We maken ons armer door niet te investeren in onderwijs

De academische wereld is resistent voor verandering

Nieuws | door Frans van Heest
3 november 2020 | Nederland heeft meer technici nodig en de academische wereld houdt dit nu tegen. Dat was één van de conclusies bij de hoorzitting in de Kamer over het nieuwe investeringsfonds.
Ben Feringa tijdens de hoorzitting in de Tweede Kamer over het Nationale Groeifonds

Een reeks experts uit de wetenschap was uitgenodigd om de Kamer te informeren over nut en noodzaak van het Wopke-WiebesfondsDe vragen en observaties vanuit de Kamer waren soms minstens zo interessant als die van de sprekers. Waar moet de 20 miljard van het Wopke-Wiebes-Fonds aan besteed worden?  

Bas Jacobs, econoom van de Erasmus Universiteit, vindt dat het fonds niet gebruikt moet worden voor private investeringen, maar wel voor publieke. “Er is een evidente aanleiding om te denken dat publieke investeringen, bijvoorbeeld in onderzoek, infrastructuur of de energietransitie, voorbeelden zijn van rendabele investeringen.”  

Een leven lang leren ligt al jaren dood voor de kast  

Het binnenkort afzwaaiende Kamerlid van de PvdA, William Moorlag, vroeg aan Jacobs of het niet verstandiger is dit geld te investeren in onderwijs, want dat is ook een publieke investering. Moeten we het bestaande beleid niet verbeteren door de scholingsgraad van de bevolking te verhogen? Zo hebben we het al jaren over een leven lang leren, maar dat vraagstuk ligt al jaren dood voor de kast.” 

Bas Jacobs was het hier mee eens en waarschuwde dat Nederland verarmt als het fonds niet investeert in onderwijs. “We zien al een jaar of twintig stijgende rendementen op onderwijsinvesteringen. Maar we zien niet dat die onderwijsinvesteringen omhoog gaan. We zien een steeds groter gat tussen deze rendementen en de kapitaalkosten voor de overheid om te investeren in onderwijs.” Jacobs verwees daarbij naar de lagere rente waartegen de overheid kan lenen. “Ik vraag mij al enige jaren in armoede af, waarom komt er niet publieke, maar ook private actie om meer te investeren in onderwijs? Want we zijn onszelf voor de toekomst armer aan het maken. We laten de rendabele investering liggen.”  

We gaan hier niet de leesvaardigheid mee oplossen  

Joeri van de Steenhoven, bestuurslid van de Hogeschool Leiden en daarvoor jarenlang werkzaam bij een innovatiecentrum in Canada, legde de Kamer net als eerder op ScienceGuide uit dat het een misvatting is om naast dit incidentele geld van het fonds niet structureel te investeren in onderwijs. “Dit fonds geeft een kans om systematisch en op de lange termijn te werken aan het verdienvermogen van Nederland. Daar heb je ook een goede strategie voor nodig. Dit groeifonds is niet de oplossing voor alle problemen in het onderwijs. We gaan hier niet het lerarentekort mee oplossen. We gaan hier niet de leesvaardigheid mee oplossen.”  

Hij waarschuwde de Kamer dat dit fonds geen excuus mag zijn om niet structureel te investeren in onderwijs. “Als we alleen dit fonds gebruiken en na de verkiezingen tegen de onderwijssector zeggen: ‘Sorry, dit is het enige wat wij doen en al die problemen in het onderwijs, daarvoor zult u bij het groeifonds moeten zijn.’ Dan gaat dat niet lukken. Het fonds is een prachtig innovatiefonds voor stimulering van onderzoek en innovatie, maar ook niet meer dan dat.” 

Allemaal kansen die er nu niet zijn  

Floor Milikowski, sociaal geograaf, bepleitte ook om de investeringen uit het fonds te spreiden over het land. Dan kunnen regio’s als Limburg en Groningen ook profiteren “Als je Groningen met een snelle treinverbinding verbindt met Hamburg en met Scandinavië dan krijg je een heel ander soort economische dynamiek in Groningen. Dan krijg je daar veel meer agglomeratiekracht en allemaal nieuwe kansen die er nu niet zijn.” 

“Ook als je kijkt naar Sittard-Geleen met de Universiteit Maastricht, dan ligt dat vlakbij de Universiteit van Aken, de beste technische universiteit van Europa. Maar door de landsgrens wordt sterke agglomeratie voorkomen, waardoor Sittard-Geleen zich heel erg in een uithoek bevindt en totaal niet zijn economische potentie kan waarmaken.” 

Te veel gericht academisch gecertificeerde kennis 

Ewald Engelen, financieel geograaf van de UvA, had de Kamerbrief over het fonds nog eens goed gelezen en kwam tot de conclusie dat de focus verkeerd ligt. “We moeten opnieuw nadenken en herijken wat voor kennis we nodig hebben. Ik vind het veel te veel gericht op traditionele vormen van cognitieve en academisch gecertificeerde kennis. We hebben een beroepsbevolking die voor pakweg 70% bestaat uit mensen die laag- en middengeschoold zijn, niet academisch en zonder hbo-diploma. Dat zijn praktisch geschoolde mensen.”  

Daarom moeten de investeringen niet alleen naar hoogopgeleiden gaan. “Ik zou het heel mooi vinden als we ons niet blindstaren op wat er op universiteiten en hbo-instellingen gebeurt, maar dat we veel meer gaan kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat het merendeel van de Nederlandse populatie over goede praktische scholing beschikt, die constant herijkt kan worden aan een veranderende context. Dat doen we nu niet.” 

“Zorg er dan ook voor dat de uitkomsten van dat fonds uitkomsten gaan worden die goed zijn voor iedereen”, zo riep Engelen de politiek op. “Anders ben je snel het draagvlak kwijt voor de transitie die we moeten maken.” 

Minder studenten naar de universiteit  

Dennis Wiersma van de VVD zat instemmend te knikken tijdens het betoog van Engelen. Maar moet dit ook geen consequenties hebben voor hoe universiteiten nu studenten aantrekken?  “Er zijn nu bepaalde beroepen en studierichtingen, daar hebben we eigenlijk minder aan. Daarom zou je ook misschien strenger moeten selecteren. Hoe gaan we universiteiten bewegen om met minder studenten genoegen te nemen, terwijl we wel onderzoek goed kunnen blijven financieren? Want universiteiten zitten nu in een hele negatieve ratrace. Hoe komen we hieruit?” 

Volgens de Amsterdamse financieel geograaf ligt dit ook aan de behoefte op de arbeidsmarkt, die moet ook verschuiven. “Je ziet dat een substantieel percentage van de beroepsbevolking werkt in de publieke sector. Verder is het veel logistiek, verzekeringswezen, handel en ontroerend goed. En daar leiden we ook het merendeel van de mensen voor op aan onze universiteiten. Veel studenten gaan bedrijfseconomie studeren, er is een grote groep die rechten volgt, er zitten wat sociale wetenschappers bij, maar eigenlijk niemand doet technische- en natuurwetenschappen.”  

Volgens Engelen worden nu veel mensen opgeleid voor banen die niet nodig zijn. “We moeten inderdaad kijken of we niet ontzettend veel mensen opleiden die uiteindelijk terecht komen in baantjes die wijlen David Graeber bullshit-jobs noemde.”  

Kennis is economische macht 

Tot slot was ook de Groningse scheikundige Ben Feringa uitgenodigd om zijn licht te laten schijnen over het nieuwe investeringsfonds. Hij had een bijna profetische boodschap voor de Kamerleden. “Kennis is macht, meer dan ooit zal in de komende decennia blijken dat kennis ook economische macht is. Kennis is economische macht. Onthoud dat voor de komende decennia. Zo zei de Nobelprijswinnaar indringend tegen de Kamer. “Investeer een stevig deel van het groeifonds voor basisonderzoek, perspectief voor innovatie en vernieuwing en doorbraken op de lange termijn.” 

Ook het opleiden van jong talent blijft volgens Feringa cruciaal voor Nederland om aantrekkelijk te blijven voor grote innovatieve bedrijven. “In de bètahoek gaat 95% van onze promovendi naar de industrie. Dat zijn de Shell’s en Akzo’s, maar ze gaan ook naar het midden- en kleinbedrijf of beginnen een startup. In de opleidingen zijn we bezig om de mensen te confronteren, middels onderzoek, aan de grenzen van het weten en het kunnen. Wij spelen internationale competitie, er is geen natuurkunde of scheikunde in Nederland. Het is wereldwijd. Wij moeten deze jonge mensen opleiden voor de innovatie over 10 of 20 jaar.”  

We verliezen onze voorsprong 

Als Nederland dat niet meer doet, of niet nog meer gaat doen, dan verdwijnen bedrijven zoals ASML voorspelt de Groningse hoogleraar. “Onze beste jonge mensen die gaan naar ASML en zijn op de hoogte van de nieuwste stand van zaken en ontwikkelingen, en dat houdt ASML aan het front. Als wij dat niet meer kunnen dan verdwijnt ASML en verliezen we onze voorsprong.”  

Eppo Bruins van de ChristenUnie raakte geïnspireerd door dit verhaal, maar hij vroeg zich af hoe het nou toch kan dat er zo weinig jonge mensen kiezen voor bèta en techniek. Bij deze vraag kwam ook veel frustratie naar boven. “Ik wil professor Feringa een vraag stellen van bèta tot bèta. Ik ben ooit de politiek ingegaan en één van de redenen was, dat ik ervan overtuigd ben dat we dit land meer bèta’s en technici nodig heeft. Alle sprekers tot nu toe bevestigen dat.”  

Minst populaire minister van onderwijs ooit 

Bruins vervolgde zijn betoog door het noemen van een reeks mislukte beleidsinterventies van OCW, van de Nationale Wetenschapsagenda tot aan de Commissie-Van Rijn. “Nu hebben we het geprobeerd met meer geld, 200 miljoen structureel extra voor de wetenschap. Het ministerie heeft niet durven kiezen, het komt in een grote grabbelton die de Nationale Wetenschapsagenda heet en het worden kruimels. We hebben het geprobeerd met hetzelfde geld. Twee procent van de financiering verschuiven, als gevolg van de Commissie-van Rijn. De hele academische wereld komt in opstand. De minister kan niet handelen en wordt de minst populaire minister van onderwijs ooit.”   

“Zodra je pleit voor bèta en techniek sta je in de academische wereld bekend als een cultuurhork, dat heb ik zelf meegemaakt. Cultuurhater hebben ze mij genoemd.” Nadat Bruins met zijn vuist op tafel had geslagen, vroeg hij Feringa hoe het wel zou lukken, gezien de onwil in de academie. “Hoe gaan wij in vredesnaam meer bèta’s en technici in dit land krijgen als de academische wereld zo resistent is voor verandering?” 

Dit is uit mijn hart gegrepen 

De Groningse hoogleraar was blij met deze analyse. “Dit is uit mijn hart gegrepen. Wij moeten de handen ineenslaan”, vervolgde Feringa. “Dan bedoel ik het bedrijfsleven en de onderzoekers. Om te kijken hoe wij echt aan inhoudelijke projecten kunnen werken. Natuurlijk moeten we veel meer technici opleiden, maar wel gericht op de toekomst.”  

Net als Eppo Bruins had ook Feringa kritiek op de Nationale Wetenschapsagenda. “Het is toch te gek voor woorden dat in de Nationale Wetenschapsagenda een aantal van onze toponderzoekers, waaronder ik, niet meedoen. We kunnen misschien op een andere gelegenheid eens over doorpraten over hoe dat nu komt.”  


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK