zo. Maar die koppeling neemt steeds verder af. Eigenlijk zien we de laatste jaren juist dat bijvoorbeeld de grote financiële bedrijven of tech-reuzen heel veel gemeten economische groei kunnen bewerkstelligen zonder daar veel mensen een baan voor te geven.

Heeft het kabinet dan ongelijk als het zegt dat hij door KLM te steunen er banen behouden blijven? “Op de korte termijn is dat natuurlijk zo, maar de vraag is af je jezelf niet vastketent aan een achterhaalde economische activiteit. Wil je banen koppelen aan het feit dat vliegtuigen op dezelfde schaal als voor de crisis blijven vliegen? Misschien had je die mensen beter een sociaal vangnet kunnen bieden, of een andere vorm van bestaanszekerheid?”

“”Wil je banen koppelen aan het feit dat vliegtuigen op dezelfde schaal als voor de crisis blijven vliegen?””

Als proxy voor banen is economische groei dus niet per se geschikt. “We kunnen steeds meer produceren met steeds minder mensen. Maar de werknemers hebben daar in de regel niet veel aan. Behalve dat ze harder moeten werken. De eigenaren van het kapitaal romen de winst af; bij de mensen die het werk doen komt steeds minder terecht.”

Tijd voor het basisinkomen?

Het is in wezen wat Piketty in de minst gelezen bestseller aller tijden betoogt. Namelijk dat arbeid steeds minder is gaan ‘lonen’ dan het bezit van kapitaal – maar dat een groeiend deel van de wereldbevolking geen andere optie heeft dan te werken. Steeds harder en efficiënter voor relatief steeds minder welvaart. “De rest van ons moet aan de bak zien te blijven om rond te komen en ondertussen bieden we allemaal tegen elkaar op – tot op het maximale dat ons salaris toestaat – om de schaarse woningen die er zijn te weten te bemachtigen. Wanneer je elke extra euro die je hebt opbiedt tegen de ander die in datzelfde huis wil wonen dan komt het geld uiteindelijk terecht bij degene die toch al veel heeft.”

In het kort wordt het volgens Mügge dan ook nu wel eens tijd om na denken of we economische groei en de bestaanszekerheid van mensen los kunnen koppelen van elkaar. Het is een discussie waarin al snel het woord ‘basisinkomen’ valt. De laatste jaren kwam deze op het niveau van overheden niet echt van de grond maar de eerste tekenen van een doorbraak zijn daar. Zo voerde Spanje onlangs versneld een basisinkomen voor alle inwoners in, als vervanging van alle subsidies en basis voor elke inwoner zonder werk. De coronacrisis heeft veel huishoudens van een inkomen beroofd, en de socialistische regering ziet dit als de beste oplossing.

De economische modellen beperken volgens Mügge de creativiteit die nodig is om na te denken over de nieuwe situatie, na corona. “Als je terug blijft denken aan de bestaande werkwijzen dan ga je er niet komen. Een minister of hoge ambtenaar wordt in deze crisissituatie gedwongen om snel een plan te maken, en grijpt daarbij terug op de modellen die er zijn. Natuurlijk is het fijn dat je gelijk een grafiek kunt uitdraaien, maar geeft die werkelijk een indicatie van hoe het land ervoor staat?”

““Wat duidelijk is geworden, is dat onze economie eigenlijk te weinig ruimte verschaft om voor elkaar te zorgen.” “

“Wat wel duidelijk is geworden is dat onze economie eigenlijk te weinig ruimte verschaft om voor elkaar te zorgen,” en dat is volgens Mügge een net zo belangrijk probleem als de vraag of mensen banen hebben. “Een scenario waarin we bijvoorbeeld de werknemers van de KLM bijvoorbeeld in de zorg terechtkomen zit niet in het cognitieve keurslijf waarin Wopke Hoekstra leeft. Op een ministerie van Financiën wil men een grafiek zoals men die kent, met een duidelijke lijn erin.”

“Waar het vooral op stukloopt is dat veel beleidsprocessen een vrij routinematig karakter hebben. Ze gaan bovendien vooral uit van geldstromen. Des te dichter je daarbij komt, des te ‘mechanischer’ het wordt en des te minder ruimte voor echte overpeinzingen je overhoudt. Ik denk dat er heus wel mensen zijn die dicht bij het vuur zitten die de niet-financiële en niet-kwantificeerbare overwegingen hebben. Maar ze krijgt ze bijna niet geïnjecteerd in de beleidsprocessen.” Want hoe vertaal je een inzicht dat niet uit te drukken valt in de standaardposten zoals belastingen, subsidies, koopkracht en reserve in datzelfde financiële beleid? “Dat zijn fijne knoppen waar je aan kunt draaien, maar een echte paradigma-shift krijg je daar niet in verwerkt.”

Lage inflatie is juist het probleem

De extra uitgaven van de overheid worden nu nog primair gefinancierd door het aangaan van extra schulden. De vraag is hoe lang dat zo zal blijven. “Gezien de ontzettend lage inflatie kan dit ook het goede moment zijn om gewoon geld bij te drukken.” Nederland kan dat niet in zijn eentje beslissen, dat moet via de muntunie, maar het is zeker een optie stelt hij. “We zetten de drukpers een dagje aan, rijden een berg 100 eurobiljetten het Binnenhof op, en dan kunnen we daar de zzp’ers mee betalen. Technisch gezien is dat geen enkel probleem.”

In de praktijk zou er natuurlijk geen vrachtwagen met geld aan pas komen. Een overheid zou geld kunnen ‘lenen’ van haar centrale bank – in dit geval de Europese Centrale Bank – met de afspraak dat dat feitelijk niet terugbetaald hoeft te worden. Volgens de actuele Europese regels mag dat niet. Maar technisch en economisch is het geen probleem. “Het is dus een kwestie van politieke wil,” concludeert Mügge.

Neemt de inflatie dan niet toe, en brengt dat geen risico’s met zich mee? “De inflatie zal zeker stijgen, maar de vraag is of dat erger is dan nu veel meer schulden aangaan. Op dit moment is het probleem vooral dat de inflatie al zo lang ongekend laag is. Dat remt de koopkracht van mensen omdat inflatie, mits gecompenseerd in de inkomens, de relatieve last van schulden juist laat slinken.” Inflatie is dus eigenlijk een heel prettig verschijnsel stelt Mügge. “Het zorgt ervoor dat de waarde van kapitaal – en met name van uitstaande leningen – langzaam afneemt. Dat houdt ongelijkheid in bedwang.”

““De beurzen zijn de afgelopen jaren door het dak gegaan door al het beschikbare geld.””

Op de vraag waarom die inflatie maar niet wil toenemen heeft Mügge wel een antwoord. “Tot nu toe heeft men geprobeerd door de rente bij de ECB heel laag te houden, de beschikbaarheid van geld hoog te maken. De gedachte daarachter was dat dit vanzelf de inflatie op zou drijven.” Dat is echter niet de uitkomst geweest, ook omdat het geld niet primair in de portemonnees van burgers belandt.

Het extra beschikbare geld moet natuurlijk wel ergens heen. “De beurzen zijn de afgelopen jaren door het dak gegaan. Wat je ziet is dat rijke mensen meer zijn gaan lenen om het geld vervolgens op de aandelenmarkt te laten groeien. En ook al zijn er genoeg beursgenoteerde bedrijven die sinds de beursgang nog geen euro winst hebben gemaakt, hebben de investeerders er wel op verdiend. Geen gezonde ontwikkeling. Maar je bent dief van je eigen portemonnee als je geld dat je hebt, niet investeert.”

Voor de gewone Nederlander of Europeaan is lenen om te investeren geen optie. “Die heeft doorgaans niet genoeg vermogen om die risico’s aan te gaan. Vrij besteedbare inkomens blijven beperkt omdat zoveel opgaat aan huisvesting.” Sterker nog, stelt Mügge, zodra het besteedbaar inkomen groeit, groeien ook de huizenprijzen mee.

Ongelijkheid neemt eerder toe dan af door corona

“Uiteindelijk hebben we een situatie overgehouden waarin een grote groep mensen nooit aan een huis kan komen, een andere grote groep misschien net een eigen huis kan kopen in hun leven, en een vrij kleine groep bovenaan de rest van de rijkdom ophoopt.”

Deze toplaag van de samenleving is in de regel vrij anoniem. “Het is niet dat ze zich verstoppen. Maar omdat veel van hun eigendommen en investeringen in een beleggingsfonds zitten, kom je er niet zomaar achter wie ze zijn.” Achter vastgoedfondsen die hele winkelstraten in bezit hebben, staan uiteindelijk eigenaren. Maar wie dat zijn, wordt nooit zichtbaar.

Als er een ding duidelijk is geworden, dan is het dat de rijksten der aarde vooralsnog weinig last hebben gehad van de coronacrisis. Sterker nog, acht Amerikaanse miljardairs waaronder Jeff Bezos (Amazon) en Elon Musk (Tesla, SpaceX) zagen hun vermogen met miljarden groeien in de coronacrisis. Dat terwijl er in datzelfde land tientallen miljoenen inwoners werkloos zijn geworden in die tijd.

Mügge ziet deze periode dan ook als een gemiste kans. “Dit was het moment voor de welvarende klasse om solidariteit te tonen. Dat door bijvoorbeeld geen huur te innen of juist soepel om te gaan met mensen die niet naar hun werk konden.” Dat is niet gebeurd, behalve misschien in landen waar de overheid dit heeft afgedwongen. “Maar linksom of rechtsom zal deze herverdelingskwestie een keer opgelost moeten worden. En het lijkt me hoog tijd om deze aan de orde te stellen.”

Toch is er hoop, want stiekem hebben er al een paar hele ferme paradigmaveranderingen plaatsgevonden. Wat betreft steun voor mensen in financiële problemen leek heel Nederland direct akkoord. “We hebben hele grote steunpakketten gezien aan allerlei beroepsgroepen in de samenleving, over het algemeen heeft niemand gemord dat mensen die letterlijk thuis op de bank zaten alsnog een uitkering kregen.”

“Deze crisis heeft ook laten zien hoe gemakkelijk het kan gaan. Hoeveel opstootjes waren er nu helemaal rond de maatregelen omtrent de crisis?” Dit is ook zeker iets voor de evaluatie na corona, het geeft volgens Mügge in ieder geval een indicatie van wat er allemaal nu werkelijk ‘onveranderbaar’ is en wat niet.

Literatuurverwijzingen

The Revenge of Political Arithmetick. Economic Statistics and Political Purpose

Daniel K. Mügge . Fickle Formulas Working Paper 2-2019. (link)

Globalization and the growing defects of international economic statistics

Lukas Linsi & Daniel K. Mügge. Review of International Political Economy. Volume 26, 2019, Issue 3 (OA link)


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK