“Sommige onderzoekers starten een bedrijf, maar daar heb ik geen zin in”

Interview | door Eva Baaren
22 december 2020 | Een goed samenwerkingsproject tussen de kennis- en bedrijvensector levert waardevolle kennis en producten op. Maar hoe gaat zo’n samenwerking in de praktijk, en waar belanden de resultaten? We vroegen het twee winnaars van de RAAK-awards 2020.
VR: een voorbeeld van immersieve technologie. Foto: Thomas Meier

De Hogeschool Utrecht had onlangs wat te vieren: twee onderzoeksprojecten met de hogeschool als penvoerder sleepten een prijs van Regieorgaan SIA in de wacht. De eerste prijs, 10.000 euro, ging naar het in november afgeronde project ZINnig. Het project had ten doel om logopedisten te ondersteunen in de behandeling van kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS). De samenwerking leverde een digitale webapplicatie op voor therapeuten, en een serious game voor kinderen die aan de stoornis lijden. 

Ook ging er 2500 euro naar het project Immersieve Journalistiek en het betrokken publiek, dat begin dit jaar werd afgerond. In dat project werd onderzocht in hoeverre een vergrote emotionele betrokkenheid als gevolg van digitale technologieën zoals virtual reality (VR), 360-gradenvideo’s en augmented reality (daarin worden live beelden voorzien van een extra laag tekst, beeld en/of geluid) een beter begrip van journalistieke informatie oplevert. De uitkomsten zijn onder andere vertaald in een typologie aan de hand waarvan nieuwsmakers gerichte keuzes kunnen maken. 

Beide projecten liepen twee jaar en ontvingen een subsidie van iets minder dan drie ton. De andere helft moesten door de aanvragers gematched worden. Regieorgaan SIA prijst de projecten om de samenwerking tussen uiteenlopende typen experts, kennisinstellingen en marktpartijen. Maar hoe verliep die samenwerking precies, en welke hobbels werden er overwonnen?  

Allianties  

“De publieke omroepen werkten al langer met ons samen”, begint Yael de Haan, lector Kwaliteitsjournalistiek in Digitale Transitie. Ze vertelt dat het idee voor het onderzoek voornamelijk samen met de omroepen ontstond. Op een wetenschappelijk congres volgde ik sessies over VR in de entertainmentsector en de gezondheidszorg. Ik dacht toen: hoe zit dat eigenlijk in de journalistiek? Toen ik dat aan de omroepen vroeg, bleek er een klein groepje aan het experimenteren te zijn. Kort door de bocht zeiden zij tegen mij: ‘Bied ons meer inzicht, want we doen nu nog veel op gevoel’.” 

Ook het logopedieproject startte met oude bekenden. “De Hanzehogeschool Groningen heeft een goed geïndexeerde website voor logopedisten, waaraan we vaker kennis en producten toevoegen”, vertelt projectleider Rob Zwitserlood van het lectoraat Logopedie – Participatie door Communicatie. Ook met de afdeling Taalwetenschap van de Universiteit Utrecht, waar Zwitserlood is gepromoveerd, waren er al goede banden. Nieuwe allianties ontstonden er ook: Zwitserlood betrok een tweede lectoraat op de HU en vroeg de beroepsorganisatie voor logopedisten om ook aan de schuiven. 

Dat was nog best spannend,” zegt Zwitserlood, “want de organisatie had net besloten niet meer aan RAAK-aanvragen mee te doen. Dat terwijl SIA de deelname van beroepsverenigingen in mkb-aanvragen verplicht stelt. Als de beroepsorganisatie haar poot stijf had gehouden, dan hadden we dus nooit meer zo’n aanvraag kunnen doen.” 

Praktische obstakels en inhoudelijke definities 

Ook na de aanvraag moest het logopedieteam obstakels overwinnen. “Onze interne programmeur vertrok tijdens het project, en er was geen opvolger”, zegt Zwitserlood. “We moesten uitwijken naar een commercieel bedrijf, en vonden een educatief softwarebedrijf in Delft.” Een geluk bij een ongeluk, aldus de projectleider, want de samenwerking verliep erg goed. Het projectteam had hiervoor toestemming gekregen van SIA. Die wil weten wat er met het geld gebeurt en welke afspraken je maakt over intellectueel eigendom”, vertelt de projectleider. Dat eigendom bleef in handen van de hogeschool. 

Toch is nog wel een slag te maken in de samenwerking met mensen uit de ICT-wereld”, voegt Zwitserlood toe. “ICTers spreken een andere taal en zijn gewend met kleine circulaire vraaggestuurde ontwikkelstappen te werken, in plaats van zich te richten op de einddoelen uit een aanvraag. “In het begin dachten wij: gaat dit wel ergens heen, misschien komen we er nooit uit! En dan was er ook nog de pandemie. De bruikbaarheidsstudie die we met logopedisten en kinderen hadden gepland, moest verschoven worden naar september.” 

VR is echt old school 

Bij de journalistiekonderzoekers waren de uitdagingen vooral van inhoudelijke aard. Zo gingen de ontwikkelingen bij de publieke omroepen erg snel. “In het begin ging het heel erg over VR”, vertelt De Haan, “maar na een jaar zeiden de redacties: ‘VR is echt old school, het gaat nu over immersive audio.’ Dat is het toevoegen van speciale audioeffecten waardoor de geluidsbeleving van het publiek nog ruimtelijker wordt. Binnen het project konden ze gelukkig snel schakelen: “Voor de wetenschappelijke theorievorming maakte die verschuiving niet zoveel uit, maar voor het praktische product, de typologie, was het verschil belangrijk.” 

Lastiger bleek de definitie van journalistiek. ”Een van de vragen was: welke uitingsvormen zien we als journalistiek, en horen documentaires daar bijvoorbeeld ook bij? Daar kwamen we uiteindelijk met alle partners wel uit, maar tegen het einde van het project ontstond er weer een nieuwe vraag: kan het publiek door de onderdompelende belevenisvorm, die velen kennen uit de film en game-industrie, het onderscheid tussen feit en fictie nog wel maken? Dus nu zitten we na het project nog te denken: misschien moet er een ethische richtlijn komen.” 

En de resultaten? 

De Haan: “Wat betreft onze hoofdvraag: de grootste conclusie is dat makers de technologie ondergeschikt zouden moeten maken aan hun verhaal, en dat emotionele betrokkenheid en een beter begrip vooral optreden wanneer het publiek tijdens dat verhaal zelf keuzes kan maken.” 

“Verder hebben we de typologieën als keuzehulp voor nieuwsmakers gebundeld op een website, vertelt De Haan. Ook is er aantal workshops voor nieuwsmakers gegeven en zijn er drie wetenschappelijke artikelen geschreven. Het prijzengeld wordt besteed aan het bestendigen van kennis voor een volgende generatie makers: het lectoraat ontwikkelt nieuwe onderwijsmodules rondom het gebruik en effect van immersieve technieken.  

Bij ZINnig gaat het prijzengeld niet naar onderwijs, maar naar de doorontwikkeling van de webapplicatie en het digitale spel. We hebben een aantal kleine potjes die we samen gebruiken om een laatste versie van het digitale spel te maken, en de game plus applicatie te laten landen in het werkveld.” Dat is ingewikkeld want die software moet ook worden onderhouden. Zwitserlood wil een vinger in de pap houden om te zorgen dat zijn prototypes op een goede manier op de markt komen. “Sommige onderzoekers starten voor dit soort dingen een eigen bedrijf, maar daar heb ik geen zin in. Ik voel me meer een onderzoeker dan een ondernemer.”  

Hart voor de beroepspraktijk heeft de onderzoeker in elk geval wel: “Logopedie is een vrij kleine beroepsgroep, en het aantal kinderen met een taalontwikkelingsstoornis is relatief groot. Ze hebben geen ambassadeurs in de vorm van bijvoorbeeld bekende Nederlanders. Het is belangrijk dat wij aan die groep aandacht besteden. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK