Selectie bij excellentieprogramma’s heeft geen voorspellende waarde

Nieuws | de redactie
9 december 2020 | Studenten met ouders die laag zijn opgeleid en modaal verdienen, maken minder kans op selectie voor een excellentieprogramma in het hoger onderwijs. Daarnaast blijkt selectie aan de poort niet te voorspellen of een student het excellentieprogramma succesvol zal afronden, blijkt uit recent onderzoek van de Radboud Universiteit en KBA Nijmegen.
Beeld: pikist.com

Onderzoekers van de Radboud Universiteit en KBA Nijmegen hebben onderzoek gedaan naar selectie aan de poort bij excellentieprogramma’s van bachelor-opleidingen. In het recent gepubliceerde artikel is te lezen dat enkele factoren die in een positieve relatie tot selectie staan, geen voorspellende waarde hebben wat betreft een succesvolle afronding van het excellentieprogramma. Tegelijkertijd heeft de sociaaleconomische achtergrond van studenten invloed op hun selectiekans.  

Denkvermogen als verwachte sleutel tot succes 

De onderzoekers stellen dat veel excellentieprogramma’s in het hoger onderwijs, die meestal tijdens het tweede en derde studiejaar plaatsvinden, moeite hebben met het vormgeven van hun selectieprocedure. Dat komt onder andere doordat er weinig kennis is met betrekking tot efficiëntie en kwalitatief goede selectie. Alleen de relatie tussen selectie en studieresultaten lijkt evident positief: hoe beter een bachelor-student presteert, hoe groter de kans op selectie voor een excellentieprogramma 

Zodoende vragen de onderzoekers naar de relatie tussen het kritisch denken en de creativiteit van studenten enerzijds, en hun kans op selectie voor een excellentieprogramma anderzijds. Daarbij verwachten de onderzoekers een positieve relatie te ontdekken tussen de kans op selectie en de creativiteit alsook het kritisch denkvermogen van studenten. Eenzelfde positieve relatie wordt verwacht tussen het kritisch denkvermogen alsook de creativiteit van studenten en een succesvolle afronding van het excellentieprogramma.  

Het denkvermogen werkt niet als voorspeller 

De beide hypothesen worden niet ondersteund door de data die het onderzoek oplevert. Dat blijkt na een uitgebreide enquête onder 846 geselecteerde bachelor-studenten en 311 bachelor-studenten die een excellentieprogramma hebben afgerond. De betrokken studenten studeren aan de Universiteit Maastricht, de Radboud Universiteit, de Universiteit Twente, de HAN of de Hanzehogeschool. 

Het kritisch denkvermogen van studenten werd bepaald middels de Watson-Glaser test. Daarbij worden vermogens zoals argumentatie en deductie getest aan de hand van 40 stellingen. Ook bij het vaststellen van de creativiteit van studenten werd een test gebruikt: de Alternate Uses Test. Daarin wordt gekeken naar de hoeveelheid alternatieve gebruiksmogelijkheden van voorwerpen die een student gedurende 30 seconden wist te benoemen. 

Tussen het kritisch denkvermogen van studenten en hun kans op selectie blijkt een positieve relatie te bestaan. Hun creativiteit lijkt daarentegen niet bij te dragen aan hun selectiekansen. Daarbovenop blijkt noch het kritisch denkvermogen, noch de creativiteit van geselecteerde studenten te voorspellen of ze het excellentieprogramma succesvol zullen afronden.  

Sociaaleconomische factoren beïnvloeden selectiekans 

Niet alleen de cognitieve vermogens en de studieresultaten blijken van invloed op de selectiekansen voor een excellentieprogramma. Ook de persoonlijke achtergrond en niet-cognitieve eigenschappen van studenten, als covariabelen toegevoegd aan het onderzoek, blijken in relatie tot de selectiekansen te staan.  

Wanneer de ouders van een student hoogstens een mbo-opleiding hebben genoten, maakt die student minder kans op selectie dan een student met ouders die een academische opleiding hebben afgerond. Daarnaast blijkt dat studenten met ouders die een bovenmodaal inkomen hebben, meer kans hebben op selectie dan studenten met ouders die modaal verdienen. 

De onderzoekers benadrukken dat het bovengenoemde verschil alleen merkbaar is wanneer geselecteerde studenten worden vergeleken met niet-geselecteerde studenten die ook al niet in aanmerking kwamen voor het excellentieprogramma, omdat ze niet voldeden aan een bestaand selectiecriterium. Dat neemt echter niet weg dat de sociaaleconomische omstandigheden van studenten invloed hebben op hun selectiekans. 

Daarnaast blijk uit de data dat intrinsieke en extrinsieke motivatie, zelfredzaamheid en de mate waarin een student gewetensvol is, in positieve relatie staan tot de selectiekans voor een excellentieprogramma. Ook niet-cognitieve karakteristieken van studenten blijken dus van invloed op hun selectiekans. 

Selectie aan de poort voorspelt niet

De onderzoekers concluderen dat de onderzochte factoren waarmee excellentieprogramma’s studenten kunnen selecteren, geen voorspellende waarde hebben wat betreft het succesvol afronden van dat excellentieprogramma. Daarnaast wordt de selectie zelf beïnvloed door niet-cognitieve karakteristieken zoals de sociaaleconomische achtergrond en de zelfredzaamheid van studenten.  

Het schort dus nog aan eerlijke en gelijke selectiekansen voor alle studenten met allerlei achtergronden, terwijl het voorspellende effect van de gebruikte selectiecriteria afwezig lijkt. 

Naar aanleiding van dit artikel werden Kamervragen gesteld aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. PvdA-Kamerlid Van den Hul vroeg de minister onder meer hoe die van plan is het onderzoek breder te trekken, en hoe de minister ervoor gaat zorgen dat er bij de selectie voor excellentieprogramma’s uitsluitend gebruik wordt gemaakt van criteria met een wetenschappelijk aangetoonde waarde.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK