Angst voor reputatieschade stuurde houding rectores in integriteitsonderzoek

Analyse | door Eva Baaren
9 december 2020 | Niet de onderzoeksmethode, maar bestuurlijke overwegingen, miscommunicatie en angst voor reputatieschade door niet mee te werken, bepaalden de beslissingen van rectores om de nationale integriteitsenquête al dan niet te steunen. Dat blijkt uit onderzoek van ScienceGuide.
‘De Vergadering’ – door Jean Marie Mersmans

Toen de nationale integriteitsenquête (NSRI) half oktober feestelijk met een online symposium werd gelanceerd, zag het er veelbelovend uit: voor het eerst in de geschiedenis zou er op landelijk niveau een enquête gehouden worden om integere onderzoekspraktijken, of beter gezegd de mogelijke afbreuk daaraan, in kaart te brengen.

Het doel, vertelde VU-onderzoeker Gowri Gopalakrishna destijds, was niet om fraude en slordigheden op individuele universiteiten aan te wijzen, maar om een nationaal gesprek te beginnen over welke factoren onderzoeksintegriteit nou precies in de weg zitten. De onderzoeker benadrukte dat de anonimiteit van respondenten gewaarborgd zou zijn: zelfs haar eigen team zou niet kunnen achterhalen welke antwoorden er bij welke universiteit horen.

Toch had haar onderzoeksgroep, onder leiding van Hoogleraar Onderzoeksintegriteit Lex Bouter (VU), moeite om universiteiten zo ver te krijgen om alle e-mailadressen van medewerkers met hen te delen. Slechts vijf van de dertien universiteiten en drie van de zeven UMC’s gingen akkoord, en alleen nadat hun eigen experts de vragenlijst hadden doorgenomen en het NSRI-team hun adviezen had overgenomen. De e-mailadressen van medewerkers van de niet-deelnemende instellingen moesten van openbare internetpagina’s worden gescraped.

Geen antwoord

“Ik snap gewoon niet goed wat er is gebeurd”, zegt Bouter half november aan de telefoon tegen ScienceGuide. “Een jaar geleden heb ik alle universiteiten in een rectorenoverleg gevraagd het onderzoek te steunen. Daarna hebben ze zonder mij verder vergaderd. Van de voorzitter, Vonid Subramaniam, vernam ik diezelfde avond dat er geen consensus was, en dat alle universiteiten individueel een reactie zouden geven.”

“Een paar weken later”, vervolgt hij, “hoorde ik van vijf universiteiten terug dat ze willen meewerken, onder de voorwaarde dat de methode kon worden aangepast. Van die aanpassingen is de enquête alleen maar beter geworden, dus dat is het probleem niet. Maar van de andere instellingen hoorde ik, na herhaalde verzoeken van mij en de wél meewerkende rectores, nauwelijks meer iets. Zelfs niet toen ZonMw, onze subsidieverstrekker, hen nogmaals verzocht de gewijzigde enquête te steunen.”

Dat verschillende niet-meewerkende universiteiten de afgelopen weken alsnog met uiteenlopende verklaringen in verschillende media naar buiten kwamen, biedt voor Bouter weinig soelaas. Met name met de verklaringen waarin staat dat de methode niet goed was, of de vraagstelling te negatief, kan hij niks. “Die zaken hebben we begin 2020 juist met de rest van de rectores – en een team van methodologen – uitgebreid geadresseerd”, zegt de hoogleraar.

Methodische bezwaren

Als ScienceGuide de verklaringen van zes van de tien afgehaakte universiteiten vergelijkt met de gedocumenteerde gang van zaken rondom het verbeteren van de enquête, blijkt dat Bouters verhaal over methodologische bezwaren klopt. Kritiek op de onderzoeksaanpak was er bij zowel groep die de enquête bleef steunen als bij drie van de instellingen die dat niet deden. Die laatste groep haakte af, terwijl de meewerkende rectores wel een team van methodologen hadden ingehuurd om verbeteringen door te voeren. Daarbij zijn formuleringen, items, antwoordschalen en responsmethoden tegen het licht gehouden, en waar nodig aangepast. Toen dat traject na vijf maanden was afgerond, heeft subsidieverstrekker ZonMw alle afgehaakte rectores nogmaals gevraagd de gewijzigde enquête de steunen. Die extra steun kwam er niet.

Rianne Letschert, rector in Maastricht en één van de vijf rectores die besloot wel met Bouter in zee te gaan, is over de samenwerking wel tevreden: “Wetenschappelijke integriteitsissues verdienen wat mij betreft dagelijks onze aandacht”, zegt Letschert. “De survey helpt ons belangrijke inzichten te verkrijgen en lessen te trekken die ik daarna kan gaan uitrollen binnen onze universiteit.”

Weinig handvatten

Een mogelijke verklaring voor het niet meer willen aanhaken van de overige universiteiten is dat er tijdens het rectorencollege ook bezwaren werden geuit die het NSRI-team niet kon wegnemen. Eén van die bezwaren betrof de in 2018 opnieuw opgestelde Nederlandse Gedragscode Onderzoeksintegriteit. Nadat Bouter van ZonMw onderzoekssubsidie voor de enquête had ontvangen, had de VSNU het voorstel gedaan om de onderzoeksresultaten ook te gebruiken in een eerste evaluatie van de Gedragscode.

Bouter ging akkoord, en ZonMw ook: het projectbudget van 450.000 euro werd met 50.000 verhoogd. “Dat geld was bedoeld om het team langer te kunnen betalen, en daarmee de uitkomsten goed te kunnen timen”, zegt Bouter, “maar de opzet van enquête zelf had nooit ten doel de Gedragscode in zijn geheel te evalueren.”

Desondanks heeft de naderende evaluatie van de Gedragscode de steun voor de enquête geen goed gedaan. Henk Kummeling, rector van de Universiteit Utrecht, zegt tegen ScienceGuide dat de te smalle aansluiting op de Gedragscode tijdens het rectorenoverleg een belangrijk kritiekpunt was. “De enquête gaat over ‘questionable research practices’. Dat is maar een beperkt segment van wetenschappelijke integriteit, terwijl er na de introductie van de nieuwe Code juist behoefte was aan een breder overzicht over de stand van zaken en ontwikkelingen.” Ook de Universiteit Twente liet afgelopen zomer al aan ZonMw weten dat de toegevoegde evaluatie van de Gedragscode voor hen een struikelblok bleef.

Een tweede niet weggenomen bezwaar is, opvallend genoeg, de door de onderzoekers gewaarborgde anonimiteit. Eerder verklaarde een woordvoerder van Erasmus Universiteit aan Erasmus Magazine dat de enquête voor het universiteitsbestuur niet veel zou opleveren als er geen resultaten per universiteit zouden kunnen worden getoond. Kummeling laat weten dat het rectorencollege ook aan dit punt uitvoerig aandacht heeft besteed. Daarbij zegt hij dat het gebrek aan benchmark per universiteit voor de aanwezigen, waaronder hijzelf, “weinig handvatten bood om als verantwoordelijke rectores gericht in actie te kunnen komen bij gebleken problemen.”

Omgekeerde reputatieschade

In de correspondentie met Kummeling komt er nog een derde factor naar boven: angst voor reputatieschade. Daarover zegt hij: “Reputatieschade is tijdens het rectorencollege zeker een onderwerp van aandacht geweest, maar eerder in omgekeerde richting, namelijk van reputatieverlies wanneer we niét onze medewerking zouden verlenen.”

“Wetenschappelijke integriteit is een onderwerp van dagelijkse zorg van rectores”, zegt hij. ”We willen daar graag waar nodig nog meer aan doen, alles op basis van gedegen onderzoek waar we ook beleidsmatig echt wat mee kunnen.” Dat de aansluiting van de survey met op de Gedragscode en zijn beleidsdoelen niet is gelukt, vindt de rector “buitengewoon jammer en een gemiste kans.”

Wij kunnen die brief niet vinden

De gemiste kans wordt nog groter als er ook onduidelijkheid blijkt te bestaan over de communicatie. Kummeling vertelt dat hij op verzoek van een collega-rector alsnog heeft overwogen om aan de aangepaste enquête deel te nemen. “Onzerzijds is toen diverse malen om de opzet van de vragenlijst verzocht”, zegt hij. “Die hebben wij niet gekregen.” ZonMw bevestigt desgevraagd dat de Universiteit Utrecht bij hen om inzage in de enquête heeft verzocht, en meldt dat dit verzoek destijds ook telefonisch is doorgegeven aan de NSRI-projectgroep.

Wanneer we ook de rectores van de Rijksuniversiteit Groningen, de Universiteit Leiden, de Erasmus Universiteit en de TU Eindhoven vragen naar hun communicatie met het NSRI-onderzoeksteam, krijgen ook wij maar een enkele reactie. Die is van de TU Eindhoven: “Voor ons standpunt hebben we Bouter destijds terugverwezen naar de argumenten die er tijdens het rectorencollege zijn genoemd”, laat een woordvoerder weten. Dat er later nog een brief met een oproep vanuit ZonMw is verstuurd, is bij de TU onbekend. Ook na even graven blijkt niemand de brief te kunnen vinden.

Eerst aan de ondersteunende instellingen, dan aan iedereen

Ondanks alle onduidelijkheid zijn Bouter en Gopalakrishna inmiddels toch opgewekt aan het onderzoek begonnen. Afgelopen maandag heeft het NSRI-team de enquête gesloten met zo’n 7000 respondenten op de teller. Bij de zeven deelnemende instellingen haalden zij een response rate van iets boven de 20%, voor de andere instellingen verwacht het team rond de 15% uit te komen.

“Zeker genoeg om alle analyses te doen die we willen doen,” zegt Bouter, “wellicht met een uitzondering voor de kleinste subgroepen, bijvoorbeeld de hoogleraren in de Geesteswetenschappen.” Bouter verwacht eind juni de resultaten te kunnen communiceren. “Eerst aan de rectores en aan de decanen van de ondersteunende instellingen. En dan aan iedereen die erin is geïnteresseerd.”

 

Behalve de rectores van de Erasmus Universiteit, de TU Eindhoven en de Universiteiten van Maastricht, Utrecht, en Leiden heeft ScienceGuide ook contact gezocht met de – aan de integriteitsenquête meewerkende – Tilburg University. Laatstgenoemde heeft laten weten op vragen over de integriteitsenquête geen commentaar te willen geven.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK