Flexibilisering van academisch onderwijs is praten en doen tegelijk 

Nieuws | door Eva Baaren
15 december 2020 | Over flexibilisering van het onderwijs wordt al jaren nagedacht, maar tussen droom en daad liggen administratiesystemen, onderwijsroosters, geld en visies in de weg. Toch gaan universiteiten nu experimenteel de samenwerking aan. 
Ulrike Wild (WUR) houdt een pleidooi voor het kleinschalige experiment tijdens de SURF Onderwijsdagen. Beeld: ScienceGuide

Het gemak en de keuzevrijheid waaraan consumenten door digitale diensten wennen, gaat ook het onderwijs raken. Dat dachten ze vier jaar geleden bij SURF. De organisatie schreef in 2016 een paper over de mogelijke betekenis van flexibilisering, zodat onderwijsinstellingen vast zouden nadenken over de vraag: hoe gaan wij om met digitale mogelijkheden en de wensen van studenten om niet alleen binnen de eigen opleiding, maar ook elders vakken te kunnen volgen?   

“Wat het antwoord op deze vraag moest zijn, konden wij niet voor ze bepalen”, vertelt SURF-innovatiemanager Christien Bok. “Je kunt je onderwijs flexibel maken op een schaal van nul tot honderd, en dat is aan de instellingen. Waar het ons om ging, is dat er positie werd ingenomen, zodat wij aan de slag konden met technische oplossingen.”  

Nu is het 2020 en is flexibilisering nog steeds een onderwerp van gesprek. Ook tijdens de SURF Onderwijsdagen werd er uitgebreid over gesproken. “Maar de discussie die we nu voeren is een totaal andere dan die van toen”, zegt Bok. “Vier jaar geleden werd hij vooral gevoerd onder hogescholen en stond het bij universiteiten nog minder hoog op de agenda. Universiteiten vroegen zich bijvoorbeeld af of zij de kwaliteit van hun opleidingen wel zouden kunnen blijven garanderen als het onderwijs flexibeler zou worden. Nu kijken ze ook naar de wensen van de student, in plaats van dat de student zich zou moeten voegen naar het aanbod van één enkele opleiding.” 

Doorzettingsvermogen 

Die omslag in denken heeft verschillende oorzaken, zegt Bok. “De snel veranderende arbeidsmarkt vraagt bijvoorbeeld van instellingen dat ze hun opleidingen snel kunnen aanpassen. Een andere mogelijke oorzaak ziet ze in het twee jaar geleden ingevoerde Versnellingsplan Onderwijsinnovatie met ICT. Dat plan stimuleert de samenwerking tussen OC&W, koepelinstellingen en individuele instellingen en gaf meer houvast over de vormen van flexibilisering en wat daar gezamenlijk voor nodig is.  

Samenwerking is erg belangrijk, voegt Bok toe, want om flexibel onderwijs te realiseren moeten er vele hobbels genomen worden. Aan de technisch-administratieve kant kunnen door SURF ontwikkelde digitale hulpmiddelen als edubadgeseduID’s en een Open Onderwijs API voor studentgegevens helpen, zegt ze. Maar ook op niet-technologische gebieden moeten er afspraken komen.  

Bok: “Vakken zijn soms vier ECTS en dan weer zes, of zeven en een half. En wanneer één instelling kiest voor twee semesters en de ander voor zes blokken, dan is mobiliteit voor studenten niet eenvoudig te organiseren. Daar komt nog bij: welke vakken erken je inhoudelijk van elkaar? En ga je voor plaats- en tijdonafhankelijk studeren of moeten studenten juist fysiek aanwezig zijn? Studenten hebben op dit moment nog wel erg veel doorzettingsvermogen nodig om elders een cursus te kunnen volgen.”   

The lonely planet study guide 

Tijdens de Onderwijsdagen van SURF komen de door Bok genoemde hobbels opnieuw boven drijven. Maar is er, getuige drie besproken initiatieven, ook voortgang. Zo is er de Student Mobility Pilot, een samenwerkingsverband tussen Wageningen University & Research, de Universiteit Utrecht en de Technische Universiteit Eindhoven, waarin studenten vanaf 2021 in staat worden gesteld vakken van de andere universiteiten te volgen. Om dit mogelijk te maken zijn er financiële en administratieve afspraken tussen de universiteiten gemaakt. Ook wordt er voor studenten een digitale omgeving opgetuigd met een overzicht van vakken die grotendeels tijd- en plaatsonafhankelijk kunnen worden gevolgd. 

Ulrike Wild, programmadirecteur Online & Open Learning, hoopt dat er op termijn meer universiteiten bij het project zullen aanhaken. Voor een verwatering van opleidingscurricula is ze niet bang. “Een collega zegt altijd: ‘Het wordt een lonely planet study guide: je hebt de hoofdroute, de nevenroute en de hoogtepunten’.” Wild denkt dat sommige studenten altijd bij één instelling en programma zullen blijven. En het zal ook afhangen van de opleiding: bij geneeskunde heeft flexibel studeren minder zin dan bij een opleiding waar je met complexe vraagstukken zoals klimaatverandering te maken hebt.  

Studenten kiezen hier met de benen 

In tegenstelling tot bovengenoemd project richt het Vlaams-Nederlandse samenwerkingsverband Kies Op Maat zich op het fysiek kunnen volgen van vakken. Het platform heeft ten doel een overzicht te scheppen van vakken van hogescholen en universiteiten die voor studenten van buitenaf te volgen zijn. Op dit moment zijn er 31 instellingen vertegenwoordigd. 

De vakken waar het om gaat behoren tot minoren, en dat maakt het makkelijker voor de student, wiens eigen universiteit met hetzelfde type clusters werkt, om niet in de knoop te komen met roosters.Minoren zijn georganiseerd per periode, waardoor een student veel makkelijker op reis kan gaan om het onderwijs elders te volgen, zegt coördinator Hans van Driel. We hadden het zonet over remote onderwijs, maar studenten kiezen hier met de benen.” 

Met minoren is fysiek onderwijs makkelijker te realiseren dan met losse vakken, beaamt Wild. Maar volgens haar is er juist een goede reden waarom de WUR, UU en de TU/e zich juist richten op losse, voornamelijk digitale vakken. “Ze zijn veel toegankelijker, en de beweging van de student ligt daardoor veel dichterbij”, zegt ze. “Juist op dat vlak zijn we nog totaal niet georganiseerd.” 

Co-creatie

Voor Daniela Trani, beleidsdirecteur aan de universiteit Maastricht en trekker van het Europese project YUFE (Young Universities for the Future of Europe), is fysieke mobiliteit om een andere reden belangrijk. YUFE is een samenwerkingsverband, gefinancierd door de Europese Commissie, van tien Europese universiteiten en vier niet-academische partners. Behalve kennis worden studenten binnen YUFE ook professionele en maatschappelijke praktijkvaardigheden bijgebracht. Studenten kunnen onder meer vrijwilligerswerk doen in verschillende Europese steden, en stage lopen bij de aan YUFE verbonden bedrijven. 

Om de mobiliteitsvraagstukken van studenten op Europees niveau op te lossen maken we gebruik van experts die dat voor álle Europese universiteiten proberen te doen, en die dus niet alleen voor onze alliantie werken”, zegt Trani. Op die manier probeert het ambitieuze consortium met een budget van vijf miljoen euro de kosten te drukken. Ook zet de alliantie studenten in: via co-creatieovereenkomsten denken zij vanuit de behoeften van de student mee over allerlei praktische oplossingen. 

Nog tien jaar praten 

Fysiek of digitaal onderwijs, over één ding zijn de sprekers het eens: flexibilisering lukt alleen als je durft te experimenteren. Trani heeft gemerkt dat er door het pionieren kennis ontstaat over de afspraken die gemaakt moeten worden om het verkeer van studentdata in goede banen te leiden. “Er moest bij ons bijvoorbeeld een data privacy agreement komen, een joint controlship agreement en een werkverkeersovereenkomst. Dat soort dingen zijn mogelijk, maar wel uitdagend. Het kost tijd en geld en je moet echt goed met elkaar blijven praten. 

Wild benadrukt de waarde van kleine overzichtelijke projecten om tot oplossingen te komen: “We zitten allemaal met verschillende administratieve systemen, typen informatie en onderwijsperioden, maar als we die eerst moeten oplossen zijn we nog tien jaar aan het praten. Je kunt beter in klein verband laten zien wat er wel kan, want anders stokt het proces meteen.” Van Driel is het daar ook mee eens: Uiteindelijk moeten er landelijk afspraken komen, maar we maken ondertussen onderlinge afspraken te maken, onder meer over tarieven. Zolang de buitenwereld niet verandert, kunnen we dat zo blijven doen. 

Tijdens de SURF onderwijsdagen sprak minister van Engelshoven niet expliciet over flexibilisering. Wel zei ze veel kansen te zien voor digitaal onderwijs als aanvulling op en soms zelfs vervanging van fysiek onderwijs. Voor het inrichten of aanpassen van onderwijssystemen moet er, ook in de samenwerking tussen publieke en private partijen, gedacht worden vanuit de gebruiker, en moet er rekening gehouden worden met privacy, veiligheid en mogelijkheden tot aanpassing. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK