Promotiestudenten zijn een aanwinst voor het Nederlandse promotiestelsel

Opinie | door Lou de Leij & Marjan Koopmans & Petra Rudolf
17 september 2020 | Eerste geldstroompromovendi voor vernieuwend onderzoek zijn een uitzondering geworden in Nederland. Promotiestudenten bij de Rijksuniversiteit Groningen laten zien dat dit onderzoek door jong talent weer mogelijk is.

Op 23 december 2015 werd de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) ‘Besluit experiment promotieonderwijs’ van kracht. Zoals eerder bediscussieerd, maakt promotieonderwijs het mogelijk om meer promovendi op te leiden en hen ook beter voor te bereiden op hun loopbaan na promotie. Zowel de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) als de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) dienden een voorstel in bij de Minister en konden in september 2016 starten met hun programma. De RUG mocht in deze eerste fase 850 plaatsen invullen en de EUR 15.

Inmiddels zijn we vier-en-een-half jaar verder, is de eerste fase geëvalueerd en opende de Minister op 28 juni 2019, op aandringen van de Tweede Kamer, een tweede aanvraagronde. Vanwege de voorwaarden in de AMvB konden alleen de RUG en de EUR in deze ronde participeren en heeft uiteindelijk alleen de RUG een vervolgaanvraag voor 650 additionele plaatsen ingediend. Deze werd op 10 februari 2020 goedgekeurd. In dit artikel reflecteren we op onze ervaringen uit de eerste fase en kijken we vooruit naar onze inzet voor de vervolgfase.

We zijn te lang in onzekerheid geweest

Hoewel we overtuigd voorstander zijn van promotieonderwijs, was het aanvankelijk voor ons geen eenvoudige beslissing om een vervolgaanvraag in te dienen. Dat klinkt vreemd, maar komt doordat we (bijna te) lang in onzekerheid zijn geweest over de vraag of we nu wel, of niet, door mochten gaan met het programma. Het animo van aspirant-promovendi om te participeren was vanaf de start zeer groot. Hierdoor was het toegezegde quotum van 850 plaatsen niet binnen de geanticipeerde vijf, maar binnen twee-en-een-half jaar vol.

Omdat de Minister in eerste instantie niet positief tegenover een vervolg stond, leek uitbreiding van het quotum niet mogelijk. Hierdoor moest de instroom begin 2019 stoppen. Los van het feit dat dit voor veel geïnteresseerde masterstudenten erg vervelend was, heeft het ontbreken van continuïteit tussen de eerste fase en een eventuele vervolgfase tot veel interne discussie geleid.

Hoe kan het promotieonderwijs beter?

Een beleid waarin eerst wel, dan niet en dan mogelijk weer wel promotiestudenten worden toegelaten, is lastig. Omdat we het toch belangrijk vinden om ook de komende jaren verder uit te zoeken hoe in Nederland promotieonderwijs het beste vormgegeven kan worden, hebben we uiteindelijk de beslissing genomen om de vervolgaanvraag wel in te dienen en zijn we blij dat deze gehonoreerd is. Alle Groningse faculteiten participeren weer in het vervolgprogramma en ook de Universiteitsraad steunt dit besluit in grote meerderheid.

Voor het vervolg van ons promotieonderwijsprogramma zullen we niet alleen inzetten op praktische verbeteringen, maar hebben we ook een additionele invalshoek gekozen. De RUG gaat onderzoeken of het mogelijk is om promotiestudentposities – wederom extra plaatsen gefinancierd uit de eerste geldstroom – in te zetten voor het verkennen van nieuwe vormen van wetenschapsbeoefening.

Hierbij denken we bijvoorbeeld aan vernieuwend interdisciplinair onderzoek en bijbehorend promotieonderwijs. Hoewel interdisciplinair (promotie)onderzoek door velen als belangrijk gezien wordt, is dit vanuit de gebruikelijke financieringsbronnen moeilijk te bekostigen.

Op bescheiden schaal positieve ervaringen

In het kader van de eerste fase van het promotieonderwijsprogramma hebben we op bescheiden schaal positieve ervaring opgebouwd met, door promotiestudenten zelf vormgegeven, interdisciplinaire onderzoeksprojecten. In het vervolgprogramma kunnen meer promotiestudenten, als ze dat willen, dergelijke samenwerkingsprojecten starten. Ook zal het voor hen gefaciliteerd worden om gezamenlijke projecten te bedenken en uit te voeren met onderzoekers bij internationale partneruniversiteiten of met maatschappelijke partners zoals overheid, industrie en NGO’s.

De eerste fase van het Groningse promotieonderwijs is goed verlopen. Op sommige punten is uiteraard verbetering mogelijk en deze zullen in de tweede fase, waar mogelijk, aangepakt worden. Verbeteringen worden doorgevoerd aan de hand van de uitkomsten van de door de Groningen Graduate Schools uitgevoerde, jaarlijkse zelfanalyses en de zeer uitvoerige, landelijke tussentijdse evaluatie.

Het is jammer dat PNN altijd negatief is geweest

Deze laatste studie is uitgevoerd door het door de Minister aangewezen, onafhankelijke onderzoeksbureau CHEPS. Tenslotte zijn ook sommige punten meegenomen die genoemd worden in het door het Promovendi Netwerk Nederland (PNN) eind verleden jaar gepubliceerde en door (een minderheid van de) Groningse promotiestudenten ondertekende Manifest. Het is jammer dat het PNN vanaf het allereerste begin – ruim voor de start van ons programma – steeds erg negatief geweest is over promotieonderwijs.

Hun (onterechte) kritiek op ook het positieve rapport van CHEPS heeft ertoe geleid dat de Minister twee deskundigen gevraagd heeft hier nog eens kritisch naar te kijken. Deze onafhankelijke deskundigen hebben de wetenschappelijke werkwijze en de conclusies van CHEPS vervolgens als adequaat beoordeeld. Het is onbegrijpelijk dat PNN ook een klacht heeft ingediend tegen CHEPS bij de wetenschappelijke integriteitscommissie van de Universiteit Twente. Dit is nodeloos beschadigend en zal hopelijk snel ongegrond verklaard worden, zodat dit hoofdstuk afgesloten kan worden.

Bij het implementeren van verbeteringen kan niet getornd worden aan de regels van de AMvB, namelijk dat promovendi binnen het experiment geen werknemer met salaris, maar (promotie)student met beurs zijn. De netto beurs is, conform afspraken binnen de VSNU, gelijk aan het netto maandinkomen van een eerstejaars werknemerpromovendus. Deze beurs wordt niet – zoals gebruikelijk – als brutobedrag uitbetaald, maar ‘fictief verloond’. Dit is belangrijk, want het ondervangt veel van de bezwaren tegen het vroegere ‘bursalensysteem’ van vóór 2009.

De promotiestudenten hebben recht op sociale voorzieningen

De huidige promotiestudenten hebben hierdoor recht op sociale voorzieningen, zoals ziekte- en zwangerschapsverlof, WW en het aanvragen van toeslagen. Belangrijk is ook dat de RUG alle internationale promovendi met een (vaak veel te lage) beurs uit eigen land een op dezelfde wijze verloonde ‘top-up’ beurs geeft. Hierdoor wordt hun status dezelfde als die van Nederlandse promotiestudenten en hebben ze hetzelfde fatsoenlijke netto-inkomen en dezelfde fiscale, sociale en juridische zekerheid.

Het is goed om te bedenken dat Nederland, ook zonder promotieonderwijs, een gemengd promotiestelsel heeft, waarin de voorwaarden voor de verschillende categorieën promovendi op punten van elkaar verschillen. In tegenstelling tot wat soms gedacht wordt, is minder dan de helft van de promovendi in Nederland werknemerpromovendus (zie VSNU-website). Naast werknemerpromovendi zijn er in Nederland veel ‘buitenpromovendi’ (die hun promotieonderzoek zelf bekostigen) en extern gefinancierde promovendi (die een aanstelling hebben bij een andere werkgever dan universiteit of UMC) en is er eveneens een grote groep internationale promovendi met een beurs uit het land van herkomst.

Promotieonderwijs is een verbetering voor buitenlandse beurspromovendi

Het promotieonderwijs voegt enerzijds aan dit pallet de extra categorie ‘promotiestudenten’ toe, maar zorgt anderzijds, door de top-up beurs, voor een aanmerkelijke verbetering van de, nu vaak slechte omstandigheden van buitenlandse beurspromovendi, namelijk door hen qua voorwaarden gelijk te stellen aan promotiestudenten.

Promotieplaatsen gefinancierd uit de eerste geldstroom zijn aan de Nederlandse universiteiten een zeldzaamheid geworden. Dankzij het promotieonderwijs heeft de RUG nu weer een groot aantal eerste geldstroompromovendi. Hierdoor hebben aspirant-promovendi in Groningen een reële, extra mogelijkheid om een promotieplaats te bemachtigen voor het waarmaken van hun wetenschappelijke droom.

Om aspirant-promovendi zo goed mogelijk te helpen met het maken van een keuze wordt er bij de start van de vervolgfase van het promotieonderwijs uitgebreid voorlichting gegeven. Vergeleken met andere promotieplaatsen is een promotiestudentpositie deels hetzelfde en deels anders. Het hoofddoel is, uiteraard, onderzoek (leren) doen en daarop te promoveren. Dat is voor alle promovendi gelijk. Maar, in tegenstelling tot bijvoorbeeld werknemerpromovendi die op een (meestal extern verworven) project van een universitair staflid aangesteld worden, hebben promotiestudenten een beurs en geen salaris.

Onbeperkt toegang tot een opleidingsprogramma

Dat kan als een nadeel gezien worden, maar daar staat tegenover dat ze wel de vrijheid hebben om zelf hun promotieonderwerp en begeleider(s) te kiezen om vervolgens hun eigen, nieuwsgierigheid-gedreven onderzoeksvoorstel vorm te geven. Ook een goede voorbereiding op de loopbaan na promotie is een belangrijk doel van het promotieonderwijs. Hiervoor hebben promotiestudenten in Groningen onbeperkt toegang tot een speciaal voor hen ontwikkeld opleidingsprogramma: de ‘Career Perspectives Serie’ (CPS).

Het heeft veel discussie en moeite gekost om te komen tot de vervolgaanvraag. Nu deze gehonoreerd is, gaan we met een nog beter programma het volgende contingent promotiestudenten opleiden. Onze ervaringen tot nu toe laten zien dat promotiestudenten, als extra categorie, een aanwinst zijn voor het Nederlandse promotiestelsel. Als de eindevaluatie van het experiment eind 2021 positief uitvalt, zou wetgeving snel doorgevoerd moeten worden. Dan komt de continuïteit in Groningen niet weer in gevaar en kunnen andere universiteiten het voorbeeld van de RUG volgen.

Lou de Leij :  Dean van de Groningen Graduate Schools

Lou de Leij is hoogleraar medische biologie aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Marjan Koopmans :  Projectleider Groningen Graduate Schools

Marjan Koopmans is senior beleidsmedewerker onderzoek en onderwijs aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Petra Rudolf :  Petra Rudolf, Dean of Graduate Studies RUG

Petra Rudolf is Dean of Graduate Studies RUG. Rudolf, hoogleraar Experimentele Vaste Stof Fysica aan de Faculty of Science and Engineering.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK