Ook voor het klimaat moeten academische succescriteria op de schop

Verslag | door Eva Baaren
17 november 2020 | Het reduceren van vliegverkeer is een taak van fondsorganisaties en universiteiten, maar doe het alsjeblieft op een inhoudelijk zinnige manier. Dat zeggen de panelleden van De Jonge Akademie-bijeenkomst Minder Vliegen in de Wetenschap.
Beeld: Geralt Altmann

Dat het vliegverkeer in de wetenschap moet worden teruggedrongen staat voor De Jonge Akademie na de publicatie van hun recente overzichtsstudie en opiniestuk buiten kijf. Welke concrete keuzes instellingen daarvoor moeten maken, is echter nog een vraag. Tijdens de bijeenkomst stelt Akademielid Renske Keizer die vraag aan Radboudhoogleraar Teun Bousema, NWO-bestuurslid Jeroen Geurts, en ERC-vicepresident Eveline Crone. 

Mensen gaan ons nog meer haten 

Veel aandacht gaat daarbij uit naar de rol van fondsen. “Voorheen vond ik dat vliegen een verantwoordelijkheid was van universiteiten,” zegt Geurts, “maar inmiddels ben ik van mening veranderd.” Zijn eigen vlieggedrag als academicus noemt hij tot voorkort afgrijselijk”.  

NWO is zeer recentelijk begonnen met een duurzaamheidsplan, vertelt Geurts. De organisatie wil meer beleid voor zijn eigen werknemers en regelingen voor beoordelingscommissies. “We willen van ze vragen niet te vliegen tenzij het echt moet, binnen Europa en Nederland met de trein te gaan, uitzoeken of we hybride dan wel geheel digitale bijeenkomsten kunnen faciliteren en mensen helpen om CO2-uitstoot te compenseren. 

“En fondsaanvragers?” vraagt Keizer. Geurts knikt. Nu is het zo dat buitenlandse optredens of een aanstelling gelden als criteria dan wel meerwaarde bij het aanvragen van bepaalde fondsen. Die zouden er volgens hem ook uit kunnen. “Neem de Veni-aanvraag,” zegt hij, “daarvoor is een voorwaarde dat je eerder een Rubicon-beurs hebt gekregen, oftewel dat je een tijd in het buitenland hebt gewerkt. Ik heb die voorwaarde altijd al stom gevonden.” 

Op de vraag van de moderator of fondsaanvragers ook in hun aanvraag zouden moeten uitleggen hoe en waarom ze verwachten voor hun project ergens naartoe te reizen reageert hij weifelend enthousiast: Ik zit te denken, mensen gaan ons nog meer haten om de extra drempel die we opwerpen. Maar ja, het is gewoon belangrijk. Een goed idee dus, Renske. 

Tijdsverschil, maar geen daglicht 

Eveline Crone, vicepresident van de European Research Council, zit met andere problemen. Haar organisatie zoekt naar duurzame oplossingen voor het bij elkaar brengen van onderzoekscommissies, waarvan de leden noodzakelijkerwijs over de hele wereld verspreid zijn. Ondanks dat ze tijdens de coronacrisis de voordelen ziet van digitaal vergaderen, zoals het beter kunnen luisteren naar minder dominante sprekers, werkt deze oplossing volgens Crone nog onvoldoende.

Een week lang tien uur per dag vergaderen is ontzettend vermoeiend”, zegt Crone. “En dan is er nog het tijdsverschil. Ik weet niet of je van mensen kunt vragen om midden in de nacht te werken.” Ergens fysiek naartoe reizen en een jetlag hebben vindt de neurowetenschapper van een andere aard. “Dan pas je je aan het daglicht aan, en ben je bovendien weg van je dagelijkse context.” 

En universiteiten? 

Over de aanpak van universiteiten zijn de meningen verdeeld. Teun Bousema, hoogleraar epidemiologie en auteur van een studie naar stikstofuitstoot door conferenties, is samen met Geurts voorstander van een lumpsum beleid op het niveau van departementen of leerstoelgroepen. Niet iedereen hoeft naar dezelfde conferentie, vindt Geurts. Mensen kunnen achteraf aan de groep vertellen welke kennis ze er hebben opgedaan. “Wat wij bij ons op de universiteit willen doen,” vult Bousema aan, is ook echt bijhouden wie er hoeveel vliegt, en punten toekennen aan de groepen die het meeste reduceren. De winnaar wint een zogenaamde kiwi-onderscheiding. Met kiwi bedoel ik de niet-vliegende vogel.” 

Crone ziet niet veel heil in puntentellingen. Volgens haar moeten universiteiten kijken naar welke type reizen voor wie zinnig zijn. Jonge onderzoekers hebben bijvoorbeeld relatief meer baat bij conferenties dan academici die al een goed internationaal netwerk opgebouwd hebben. Ook worden er veel onnodige tripjes gemaakt zoals jaarlijkse boardmeetings. “Je kunt bijvoorbeeld zeggen: de kick-off van een project doen we fysiek om elkaar goed te kennen, en daarna gaan we online.” 

Met dat laatste blijken ook Bousema en Geurts het eens te zijn. “En bijvoorbeeld ook niet meer voor tien minuten spreken naar Australië afreizen”, voegt Geurts toe. Hij benadrukt dat de druk om internationale lezingen te geven voortkomt uit de manier waarop onderzoekers worden erkend en gewaardeerd, en dat ook daar dus goed naar gekeken moet worden. 

Bousema benadert het fenomeen juist vanuit een het plezier om te reizen: “We zijn de gewoonte een beetje kwijtgeraakt om ons af te vragen waarom we ergens heen moeten reizen, want we houden er allemaal van. En toegegeven: het kietelt toch om Goldmember te zijn, bij sommige seksen meer dan andere. Vaak zie ik op het vliegveld van die mannen, die heel enthousiast worden als ze worden gegroet door de piloot.” 

Voorafgaand aan het panelgesprek had visueel consultant Annabella Meijer gesproken over menselijk gedrag en plezier in moeilijke transities, en was systeemontwerper Pilar Pazos (Old Dominion University, Virginia) gevraagd haar kennis over groepssamenwerking en mediatechnologie te delen. Ook werden de resultaten van het eerdergenoemde rapport gepresenteerd, en had een kijker zich afgevraagd wat er moest gebeuren met inkomende vluchten van buitenlandse wetenschappers. Op dat laatste heeft de Akademie vooralsnog geen antwoord.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK