De beste selectie is zelfselectie

Opinie | door Lisa Westerveld
18 november 2020 | “Dames en heren bestuurders: heb wat meer vertrouwen in de studenten die uw instelling hebben gekozen. Je neemt jongeren niet tegen zichzelf in bescherming door ze de deur te wijzen.” Kamerlid Lisa Westerveld zet uiteen waarom zij voor het afschaffen van het ‘bindend’ studieadvies is.

Kwalitatief goed onderwijs gaat wat mij betreft hand in hand met inspraak van studenten en medewerkers. Niemand is meer gebaat bij kwaliteit en goede randvoorwaarden dan zij. Bovendien weten we dat inspraak, vertrouwen en verantwoordelijkheid ook bijdragen aan kwaliteit. In organisaties waarin mensen gezien en gewaardeerd worden, is de betrokkenheid ook groter. In die context plaats ik het liefst het onderwijs op hogescholen en universiteiten. Als plek waar een gezamenlijke verantwoordelijkheid is, een plek waar ruimte is voor ontwikkeling, maar ook ruimte om verkeerde keuzes te maken, daarvan te leren en weer door te gaan.

Sinds ik het woord voer over hoger onderwijs, heb ik diverse voorstellen gedaan om bezuinigingen ongedaan te maken, inspraak te versterken en docenten te ondersteunen. Geen daarvan bracht zoveel reacties teweeg als mijn onlangs aangenomen motie voor een adviserend, in plaats van een bindend studieadvies (BSA).

Herstellen van de wet kan juist de sleutel zijn voor een meer persoonlijke aanpak. Ik heb het negatief bindend studieadvies altijd als een weinig elegante oplossing gezien voor het probleem dat sommige studenten niet op de juiste plek zitten of hun draai niet kunnen vinden op de opleiding. Niet voor niets zijn de studentenorganisaties blij dat de Tweede Kamer, na een discussie van vele jaren, een stap zet waardoor het studieadvies weer een volwassen gesprek wordt tussen student en opleiding.

Studiesucces bleek helaas een eufemisme

Mijn persoonlijke strijd gaat langer terug. Tijdens mijn voorzitterschap van de LSVb kwam het begrip ‘studiesucces’ in de mode. Een term die iedere student als muziek in de oren zou moeten klinken, omdat ‘studiesucces’ de schijn wekt dat iedereen de kans krijgt het maximale uit zijn studiejaren te halen. Helaas bleek het een eufemisme, en werd het begrip al snel versmald tot ‘het halen van een diploma binnen de nominale studieduur’.

Daar waren de effecten ook naar. Zo begonnen steeds meer opleidingen te experimenteren met een bindend studieadvies en andere rendementsmaatregelen zoals P-in-2 en B-in-5 (het aantal jaren waarbinnen de propedeuse of bachelor moest worden gehaald). Het werd zelfs één van onze grootste uitdagingen om toenmalig onderwijsminister Ronald Plasterk ervan te overtuigen dat een bindend studieadvies na drie maanden geen goed idee was, terwijl de onderwijskoepels hem juist probeerden over te halen dit in zijn meerjarenvisie op te nemen, samen met de mogelijkheid om studenten na vijf jaar alsnog de deur te kunnen wijzen.

Als LSVb-voorzitter hoorde ik uit eerste hand tientallen schrijnende verhalen van studenten die met een negatief bindend studieadvies te maken kregen. Van studenten met een handicap tot een student die in het jaar van overlijden van haar vader de norm niet haalde en mocht vertrekken.

Foutjes in de bedrijfsvoering

Toen ik dit als LSVb-voorzitter aankaartte werd ik nauwelijks serieus genomen. “Foutjes in de bedrijfsvoering,” kreeg ik letterlijk terug van een voorman van de universiteiten. Want het zou maar gaan om enkele studenten.

Ik denk dat het aantal schrijnende gevallen nog steeds wordt onderschat, en vraag me ook af of er oog is voor studenten die simpelweg moeite hebben om hun draai te vinden. Net gewend zijn aan een nieuwe stad, eindelijk een betaalbare kamer hebben, en weer mogen vertrekken. Dat komt hard aan als je net van de middelbare school komt, uit een familie die je met moeite kan ondersteunen – of zelfs helemaal niet.

Datzelfde geldt voor het argument dat het instrument om studenten weg te kunnen sturen essentieel is voor studiesucces. Als je studiesucces afleest aan de hand van instellingsrendementen, zal dat best kloppen. Maar als het gaat om kwaliteit, is dat pure armoede. En of dit opweegt tegen het persoonlijke leed en de stress van eerstejaars? Daarover heb ik nog geen onderzoek gezien.

Naar hartenlust cherrypicken

Onderzoek dat er is, laat een wisselend beeld zien van de effectiviteit van het BSA. Zowel voor- als tegenstanders kunnen daarom naar hartenlust cherrypicken. Het instrument is bijvoorbeeld effectief in het beperken van de uitval in latere jaren. Maar het lijkt niet te doen waarvoor het bedoeld was, namelijk in een vroeg stadium uitvinden of een student geschikt is voor de opleiding.

Maar de kernvraag is, wat mij betreft, of dit opweegt tegen de nadelen. Niet alleen omdat het vaststellen van studiesucces via snelle resultaten een nogal beperkte benadering is. Ook omdat het raakt aan de vraag hoe we studenten zien: als consument, of als volwaardig deelnemer  – en dus ook voornaamste verantwoordelijke – in het onderwijsproces. Het zal niet verrassen dat ik voorstander ben van de laatste benadering.

Niemand hoeft verantwoordelijkheid te dragen

Dit vraagt om wederzijdse betrokkenheid. In haar boek ‘De mooiste tijd van je leven? Een nieuwe kijk op studiesucces’, beschrijft Toske Andreoli hoe aanwezigheidsplicht en bindende studieadviezen een afstandelijke relatie tussen instelling en student creëren. Het is immers niet meer iemand op de opleiding die een student hoeft aan te spreken, maar het is een geautomatiseerd proces geworden, waarbij niemand verantwoordelijkheid hoeft te dragen over het welbevinden van de student.

Het feit dat bijna de helft van de studenten na een negatief BSA dezelfde opleiding aan een andere instelling volgt, roept bij mij in ieder geval de vraag op of er wel sprake is geweest van begeleiding. Dat soort percentages suggereert dat veel studenten simpelweg zijn weggestuurd, zonder advies. Dat sommige instellingen totaal geen zicht hebben op of belangstelling tonen voor de plaats waar de afgewezen student terechtkomt, is al even helder. Wanneer begeleiding wel op orde is en doorverwijzing soepel loopt, rijst natuurlijk de vraag waarom we per se een eenzijdig bindend advies nog hebben.

Veel meer begrip heb ik voor docenten die terecht aangeven dat de toegenomen studentenaantallen zorgen voor extra werkdruk. Maar ook daarvoor is het wegsturen van studenten geen oplossing. Zij vertrekken naar een andere opleiding, en het lijkt me aannemelijk dat de motivatie niet bepaald groter is geworden.

Bestuurders, help mij in de lobby om de werkdruk verlagen

Bovendien, als de werkdruk het grote pijnpunt is, dan zou het toch voor de hand liggen dat onderwijsbestuurders hun lobby hierop richten? Dat kan door de volgende keer massaal aan te sluiten bij demonstraties van WOinActie tegen hoge werkdruk. Of ze kunnen me de komende weken helpen mijn collega-Kamerleden te overtuigen om bij de stemming over de begrotingen vóór het amendement te stemmen dat ik, samen met SP en PvdA, indiende voor extra middelen om de werkdruk te bestrijden.

En echt, dames en heren bestuurders: heb wat meer vertrouwen in de studenten die uw instelling hebben gekozen. Je neemt jongeren niet tegen zichzelf in bescherming door ze de deur te wijzen. Je kunt wel helpen via goede begeleiding, begrip voor persoonlijke situaties en een volwassen gesprek over de studievoortgang. Als iemand baat heeft bij het vinden van de beste plek, dan is het de student zelf. Daarbij verdienen ze geen dwang, maar vertrouwen en passende begeleiding.

Lisa Westerveld :  Tweede Kamerlid


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK