“Deze samenwerking heeft voordelen voor studenten, docenten, wetenschap en maatschappij”

Nieuws | door Ramon van Doorn
4 december 2020 | Universiteiten uit Utrecht, Eindhoven en Wageningen gaan samenwerken, en volgens minister Van Engelshoven is dit een goede ontwikkeling: “Als je gaat voor onverwachte samenwerkingen, komen er ook onverwachte oplossingen voor belangrijke problemen uit.”
De lancering van de samenwerking tussen de vier instellingen kon live bijgewoond worden.

Op 2 december werd de samenwerking tussen Universiteit Utrecht, (UU) UMC Utrecht, Eindhoven University of Technology (TU/e) en Wageningen University & Research (WUR) officieel gelanceerd door minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ingrid Van Engelshoven.

“Wat we hier laten zien, is dat er, als je het echt wil, niets in de weg staat van een goede samenwerking. Dit is een prachtige dag, maar wat belangrijker is, is wat hierna gebeurt. Wat gaat deze samenwerking echt toevoegen? Er zullen vast uitdagingen komen, maar we willen echt dat dit soort samenwerkingen bestaan. Het heeft voordelen voor studenten, docenten, wetenschap en zodoende voor de hele maatschappij.”

Multidisciplinaire aanpak voor duurzame ontwikkelingen

Wetenschappers zijn in ieder geval enthousiast over de samenwerking. Projecten tussen de universiteiten bestonden al en deze samenwerking borduurt daarop voort, aldus Carmen van Vlisteren, directeur van Strategic Area Health bij de TU/e. Deze samenwerking kan helpen om nationale langetermijndoelen op het gebied van gezondheid te halen. Zo zou, met een combinatie van technische innovaties, betere gezondheidszorg en een schonere omgeving, in 2040 de gemiddelde levensverwachting vijf jaar hoger moeten liggen dan nu.

Roel Vermeulen, hoogleraar Milieu-epidemiologie bij de UU denkt dat de samenwerking kan helpen om duurzame oplossingen te vinden in de gebieden van technologie, levensstijl en milieu. Hij denkt dat de samenwerking vooral moet focussen op de punten waar deze vakgebieden samenkomen, om toch in de individuele kracht van elke universiteit te blijven. Als voorbeeld noemt hij luchtvervuiling, het onderwerp van zijn onderzoek. Luchtvervuiling komt deels door hoe steden ingericht worden, een gebied waar de TU/e veel kennis over heeft, en waarvoor de kennis van de WUR over groene ruimte ook gebruikt kan worden.

Huub Rijnaarts, Hoogleraar en Hoofd Milieutechnologie van de WUR denkt ook dat de combinatie van de verschillende universiteiten en hun expertise kan helpen met onderzoek naar circulaire economie. Hij hoopt dat de wetenschap met dit soort samenwerkingen meer en meer multidisciplinair kan worden. “Samen kunnen we opnieuw de basis leren begrijpen, maar we moeten dit ook opvolgen met praktische voorbeelden.”

Centre for Unusual Collaborations

Ook de Young Academies van de vier instellingen gaan samenwerken. Hiervoor hebben ze het Centre for Unusual Collaborations opgericht. Voor Jessica Duncan, Universitair Hoofddocent Rural sociology bij de WUR was de eerste gedachte: wat kunnen we hier zelf uit halen? Maar na contact gelegd te hebben met de andere Young Academies zag ze een unieke kans om niet tegen elkaar, maar juist met elkaar te werken. Jannie Wijnen, Universitair hoofddocent bij het UMC, wil vooral dat jonge wetenschappers nieuwe samenwerkingen aangaan met onderzoekers die ze hiervoor niet zo snel zouden ontmoeten.

Martine Veldhuizen, Universitair Hoofddocent bij de UU, heeft hier al ervaring mee. Als voorbeeld noemt ze iemand met laaggeletterdheid en hartfalen. Door haar laaggeletterdheid zou de communicatie om het hartfalen te diagnosticeren kunnen mislukken, en kunnen problemen over het hoofd gezien worden. Dit zijn voor medici misschien problemen waar ze niet aan denken, maar in samenwerking met wetenschappers uit andere velden kan dit wel ontdekt worden.

De drie jonge wetenschappers zijn wel wat problemen tegengekomen tijdens het samenwerken, omdat ze toch allemaal net een andere taal spreken. Maar volgens Duncan en Wijnen is dit een proces van gewenning, en is het ergens juist ook wel weer leuk. Veldhuizen heeft wel wat tips. “Je moet eerlijk zijn tegen elkaar, er is geen plek voor beleefdheid. Zeg het gewoon als je iets niet begrijpt.”

Volgens Wijnen wordt er ook hulp aangeboden aan jonge onderzoekers om interdisciplinair onderzoek te doen. Zo is er een enorm netwerk beschikbaar van andere onderzoekers en bedrijven, maar er worden ook trainingen gegeven. “We willen jonge onderzoekers stimuleren om van de gebaande paden af te gaan. Probeer eens wat nieuws, neem het risico.”

Ruimte voor talentontwikkeling

Minister Van Engelshoven is vooral erg tevreden over de nadruk op studenten in de samenwerking. “Dit zijn vier van onze leidende instituten die gaan samenwerken. Als je gaat voor onverwachte samenwerkingen, komen er ook onverwachte oplossingen voor belangrijke problemen uit. Het is vooral mooi om te zien dat de samenwerking zich richt op jonge mensen, en dat dit talent meegenomen wordt in het proces om die problemen op te lossen.”

Minister van Engelshoven vraagt aan de aanwezige docenten en studenten hoe ze omgaan met de uitdagingen van het samenwerken. Annabel Oosterwijk, student in Wageningen, vindt het soms lastig om te wisselen tussen disciplines. “Het is wel erg leerzaam, omdat je geconfronteerd wordt met je eigen knowledge gaps. Zo leer je wat je eigen krachten zijn, waar je nog meer over moet leren en wat je wil leren in de toekomst.”

Sanne de Jong, Universitair Hoofddocent bij het UMC Utrecht, voelt zich door de samenwerking weer even als een student. “Dit is voor mij ook nieuw. Je leert meer over de uitdagingen die studenten hebben, wat je kan gebruiken tijdens het ontwikkelen van lessen. Het blijkt maar weer dat docenten ook altijd blijven leren.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK