Als je het bsa afschaft, moet de bekostiging van hogescholen omhoog

Interview | de redactie
6 januari 2021 | Er mankeert nog een hoop aan de bekostiging van hogescholen, laat Henk Pijlman zien, en door de afschaffing van het bsa dreigt dat alleen maar erger te worden. De scheidend bestuursvoorzitter van de Hanzehogeschool heeft de ontwikkeling van de hogeschool tot kennisinstituut van dichtbij meegemaakt, en vindt dat de bekostiging daarop moet worden aangepast.
Henk Pijlman, scheidend bestuursvoorzitter van de Hanzehogeschool. Beeld: RTV Noord

Van hogeschool naar kennisinstituut 

Na een periode van twintig jaar nam Henk Pijlman als bestuursvoorzitter afscheid van de Hanzehogeschool, een instelling die nog maar in weinig lijkt op de hogeschool waarvan hij in 2000 bestuurder werd. Tijdens zijn bestuurstijd verdubbelde het aantal studenten, groeide de variëteit aan opleidingen, kreeg de Hanzehogeschool een campus, en veranderde de hogeschool gaandeweg in een kennisinstituut. 

Je kunt eigenlijk geen vergelijking meer maken,” beseft Pijlman. Twintig jaar geleden had een hbo-docent een bacheloropleiding; nu is achttien procent van onze docenten gepromoveerd. Toen was er bij ons nog geen onderzoek; nu hebben we honderden docent-onderzoekers, vijfenvijftig lectoren, drie Centres of Expertise en meer dan honderd innovatiewerkplaatsen waarin de hogeschool samenwerkt met de omgeving. 

Studenten van de Hanzehogeschool treffen dus een rijkere omgeving aan dan twintig jaar geleden, bevestigt Pijlman, en die verrijking moet worden doorgezet in het nieuwe strategische beleidsplan. Aangezien hij het bestuurdersstokje heeft overgedragen, wil hij daarover niet teveel uitwijden, maar hij vertelt wel dat het onderwijs tegelijkertijd gestandaardiseerd en geflexibiliseerd zal gaan worden.  

Beleefde kleinschaligheid 

“Wij noemen ons onderwijs altijd ‘beleefde kleinschaligheid’; omdat een student niet in anonimiteit zijn opleiding wil volgen, hebben wij achttien instituten die allemaal niet groter zijn dan de middelbare school waar een student vandaan komt. De keerzijde daarvan is echter dat ieder instituut eigen methodes en standaarden hanteert. Dat ontneemt studenten de kans om het profiel van hun opleiding zelf vorm te geven, over de grenzen van de instituten heen”, legt Pijlman uit. 

Door het standaardiseren van bijvoorbeeld administratieve processen die voor het onderwijs onbelangrijk zijn, moet er meer ruimte ontstaan om de individuele studenten beter te begeleiden en hen meer mogelijkheden te geven.  

Verminder administratieve lasten, versoepel accreditatie 

Dat de administratieve lasten de vrijheid van de docent in de afgelopen twintig jaar sterk hebben ingeperkt, ontkent Pijlman niet. “De verantwoording is enorm toegenomen, maar dat geldt ook voor bestuurders; die moeten zich nu verantwoorden richting de medezeggenschapsraad, richting raden van toezicht, de NVAO, de Inspectie, enzovoorts. Dat is niet meer te vergelijken met hoe het was.” 

Daarnaast benadrukt hij dat de administratieve lasten hebben gezorgd voor een professionalisering van het hoger onderwijs. Daaraan was grote behoefte nadat Hogeschool Inholland in 2010 in een geloofwaardigheidscrisis belandde. Pijlman begrijpt echter niet waarom de administratieve lasten tien jaar na die crisis nog altijd even hoog zijn, bijvoorbeeld bij het verkrijgen van accreditaties. 

“Als je een instellingsaccreditatie hebt gehaald, wat pas gebeurt na een langdurig proces waaruit moet blijken dat je kwaliteitszorg in orde is, dan is het niet nodig om ook de individuele opleidingen nog zo’n proces door te laten gaan. Dat kost onevenredig veel tijd en geld. Waarom geven we niet gewoon ons vertrouwen aan een instelling die het goed doet, en verlichten we de administratieve lasten? Als er signalen zijn dat er iets gruwelijk mis is en je zelf niet ingrijpt, kan de inspectie altijd nog langskomen. Dat zou ik veel logischer vinden. Nu zitten ze er altijd maar bovenop, en je wordt nooit beloond als je het goed doet. Waarom veranderen we dat niet?” 

Dat er ook hogescholen zijn die niet kiezen voor een instellingsaccreditatie, en dus accreditaties voor elke individuele opleiding moeten krijgen, ziet Pijlman niet als probleem. “Je kunt hogescholen ook laten kiezen, toch? Maar maak dat onderscheid, differentieer naar kunnen en wensen. De crisis bij Inholland heeft tot kwaliteitsverbetering geleid; we zijn nu een eind verder, en daarom moet je gaan belonen waar het goed gaat.” 

Afschaffen bsa moet leiden tot aanpassing in bekostiging 

Gedurende zijn bestuurstijd heeft Pijlman ook verschillende vormen van bekostiging meegemaakt, onder andere de prestatieafspraken die werden gemaakt door Halbe Zijlstra, toenmalig staatssecretaris van OCW. “Die prestatieafspraken snapte ik wel. Maar dat een deel van je geld werd ingehouden en dat je het vervolgens moest terugverdienen, dat heb ik nooit zo geweldig gevonden. Het was al niet heel erg ruim, en voor je het weet belandt een instelling die het moeilijk heeft in een negatieve spiraal, en de student is daarvan uiteindelijk de dupe.” 

Als het gaat om actuele debatten over de bekostiging, verbaast het Pijlman dat er maar zelden een verband tussen het bsa en de bekostiging van hoger onderwijsinstellingen wordt gelegd. Wat hem betreft betekent de afschaffing van het bsa onder andere een keuze tussen maatschappelijk en financieel rendement, waarbij het maatschappelijk rendement voorrang moet hebben.  

“Als een eerstejaars meer tijd nodig heeft, moet die ook meer tijd krijgen,” zegt Pijlman daarom. “Maar hou wel in de gaten dat de huidige bekostiging erop is ingesteld dat de studietijd van een student zo kort mogelijk is. Als een hoger onderwijsinstelling veel langstudeerders heeft, kost hen dat dus klauwen met geld.” Wanneer de Tweede Kamer het bsa afschaft, moet dat volgens Pijlman dus worden vertaald in een aanpassing van de bekostiging. “Als ze dat niet doen, is die afschaffing blijkbaar een daad voor de bühne, omdat de verkiezingen eraan komen.” 

Verhoog de vaste voet van hogescholen 

Niet alleen de afschaffing van het bsa moet aanleiding geven tot een aanpassing van de bekostiging; ook de huidige vaste voetbekostiging van hogescholen, de rijksbijdrage die niet afhankelijk is van het aantal studenten, is volgens Pijlman toe aan verandering. De vaste voet van universiteiten is met gemiddeld zestig procent veel hoger dan bijvoorbeeld de achttien procent van de Hanzehogeschool. Pijlman begrijpt dat universiteiten meer bekostiging nodig hebben dan hogescholen, bijvoorbeeld voor laboratoria, maar de verschillen in de vaste voet doen geen recht meer aan het huidige karakter van hogescholen.  

“De enige reden dat de vaste voet van universiteiten zoveel hoger ligt, is dat het traditie is. Twintig jaar geleden had het hbo alleen opleidingen, en dus een bekostiging die daarop was aangepast,” legt Pijlman uit. Maar het hbo is doorontwikkeld, en daar moet je op anticiperen.” Door de lage vaste voet zijn hogescholen erg afhankelijk van de instroom van studenten, en dat terwijl zo’n tachtig procent van de hogescholen in Nederland in 2030 te maken zal krijgen met krimp. “Dat bevordert dus de onderlinge concurrentie, terwijl we intussen ook nog eens geacht worden een kennisinfrastructuur in de regio overeind te houden.” 

Wat betreft de bekostiging is er voor de Hanzehogeschool nog meer te winnen, want het is één van de twee hogescholen in Nederland die masteropleiding op wo-niveau mag aanbieden. De hogescholen ontvangen daarvoor echter geen extra bekostiging, iets wat onlangs nog tijdens een Kamerdebat werd besproken. Daarbij bleek enkele partijen te vrezen voor een academisering van het hbo. De afzwaaiende voorzitter was echter niet erg onder de indruk van het debat. 

“Ik vond het een heel malotige discussie”, zegt hij onomwonden. “Het gaat helemaal niet om academisering van het hbo. Het gaat maar om vijf masters in het hele land! En als de aanpalende universiteit daar tegen is, dan komt zo’n master er niet. Dan houdt de CDHO het tegen. Het punt is dat wij voor een dergelijke master geen onderzoeksbekostiging ontvangen, maar dat wel zouden moeten krijgen, aangezien we bij de accreditatie wel worden afgerekend op de resultaten. Blijkbaar wisten Kamerleden dat niet. 

Kennisinstituut in de regio 

Met de ontwikkeling van de hogeschool tot kennisinstuut, is ook de rol in de regio verandert. “We hebben Centres of Expertise en innovatiecentra die voor en met de regio werken. Als hogeschool in de regio hebben we nog meer de plicht om die kennisinfrastructuren te onderhouden dan hogescholen in de randstad.” 

Wanneer Pijlman de omstandigheden in de regio Noord-Nederland omschrijft, ziet hij daar sowieso één belangrijke rol voor de Hanzehogeschool weggelegd. Door het afbouwen van de gaswinning verliest de regio namelijk sponsoring van bedrijven zoals de Gasunie, en komen er zo’n twintigduizend banen op de tocht te staan. Samen met het mbo, grote bedrijven en de Rijksuniversiteit Groningen probeert de Hanzehogeschool daar een antwoord op te vinden. 

“Als partner in die kennisketen richten wij ons daarom op het thema ‘waterstof’”, legt Pijlman uit. Dat is de toekomst voor bijvoorbeeld grote gasbedrijven, en tegelijkertijd een grote kans voor Noord-Nederland. Een deel van die kennisontwikkeling vindt hier op de campus plaats.”  

Daarnaast heeft de hogeschool plannen om samen met het mbo en het wo een doorlopende ‘waterstofleerlijn’ op te zetten, om zo niet alleen bij te dragen aan kennisontwikkeling, maar ook professionals op te leiden die met dergelijke kennis kunnen werken. “We werken dus gezamenlijk om het gat in de werkgelegenheid te vullen dat in Noord-Nederland zal ontstaan. Daarin zie je de kracht van Noord-Nederland terug: de lijnen zijn kort, en de verbindingen zijn goed.” 

De betekenis van de rol die de Hanzehogeschool daarin kan spelen, kan echter komen te lijden onder het instandhouden van de huidige vaste voet van hogescholen. Pijlman vreest dan ook dat het uitblijven van aanpassingen in de bekostiging zal leiden tot de teloorgang van mooie samenwerkingen in de regio.  

Hogeschool in een krimpgebied 

Pijlman vertelt dat de krimp van waarover hij het al had vorig jaar is begonnen. Dat die krimp zich dit jaar niet heeft doorgezet, komt met name door de uitbraak van het coronavirus. Zo zijn er op de havo en het vwo veel meer diploma’s uitgereikt dan anders, en werd er op de hogescholen geen bsa gegeven. De statistieken van de middelbare scholen geven volgens Pijlman echter aan dat er in grote delen van Nederland een forse krimp aankomt, en dat de bekostiging daarom moet worden aangepast. Met een aantal hogescholen die zich in een soortgelijke positie als de Hanzehogeschool bevinden, zoals Hogeschool Saxion, de HAN en NHL Stenden, Hogeschool Zuyd en Hogeschool Zeeland, wordt er gekeken naar manieren om de politiek daarvan opmerkzaam te maken.  

Ook lijkt het hem niet ondenkbaar dat hogescholen uit de randstand worden gevraagd om bij te dragen aan de instandhouding van belangrijke opleiding in krimpgebieden.Hogescholen in de randstad krijgen nu extra bekostiging voor de instroom van studenten met een migratieachtergrond die meer tijd nodig hebben. Dat steun ik van harte. Zo zou je ook een regiofonds in kunnen stellen om de kennisinfrastructuur in de krimpregio’s overeind te houden. Maar de verhoging van de vaste voet is in alle gevallen noodzakelijk.” 

De coronacrisis 

De tijd waarin Pijlman afzwaait, is door de uitbraak van het coronavirus gerust bijzonder te noemen. Zo bleek in het afgelopen jaar dat de organisatie van de Hanzehogeschool een stuk wendbaarder was dan Pijlman had verwacht, want de overgang naar online onderwijs werd heel snel gemaakt. Daarbij acht hij het best mogelijk dat huidige verschuivingen in de toekomst tot beter onderwijs zullen leiden. “Je moet echter ook reëel zijn,” zegt hij erbij, “want het onderwijs is nu natuurlijk niet van het hoogste niveau. Het is allemaal een beetje behelpen.” 

Daarnaast merkt Pijlman dat menselijk contact niet vervangbaar is. “In een leergemeenschap leren studenten niet alleen van de docent, maar ook van elkaar. Dat is nu grotendeels weg. Studenten missen het menselijk contact; dat zal tot studievertraging en uitval leiden die anders te voorkomen was geweest.”  

Afscheidsboodschap 

Wanneer hem wordt gevraagd welke boodschap hij bij zijn afscheid wil meegeven, lacht Pijlman maar eens. “Niks. Ik heb geen boodschap meer. Ik heb twintig jaar de tijd gehad om boodschappen over iedereen uit te storten, en daar heb ik veelvuldig gebruik van gemaakt. Nu zeg ik alleen nog maar: bedankt! 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK