Wetenschappelijke integriteit is geen afvinklijstje

Verslag | door Eva Baaren
20 oktober 2020 | Afgelopen donderdag ontvingen veertigduizend wetenschappers een uitnodiging voor de nationale enquête over onderzoeksintegriteit. De uitrol van die enquête startte met een online symposium. Daar bleek dat onderzoeksintegriteit nog helemaal niet zo simpel is.
Jeroen de Ridder opent het symposium over onderzoeksintegriteit. Foto: NSRI

Wetenschappers moeten niet alleen elkaar controleren, maar ook luisteren naar mensen met vakkennis buiten de academie. Met die boodschap kleurde microbioloog en NRC-columnist Rosanne Hertzberger het Symposium on Research Integrity afgelopen donderdag het meest. De bijeenkomst markeerde de lancering van een nationale enquête over het onderwerp, waarvoor alfa-, bèta- en gammaonderzoekers in heel Nederland een uitnodiging ontvingen. Tijdens het evenement, dat georganiseerd werd door het netwerk voor onderzoeksintegriteit (NRIN) en een interdisciplinair onderzoeksteam onder leiding van VU- en AUMC-professor Lex Bouter, stond de vraag centraal hoe integriteit in wetenschappelijk onderzoek beter gewaarborgd kan worden. 

Arrogantie

Onderzoekers uit met name de biomedische en gedragswetenschappen spraken over ervaringen en oplossingen. Hertzberger benoemde daarbij als enige de positieve rol van de wereld buiten de universiteit. Van alle instituten krijgt de wetenschap nog steeds het meeste vertrouwen uit de maatschappij, benadrukte de onderzoeker, misschien zelfs te veel. Maar in die maatschappij, zo betoogde ze even later tijdens de paneldiscussie, zitten ook de mensen die wetenschappelijk onderzoek van een afstandje kunnen beoordelen en bekritiseren. Daarbij vond ze het nogal “arrogant” als de wetenschap denkt dat niemand buiten de academie verstand heeft van goed onderzoek: “Er werken genoeg hoogopgeleide onderzoekers in andere sectoren, waaronder velen met een doctorsgraad.”

Open Science

Afgezien van de kritische noot van Herzberger bestond het leeuwendeel van de middag uit ervaringen en oplossingen voor meer transparantie en controle voor en door onderzoekers zelf. Zo kwam preregistratie ter sprake: een handeling waardoor onderzoeksplannen van tevoren worden vastgelegd en met anderen gedeeld. Tevens werd benadrukt dat ruwe onderzoeksresultaten, voor zover privacywetgeving het toelaat, zoveel mogelijk openbaar moeten worden.

Toch werd uit de presentaties ook duidelijk dat transparante manieren van werken geen garanties geven. Zo vertelt methodoloog van de Universiteit van Tilburg Klaas Sijtsma dat de wetenschapscommissie van zijn universiteit, aangesteld na de affaire-Stapel, met zijn data-beleid en controles wisselende successen boekt: “Het bewustzijn over en begrip transparantie groeit. Tegelijkertijd zijn onderzoekers nog steeds bang om hun data openbaar te maken. Ze komen vaak pas in actie vlak voordat er zo’n controle plaatsvindt.”

Het vastleggen van procedures voorkomt evenmin dat er denkfouten worden gemaakt. Sijtsma pleit voor een betere samenwerking met methodische deskundigen, niet in de laatste plaats statistici. Mensen willen het vaak zelf doen, maar statistiek is moeilijk en soms contra-intuïtief, laat hij middels enkele opeenvolgende slides zien. “Onderzoekers moeten leren situaties te herkennen waarin ze externe hulp nodig hebben.”

Herhaalde onderzoeken moeten ook meetellen

Ook binnen het eigen vakgebied worden discrepanties niet altijd ontdekt. Bert Bakker, docent-onderzoeker politieke communicatie aan de UvA, vertelt dat hij pas merkte dat andermans publicatie niet klopte toen hij datzelfde onderzoek met een eigen sample probeerde te herhalen en geen enkel vergelijkbaar resultaat kon ontdekken. Het tijdschrift waar het oorspronkelijke onderzoek in had gestaan wees het artikel van Bakker tot zijn eigen verbazing af.

Het repliceren van onderzoek is volgens Bakker ontzettend belangrijk. Daarin krijgt hij even later ook bijval van de in Tilburg werkende psycholoog Michèle Nuijten. “Maar”, zo nuanceert Nuijten, “begin eerst maar eens met het reproduceren van precies hetzelfde onderzoek. Dus nog zonder nieuwe sample en gewoon alles stap voor stap herhalen.”

Daniel Lakens, experimenteel psycholoog aan de TU Eindhoven, onderschrijft op zijn beurt Bakkers punt rondom de neiging van wetenschappelijke tijdschriften om positieve resultaten te verkiezen boven negatieve. “Negatieve resultaten zijn net zo belangrijk”, zegt Lakens. “Ook zij verdienen publicatie in de hoogst scorende tijdschriften.”

Geen afvinklijstje

“De wetenschap heeft af en toe wat lucht nodig”, vat neurowetenschapper en ZonMw-directeur Jeroen Geurts de middag via een ingestuurde video samen. Hij benadrukt dat integriteit geen afvinklijstje is, maar een diep doorvoelde manier van werken. Hoewel hij hem niet beantwoordde, raakte hij samen met de observatie van Lakens een fundamentele vraag: wat moet de wetenschap, en misschien ook het onderwijs, met de onderliggende systemische oorzaken die deze diepgevoelde manier van werken klaarblijkelijk tegenhouden?

“De enquête-uitslag biedt hopelijk aanknopingspunten om daarover verder in gesprek te gaan”, zegt survey-ontwerper, integriteitsonderzoeker en epidemioloog Gowri Gopalakrishna na afloop tegen ScienceGuide. “Uit eerder onderzoek is gebleken dat slechts twee procent van de gevallen gaat om ernstige gegevensvervalsing. De rest is vooral sloppy science.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK