Een generatie zonder moreel vocabulaire

Nieuws | door Michiel Bakker
17 november 2020 | Na vier jaar hbo hebben studenten nog steeds moeite met het omschrijven van hun persoonlijke moraliteit, en ze zijn kritisch over het onderwijs dat ze hieromtrent hebben gekregen. Dat concluderen onderzoekers van de Universiteit van Humanistiek en Fontys in een recente publicatie.
Beeld: pxhere.com

In 2015 stelden het Ministerie van Onderwijs en de Vereniging Hogescholen in hun strategische agenda’s expliciet als doel om studenten een moreel kompas te laten ontwikkelen. Vijf jaar later blijkt het met die plannen niet erg goed te gaan. De auteurs van het genoemde wetenschappelijke artikel trekken hun conclusies uit een serie interviews met vierdejaars studenten aan hogescholen in Amsterdam, Rotterdam, Eindhoven, Arnhem of Nijmegen. Deze studenten (gemiddeld 23 jaar oud) volgen een lerarenopleiding, een bedrijfskundige opleiding of een ICT-opleiding, en zijn evenredig over deze opleidingen verdeeld.  

Een moreel kompas – wat is dat eigenlijk? 

De onderzoekers vroegen als eerste naar de mate waarin en de manieren waarop de studenten zich beschouwen als verantwoordelijke professionals met een moreel kompas. Dat blijkt voor de meeste studenten echter een lastige vraag te zijn, want ze vinden het moeilijk om te omschrijven wat een moreel kompas überhaupt is. De onderzoekers concluderen zodoende dat het studenten simpelweg ontbreekt aan bekendheid met een moreel vocabulaire. Hun moreel-professionele gedrag leunt dus niet op hun eigen morele identiteit, maar vooral op ‘externe’ verboden en richtlijnen die zijn vastgelegd in wetten, protocollen en professionele voorschriften.   

Hoofdonderzoekster Lieke van Stekelenburg, docent-onderzoeker Ethiek bij Fontys HRM/Toegepaste Psychologie Eindhoven en buitenpromovendus aan de Vrije Universiteit, ziet dit als een breder probleem. In gesprek met ScienceGuide geeft ze aan dat ook professionals het lastig vinden om te formuleren wat hun moreel kompas is. “Volgens mij komt dat doordat we met elkaar het moreel vocabulaire zijn verloren. Dat is vanuit het publieke domein weggeduwd naar het privédomein, waardoor we een generatie dreigen te krijgen die niet meer in staat is om waarden te herkennen die ons gedrag expliciet sturen. Morele vraagstukken worden dan niet meer als vanzelfsprekend opgepakt.” 

De tweede onderzoeksvraag betreft de manier waarop het moreel kompas van de studenten zich volgens henzelf heeft gevormd. Daarin zijn de studenten eensgezind, want ze geven allen aan dat hun morele kompas in eerste instantie door (groot)ouders en familieleden, en in latere instantie door school- en sportomgevingen is gevormd. Verder geeft driekwart van de studenten aan een rolmodel te hebben, wat hen helpt in het expliciteren van hun (professionele) idealen.  

Het morele onderwijs laat te wensen over 

Hoe vinden de studenten het morele onderwijs op hun hogescholen? Niet erg goed. Zo ervaren de studenten in het algemeen een gebrek aan expliciete aandacht voor ethiek. Verder vinden ze het moeilijk om de dingen de ze tijdens hun studie leren te verbinden aan hun morele professionele identiteitsontwikkeling. Vanzelfsprekend vloeit daaruit een aanbeveling voort; de onderzoekers stellen dat het opportuun is voor hogescholen om meer expliciete aandacht te besteden aan moreel onderwijs en aan de morele aspecten van een specifiek werkveld.  

Het meest prangend is misschien wel de constatering dat de aandacht voor moreel onderwijs vaak afhangt van de persoonlijke interesse van leraren. Dat maakt het niet alleen moeilijker om morele professionele identiteitsontwikkeling een vast onderdeel van een opleiding aan een hogeschool te maken. Het heeft ook invloed op de morele ontwikkeling van studenten, die meermaals aangeven dat ze het meest leren van rolmodellen.  

Wanneer een leraar weinig aandacht heeft voor de morele dilemma’s rondom professionele kwesties, heeft dat dus ook een weerslag op de morele vorming van studenten. Ook daar ligt een opdracht voor hogescholen, stellen de onderzoekers: het bewustzijn van leraren omtrent hun (impliciete) invloed op de identiteitsontwikkelingen van studenten moet worden verhoogd. 

Beter worden door te doen 

Opvallend is de eensluidendheid van de studenten als het gaat om de plaats waar ze het meest leren; dat is namelijk de praktijk. Alle studenten geven aan dat ze het meest leren van de toepassing van kennis in concrete, diverse situaties. “Ze constateren dat ze het meeste leren in de praktijk”, zegt Van Stekelenburg daarover. “Ook omdat ze daar rolmodellen tegenkomen die hen inspireren en inwijden in het vak.” Dat geldt niet alleen hun professionele, maar ook hun morele identiteitsontwikkeling. De studenten geven namelijk aan dat juist werkervaringen hen de kans bieden om zich af te vragen wat het betekent om een professional te zijn en hoe ze daarin hun moreel kompas moeten gebruiken.  

Wat betreft de ontwikkeling van een moreel kompas bij studenten is er duidelijk werk aan de winkel voor hogescholen. Zouden die hun onderwijs omtrent moraliteit en ethiek meer in stageopdrachten en werkervaringen moeten verwerken? “Stages zijn cruciaal”, bevestigt Van Stekelenburg.Daar liggen dus zeker kansen om de ontwikkeling van de morele professionele identiteit van studenten beter te stimuleren.” 

Er zijn echter meer mogelijkheden om die ontwikkeling beter te stimuleren. Hoewel studenten niet onder de indruk zijn van het morele onderwijs op hogescholen, weten ze wel vlot aan te geven wat ze als prettig hebben ervaren of wat ze verder nodig hebben. Zo wordt het onderwijsklimaat als meer stimulerend ervaren wanneer studenten binnen hun opleiding meer speelruimte en keuzevrijheid krijgen.  

De praktijk bij Fontys in Eindhoven bevestigt dat, zegt Van Stekelenburg. “Fontys HRM/TP heeft een minor ontwikkeld waarin de leervraag van de student centraal staat. Het is dus vraaggestuurd, met een verdieping op hun eigen thema’s. We coachen ze daarbij in hun persoonlijke groei, ook in relatie tot hun professionele rol. Dan zie je dat ze enorme stappen maken.” 

Er is meer dan input-output – maak ruimte voor karakterontwikkeling 

Zijn de conclusies van het onderzoek te lezen als een kritiek op de hogescholen? Zo ver wil Van Stekelenburg niet gaan. “Het is eerder een aanbeveling om de morele vorming van studenten explicieter op te pakken, omdat ik nu constateer dat de onderwijspraktijk niet in lijn is met de morele missie van de Vereniging Hogescholen.”  

Ze benadrukt ook dat er nog een laatste stap in het onderzoek zal volgen, waarin de invloed van het ‘hidden curriculum’ (dat betreft de impliciete overdracht van waarden in het onderwijs) op de vorming van het ethisch kompas van studenten wordt onderzocht. Dat zal de bevindingen van de studenten wat nuanceren. 

Nuances of niet, zelf is Van Stekelenburg in ieder geval van mening dat het onderwijsklimaat te sterk is beïnvloed door meetbare input-output gedachten. “Hierbij is aandacht voor de persoonsvorming naar de achtergrond verschoven. Ik denk echter dat het hoger onderwijs meer aandacht moet geven aan de karakterontwikkeling van studenten en het belang van de morele dimensies binnen het onderwijs. 

Alleen karakterontwikkeling is niet genoeg om het moreel kompas van studenten te ontwikkelen, zegt ze erbij: daarvoor is meer nodig, bijvoorbeeld het ontwikkelen van een moreel oordeelsvermogen. “Karakterontwikkeling is echter wel een heel belangrijke factor om een brug te slaan tussen oordeel en actie – om het moreel kompas niet in je broekzak te laten zitten, maar het ook echt ter hand te nemen. Gelukkig is het tij aan het keren, zodat daarvoor hopelijk meer ruimte ontstaat. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK