Het hbo kijkt neer op het mbo, en dat is zonde

Interview | de redactie
5 januari 2021 | Na veertig jaar actief te zijn geweest in bestuursfuncties binnen het beroepsonderwijs, nam Ineke Delies onlangs afscheid van haar dubbel-lectoraat bij NHL Stenden Hogeschool en het ROC Alfa-college. Ze weet dat de regio gebaat is bij saamhorigheid en vloeibare grenzen binnen het beroepsonderwijs, maar heeft de kloof tussen hbo en mbo alleen maar zien groeien.
Ineke Delies

Voor haar dubbel-lectoraat ‘Duurzame innovatie in de regionale kenniseconomie’ aan NHL Stenden en ROC Alfa-college, hield Delies zich intensief bezig met publiek-private samenwerkingen, duurzame partnerschappen, regionale innovatie en Leven Lang Leren – net als in de voorgaande 28 jaar. “Ik bleef het interessant vinden,” lacht ze, daarom bleef ik ook zo lang hangen, dat ik me bijna moest gaan verontschuldigen. 

Een lectoraat ten bate van de regio 

Eén van de redenen waarom Delies zoveel belang hecht aan samenwerkingen tussen onderwijsinstellingen en bedrijven, is de urgentie van Leven Lang Leren in kwetsbare regio’s zoals Zuidoost-Drenthe. Dat gebied kent ze goed; ze werkte er niet alleen, maar is er ook geboren en getogen.Ik wist ook dat de mensen daar vaak dachten dat ze het toch wel niet zouden kunnen. Ik dacht: ‘ik heb het ook gekund, dus kom op, probeer het toch’. En ik kende al veel mensen in het Noord-Nederlandse bedrijfsleven waarvan ik dacht dat ze wel met mij zouden willen meedenken. Daar ben ik als eerste gaan kijken toen ik lector werd. 

Daarnaast had die regio te kampen met een wegloop van innovatieve mensen, de zogenaamde brain drain. Daarmee groeide de behoefte om kennis en kwaliteit vast te houden, precies iets waarop het lectoraat van Delies inspeelde. Toen NHL Stenden in 2009 een nieuwe locatie opende in Zuidoost-Drenthe, vlakbij een locatie van het ROC Alfa-college waarvan Delies directielid was, wist ze meteen waar te beginnen. Een enorm mooie kans, met veel strategische mogelijkheden om meters te maken.” 

Dat de opdracht van haar lectoraat vanuit zowel het hbo als uit het mbo kwam, gaf haar een groot voordeel. De bedrijven waarmee ik veel samenwerkte hadden namelijk vooral behoefte aan werknemers uit een mbo-hbo combinatie, die zowel de praktische kant van het mbo als de theoretische kant van het hbo met zich meebrachten. Zoiets zagen zij als een belangrijke innovatie in de regio.” 

Het hbo en het mbo waren volgens Delies complementair aan elkaar, aangezien het mbo meer praktijkgericht was en kortere lijnen naar de werkvloer van bedrijven had, terwijl het hbo juist meer theoretisch reflectief was en sneller innovatievraagstukken kon identificeren. Omdat de lijnen tussen het mbo en het bedrijfsleven korter waren, hadden ook bedrijven baat bij haar lectoraat. “Via een mbo-hbo combinatie was het voor het bedrijfsleven makkelijker om bij het hbo binnen te komen, om ook te kunnen profiteren van de onderzoeksvaardigheden binnen het hbo.” 

De kloof in het beroepsonderwijs 

Toch heeft Delies, met name in de laatste jaren van haar lectoraat, van dichtbij waargenomen dat er een groeiende kloof bestaat tussen het hbo en het mbo. “Tijdens verkennende gesprekken over de ontwikkeling en uitvoering van innovatievraagstukken was ik bijna altijd de enige die erop wees dat dit ook het mbo betrof, en niet alleen het hbo. Net alsof mbo’ers wel handen hebben, maar geen hersenen. De hoogte van de opleiding is meer en meer een garantie voor maatschappelijk succes geworden, waarbij lageropgeleiden snel worden gezien als losers. Er is nu, meer dan vroeger, sprake van een soort hooghartigheid en respectloosheid van hogeropgeleiden ten aanzien van lageropgeleiden. Daar ben ik wel wat droevig over.”  

Het is volgens Delies belangrijk om te zorgen dat er meer saamhorigheid ontstaat binnen het gehele beroepsonderwijs, dus ook tussen het mbo en het hbo. Daarbij ziet ze een sleutelrol voor het hbo, dat als het ware tussen het wo en het mbo ligt. “Het hbo verzorgt beroepsonderwijs, maar is tegelijkertijd ook een university of applied sciences. Dat betekent dat ze niet alleen met de onderzoekskant van doen hebben, maar ook met de beroepskant.” 

Vanuit die beroepskant zou de verbinding tussen het hbo en het mbo sterker moeten worden, waarbij het hbo meer onderzoekservaring meebrengt, en het mbo een betere regionale insteek. “De regio was heel lang een onderwerp voor het mbo en niet voor het hbo. Maar als je kijkt naar innovatievraagstukken in een regio, dan gaat dat vaak niet ofwel het hbo ofwel het mbo aan, maar vraagt het om een combinatie. De grens tussen hbo en mbo moet dus vloeibaarder zijn.” 

Daarbij mogen onderwijsinstellingen in kwetsbare regio’s als Zuidoost-Drenthe zich best bewust zijn van het verschil dat ze daar kunnen maken. “Als je in de regio werkt, betekent dat niet dat je een sukkeltje bent in Zuidoost-Drenthe bij Klazienaveen. De regio is een schaal, een cultuur, elkaar kennen. ‘De’ regio bestaat niet; het is een omgeving die je met elkaar bepaalt. Een regio rondom Amsterdam is gewoon iets anders dan een regio rondom Assen, daar heb je andere dynamieken en perspectieven.” 

Verbindingskracht en combinatievermogen 

Bij haar afscheid hield ze een afsluitende lectoraatslezing met de titel ‘verbindingskracht in vluchtige tijden’, een combinatie van termen die niet vanzelfsprekend lijkt. Verbindingskracht is één van de twee kernwoorden uit mijn proefschrift, waaruit vervolgens mijn lectoraat is ontstaan. Uit mijn proefschrift bleek dat verbindingskracht en combinatievermogen onmisbaar zijn in succesvolle strategische allianties. Bij het opzetten van een innovatief en duurzaam samenwerkingsverband, moet je dus partners uitkiezen op basis van die twee factoren. Innovaties zijn relationeel. Ze komen en gaan, maar als je de juiste partners kiest, blijven ze ook.  

Die verbindingskracht geldt in de eerste plaats de wil en het vermogen van bedrijven en onderwijsinstellingen om zich duurzaam en langer dan een korte termijn aan een dergelijk netwerk of een samenwerkingsverband te binden. Daarbij zijn de mentaliteit en het besef dat je partners in ontwikkeling bent veel belangrijker dan de financiën en subsidieregelingen. Financieën en gesubsidieerde projecten worden door veel ondernemende mensen juist ervaren als een blokkade om echt vrij innovatief te zijn.” 

De vluchtigheid is toegenomen 

De vluchtige tijden, die het tweede deel van de titel van haar afscheidslezing benoemt, hebben volgens Delies gevolgen voor de kwaliteit van samenwerkingsverbanden. Gedurende haar lectoraat heeft ze gemerkt dat er steeds minder bereidheid is om zich voor de middellange termijn te verbinden aan één netwerk. Die tendens ziet ze niet alleen bij bedrijven, maar ook meer en meer bij onderwijsinstellingen en studenten.  

Die vluchtigheid wordt deels veroorzaakt door concurrentie tussen de vele netwerken”, zegt Delies. “In de loop van mijn lectoraat is het onderwerp ‘netwerken’ heel erg opgekomen, en zijn de netwerken als paddenstoelen uit de grond geschoten. Doordat de keuze gegroeid is, springt men nu veel sneller en vaker dan vroeger van het ene naar het andere netwerk. De vluchtigheid is bijvoorbeeld ook zichtbaar aan de sterker wordende neiging om opdrachten uit het bedrijfsleven bij studenten te leggen, met de verwachting om op zo kort mogelijke termijn resultaat te zien.  

Een tweede oorzaak ligt in het karakter van strategische allianties. Dat zijn namelijk samenwerkingsrelaties, en die zijn niet altijd tegelijkertijd uitvoeringsrelaties. “Verbonden zijn door een samenwerkingsrelatie betekent dus dat je niet uitsluitend met partijen wilt samenwerken om middels een project subsidies of status te krijgen, maar omdat je denkt dat je partners bent in een ontwikkeling. Dat zorgt er namelijk ook voor dat bedrijven geïnteresseerd blijven in hogescholen en ROC’s, als partners in ontwikkeling, want veel bedrijven hebben dat nodig om te overleven. En omgekeerd geldt ook dat het beroepsonderwijs de bedrijven nodig heeft. 

De publieke taak van het onderwijs 

Terwijl er binnen onderwijsinstellingen zelf al een vorm van vervluchtiging merkbaar is, wijt Delies de algemene vervluchtiging in publiek-private samenwerkingsverbanden ook aan de rol die het beroepsonderwijs daarbij inneemt. Ze benadrukt de publieke rol van het mbo en hbo, die goed moet worden ingevuld. 

“Er ligt een maatschappelijke opdracht voor de strategische sleutelfiguren binnen het beroepsonderwijs. Die mensen moeten het voortouw nemen bij het aangaan van relaties met private partijen, waarmee ze gaan samenwerken vanuit hun publieke plicht. Daarbij moeten onderwijsinstellingen werken vanuit hun kerntaak, het ‘leren’, en het bedrijfsleven vanuit hún kerntaak, namelijk ‘werken’. Zo kunnen ze elkaar laten delen in de specifieke kennis die ze hebben.”  

Delies beseft dat een toenadering tussen het bedrijfsleven en het beroepsonderwijs van beide kanten moet komen. “Maar het onderwijs heeft een andere positie dan het bedrijfsleven, met de taak om het publieke belang te dienen.” Ze ziet het dan ook als de taak van onderwijsbestuurders om, met hart voor de regio, het voortouw te nemen in samenwerkingsverbanden die ingaan op de innovatie-behoeften van die regio.  

Zet de deuren open, houd de partners vast 

Hoewel de vorm van haar afscheid vijf keer werd aangepast vanwege de coronacrisis, is het er nu dus toch van gekomen. Als ze gevraagd wordt of ze nog een boodschap heeft voor de hogescholen, is ze duidelijk. “Met name in deze coronatijd heb ik gezien dat onderwijsinstellingen en bedrijven anders reageren op een crisis. Hbo- en mbo-instellingen keren zich dan naar binnen toe, terwijl het bedrijfsleven juist naar buiten treedt. Hogescholen en ROC’s moeten echter de deuren openhouden, wat ze nu niet doen, en vanuit een wederzijdse saamhorigheid moeten ze het bedrijfsleven vasthouden.” 

Hoewel er nog veel te zeggen en te doen is, vindt Delies het tijd om het stokje over te dragen aan anderen. Ik ben heel blij dat ik zo lang, waaronder twaalf jaar als lector, de kans heb gehad om de combinatie te maken tussen hbo en mbo, dus het is niet alleen sneuïgheid. Ik ben erg trots op alles wat we hebben bereikt. Maar ik vind ook dat ik moet waarschuwen voor de gevaren die op de loer liggen. We moeten alert blijven om de vele verbindingen en publiek-private samenwerkingsverbanden die tijdens het lectoraat zijn ontstaan, samen met de honderden partners te behouden. Daarbij hoop ik dat ‘verbindend blijven in saamhorigheid’ de belangrijkste succesfactor zal zijn. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK