Geforceerd veranderen door de pandemie kan een geluk bij een ongeluk zijn

Verslag | door Ramon van Doorn
20 januari 2021 | De pandemie brengt een hoop noodgedwongen veranderingen met zich mee, ook voor het hoger onderwijs. Deze veranderingen kunnen echter bijdragen aan een hogere innovatiedrang, wat het hoger onderwijs best kan gebruiken.
Beeld: StartupStockPhotos via Pixabay

De coronacrisis heeft de hele samenleving veranderd. Het spreekt dus voor zich dat het hoger onderwijs aan het meeveranderen is. Maar waar gaat deze transitie precies heen? Tijdens het NRO-symposium over nieuwe richtingen voor het hoger onderwijs na de coronapandemie werden verschillende veranderingen en toekomstvisies besproken door experts uit het hoger onderwijs.

Teun Dekker, lid van de Programmacommissie Hoger Onderwijs en hoogleraar bij University College Maastricht, verzorgde de opening van het symposium. Het afgelopen jaar was volgens hem hectisch, intensief en tijdrovend. “Maar, zoals ik altijd tegen mijn studenten zeg: dat zijn wel de ingrediënten voor het allerbeste leren. Want dan ga je nadenken over waarom je deed wat je deed. En hoe kan ik het misschien beter doen? Wat is de functie van het hoger onderwijs?”

Nieuwe onderwijsdoelen voor 2030

Het onderwijs zal nooit meer helemaal hetzelfde zijn, denkt Dekker refererend aan de drie kerntaken van het onderwijs volgens onderwijssocioloog Gert Biesta. “Maar als we nu naar de toekomst kijken, en beslissen wat we hieruit willen meenemen, moeten we wel in ons achterhoofd houden wat we willen bereiken. Traditioneel gezien zijn er voor het onderwijs drie functies: kwalificatie, voorbereiden op de arbeidsmarkt; socialisatie, leren hoe ze moeten leven in een samenleving; en persoonsvorming, jezelf vinden. Maar dat betekent iets anders in een andere tijd.”

De snelle veranderingen in de wereld werken door op de functie van het hoger onderwijs, en daarmee ook op wat studenten moeten leren en kunnen. “De OECD, een grote denktank uit Parijs, heeft een prachtig rapport geschreven over wat een student moet kunnen in 2030. Zij brengen het terug tot drie elementen: nieuwe waarde creëren, wat kan door nieuwe kennis op te doen, of door op een nieuwe wijze naar oude kennis te kijken; verantwoordelijkheid nemen, nadenken over wat je belangrijk vindt in het leven en daarnaar handelen; en omgaan met verschillende overwegingen, het afwegen van verschillen.”

Toegankelijkheid hoger onderwijs toegenomen tijdens coronacrisis

Een van de verwachte effecten van de pandemie was dat er minder studenten in het hoger onderwijs terecht zouden komen. Volgens Theo Bakker, Teamleider Analytics van de Vrije Universiteit, is niets minder waar: “De toegankelijkheid van het hoger onderwijs is toegenomen door een aantal beleidsmaatregelen die zijn genomen door corona. Dat is te illustreren met twee thema’s: de instroom en de doorstroom van studenten. Het aantal studenten wat is ingestroomd, is flink toegenomen.”

Wat hier mede voor gezorgd heeft, was het afschaffen van het centraal schoolexamen op het vwo. “Als gevolg daarvan zijn er meer studenten geslaagd. Het tweede aspect is dat heel veel studenten die normaal een tussenjaar nemen, en dat is ongeveer 10% bij de VU, dat dit jaar niet gedaan hebben. Er zijn geen mogelijkheden om te reizen, en ook zijn er minder mogelijkheden om tijdelijk een baantje te nemen. Dat heeft ertoe geleid, dachten wij, dat het aantal studenten toe zou nemen”, licht Bakker toe.

Door het uitstel van het BSA is ook de doorstroom bevorderd en zijn er veel meer studenten van het eerste jaar in het tweede jaar terechtkomen. “De verwachting is wel dat deze studenten uiteindelijk langer over hun studie zullen doen”, relativeert Bakker. “Daarnaast dachten we dat veel studenten een vertraging zouden oplopen, maar dat is niet gebeurd. In maart zagen we wel een kleine dip in het aantal studiepunten, maar dat is in de zomer ingehaald. We verwachten dat dit in het nieuwe jaar hetzelfde zal zijn, met uitzondering van praktijkgericht onderwijs in bijvoorbeeld geneeskunde en tandheelkunde.” Bij deze studies was een gebrek aan praktijkplaatsen, waar nog geen duidelijk antwoord op gevonden is.

Sociaal milieu beïnvloedt kans op selectie

Dat de instroom toch is gegroeid, hoeft niet alleen maar positief te zijn. Zeker bij populaire opleidingen, waar de selectie erg streng is, kan dit tot oneerlijke toelating leiden, denkt Louise Elffers. Zij is lector Kansrijke Schoolloopbanen in een Diverse Stad aan de Hogeschool van Amsterdam en universitair docent Onderwijswetenschappen aan de UvA. “Tussen de toegankelijkheid van het hoger onderwijs op papier en in de praktijk kunnen grote verschillen bestaan. Formele criteria voor instroom, doorstroom en diplomering, zijn in de praktijk soms minder meritocratisch dan beoogd.”

Zo ziet ze bijvoorbeeld dat gelijkwaardige studenten toch verschillend doorstromen, en dat in die verschillen enkele fundamentele patronen zichtbaar zijn. “We zien bijvoorbeeld dat de toelating voor havo en vwo, de doorstroomroutes naar het hbo en wo, niet alleen afhangt van prestaties, maar ook van het sociale milieu waarin leerlingen opgroeien. Datzelfde geldt voor opleidingen met een decentrale selectie. Dit laat zien dat ook andere obstakels een rol kunnen spelen bij jongeren die proberen het hoger onderwijs te bereiken.”

Die obstakels zijn impliciet, en niet bewust geplaatst door instituten of beleid, benadrukt Elffers. Daardoor worden ze ook niet altijd herkend en ervaren. “Juist de indicatie van die meer impliciete obstakels is belangrijk om de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in de praktijk te waarborgen, dus het is belangrijk om de ervaringen van studenten te blijven onderzoeken.”

Huidige selectie werk niet helemaal lekker

Sebastian Steenman onderwijsdirecteur van de bachelor van het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap van de Universiteit Utrecht, denkt dat de selectieprocedures in de toekomst mee zullen veranderen met de opleidingen. “Als er iets in onderwijs en toetsing verandert, zou dat ook gevolgen moeten hebben voor selectie. Dat zijn gevolgen op het gebied van flexibilisering van instructieonderwijs, en een afnemende nadruk op kennisreproductie in toetsing, maar het kunnen ook andere gevolgen zijn.”

Naast deze meer afgeleide effecten, denkt Steenman dat er in ieder geval dit jaar, maar misschien ook op lange termijn, effecten zijn op het beleid voor selectie. “In de VS zien we dat al. Daar is veel minder belang van grote kennistoetsen, en dat zou op lange termijn ook invloed kunnen hebben op Nederland. Daarnaast komt er nu meer nadruk op de achtergrond en context van kandidaten en hoe die invloed heeft op de selectieprocedure. En dat is omdat die selectie mogelijk niet helemaal lekker werkt, en niet meet wat die moet meten, en niet voorspelt wat die moet voorspellen.”

Grote veranderingen kunnen echter niet zomaar worden doorgevoerd, maar Remco Coppoolse, onderzoeker bij het lectoraat Normatieve Professionalisering van de Hogeschool Utrecht, ziet voordelen van deze urgentie die de coronacrisis met zich meebrengt. “Als gevolg van de intelligente lockdown heeft er een razendsnelle verandering plaatsgevonden van fysiek naar digitaal onderwijs. Toen iedereen werd aangeraden om zoveel mogelijk thuis te blijven, haalden docenten alles uit de kast om de studenten te bedienen. Uit onderzoek onder schoolleiders, bleek dat bij 88% van de scholen het afstandsonderwijs was geregeld binnen twee dagen.”

Een veelvoorkomende fout die Coppoolse daarbij ziet,  noemt hij de innovatieparadox. “Een voorbeeld hiervan zag ik in mijn eigen ervaring als vernieuwer, toen mijn voorstel om een cursus af te sluiten met een assessment als toetsvorm werd afgekeurd, omdat dit niet in het studieprogramma was opgenomen. Deze paradox is een dilemma van veel publieke organisaties, omdat ze moeten innoveren om de snel veranderende omgeving bij te houden, maar tegelijkertijd genoodzaakt zijn te excelleren in de operationele bedrijfsvoering.”

De vrijgekomen innovatiekracht na de lockdown is volgens Coppoolse het gevolg van twee bewegingen in het onderwijs. De eerste is dat docenten de ruimte kregen om te innoveren, zonder dat instanties ze beperkingen oplegden. De tweede is dat betrokkenen zich opnieuw oriënteerden op de hogere doelen, in plaats van zich vast te houden aan overtuigen of systeemgrenzen. “De vraag is nu hoe we de vrijgekomen innovatiekracht na het coronatijdperk kunnen behouden.”

Hoger onderwijs wordt beconcurreerd door private durfkapitalisten

Derek Jan Fikkers, directeur Strategie en Beleid van de Universiteit Twente, ziet deze twee bewegingen ook, maar ziet ook waarom deze bewegingen zo belangrijk zijn. “Veel sectoren zijn inmiddels totaal anders dan ze 20 jaar geleden waren. De nieuwe marktleiders zijn innovatiever, goedkoper en weten hun dienstverlening te integreren met andere producten en diensten.” Dit soort veranderingen, die men systeemdisrupties noemt, hadden ook al voor de coronacrisis hun weerslag op hogescholen en universiteiten.

Er is een hoop nieuwe concurrentie, vertelt Fikkers. “En in veel gevallen wordt het onderwijs bij die nieuwe initiatieven verzorgd door topdocenten of door instellingen die hoger staan in rankings dan Nederlandse universiteiten. En juist omdat hun onderwijs digitaal is, is de schaalbaarheid enorm en het collegegeld laag. Daardoor is het online onderwijs ideaal voor durfkapitalisten. In de eerste acht maanden van 2020 investeerden zij maar liefst 11 miljard in deze commerciële bedrijven, die investeerders vooral rendement willen bieden.”

Wat hebben publieke hoger onderwijsinstellingen dan nodig om ook in de toekomst nog relevant te blijven? “Ze moeten zelf fundamenteel nadenken over wat ze bieden aan de maatschappij. Toegevoegde waarde die anders is dan wat de disruptieve partijen bieden. Aan dit soort grote disrupties kunnen hoger onderwijsinstellingen zich niet onttrekken.”

Gecontroleerd experimenteren met waarborging van publieke waarde is dan de beste optie, vindt Fikkers. “Maar om te experimenteren in de praktijk is meer flexibiliteit nodig vanuit Den Haag. Nu lopen universiteiten in pilotexperimenten tegen de grenzen van de regels aan.” Het is bijvoorbeeld juridisch erg ingewikkeld om als hoger onderwijsinstelling een samenwerking te starten met een private onderneming. Volgens Fikkers wordt te veel nadruk op de risico’s gelegd, waardoor te vaak de handrem erop gaat.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK